In het reisverslag van een Iraniër in Israël reflecteert auteur Mohsen Banaie op zijn eigen rol als vluchteling en zijn veranderende kijk op Joden en Israël, het land dat hem van jongs af aan als vijand is voorgespiegeld. Als jongen van dertien had Banaie een poster boven zijn bureau hangen met de Rotskoepel en de tekst Al Quds lana, ‘Jeruzalem is van ons’. In Teheran geboren, ontvluchtte hij als twintigjarige zijn vaderland. In Keulen, waar hij met zijn vrouw en twee kinderen woont, heeft Banaie zijn eigen kliniek. De 58-jarige orthopeed en chirurg studeerde daarnaast vergelijkende taalwetenschappen en schrijft over de pre-islamitische cultuur van Perzië. Onder het pseudoniem Mazdak Bamdadan ontmantelt hij in het Farsi mythen uit de moslimwereld. Ook is Banaie actief in de oppositie tegen het moellahregime in Teheran.
Waarom heeft u dit boek geschreven?
Allereerst om met mijn verleden en achtergrond af te rekenen. Ik kom uit een conservatief religieus gezin en vervolgens begon ik mij links te oriënteren. Een anti-Israëlische houding hoorde daarbij. Ook ten tijde van de sjah was de zin ‘het zionisme is de kettinghond van het imperialisme’ populair onder de oppositie van marxisten en islamisten. Maar de meerderheid van de bevolking was er niet mee bezig. Die had hooguit een idee dat ergens ver weg Joden en Palestijnen elkaar de schedel insloegen. De Joden waren slecht, de Palestijnen goed. Dat had verder weinig met het alledaagse leven van de Iraniër te maken. Toen de ayatollahs aan de macht kwamen, veranderde dat natuurlijk en werd Israël staatsvijand nummer één.
Daarbij komt de eindtijdgedachte in het sjiisme [de in Iran overheersende stroming binnen de islam, red.] over de terugkeer van de mahdi, die als verlosser zijn eindstrijd bij Jeruzalem zal voeren. Daarbij zal de ene helft van de Joden vernietigd worden en de andere helft bekeerd. Met dit soort ideeën ben ik opgegroeid en het was best een lange weg om mijzelf hiervan te verlossen.
Die ‘verlossing’ vond al plaats voordat u Israël bezocht.
Ongeveer twaalf jaar geleden heb ik een artikel in het Perzisch geschreven waarin ik stelde dat Israël een normaal land is met goede en slechte kanten. Een land dat misdaden heeft begaan, maar net zo goed de mensheid grote diensten heeft bewezen, zoals Amerika of Frankrijk. Ik schreef dat wij Israël met andere ogen moeten bekijken, net zoals wij andere landen bekijken.
Dat stuk leidde tot veel ophef in de Iraanse gemeenschap. Natuurlijk werd ik een ‘agent van de Mossad’ genoemd. Het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken stuitte op mijn artikel en heeft het woord voor woord op zijn website geplaatst. Toen vond ik dat het tijd werd het land eens met eigen ogen te gaan bekijken.
Wanneer bezocht u Israël?
Dat was in 2018 en 2019. De eerste keer met mijn vrouw Sahar, de tweede keer heb ik mijn zoon opgezocht die een uitwisseling deed met de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem.
Dat moeten de moellahs toch als verraad gezien hebben. De Iraanse geheime dienst maakt jacht op dissidenten in het buitenland.
Ik had daarvoor al een veel grotere zonde begaan. Ik schreef een boek waarin ik op basis van een analyse van klassieke islamitische geschriften, de geschiedenis van de islam compleet op z’n kop zet en concludeer dat Mohammed helemaal niet heeft bestaan. De islam is pas veel later ontstaan. Dat boek kwam pas uit toen ik Israël al had bezocht, dus werd beweerd dat de Mossad het betaald had. Ik heb helaas nog geen cent ontvangen.
Israel auf iranisch gaat over Joden en Iraniërs. Waarom heeft u het in het Duits geschreven?
Ik denk dat ik voor dit boek niet de taal heb gekozen, maar dat de taal mij heeft gekozen. Het was lang niet zo goed geworden als ik het in het Farsi had geschreven, de taal van mijn moederland. Eigenlijk denk ik over dit onderwerp in het Duits, omdat mijn huidige ideeën over Israël zich met name in Duitsland hebben ontwikkeld. Als ik in een ander land terecht was gekomen, was het een heel ander boek geworden.
‘Natuurlijk werd ik een agent van de Mossad genoemd’
In Israël hebben mijn Duitse en Iraanse ik elkaar ontmoet. Ik heb op mijn reis veel over mijzelf geleerd en ervaren hoezeer ik met Duitsland verbonden ben. In zekere mate ben ik zelf Duits geworden. En wellicht heb ik onbewust ook iets van die Duitse Kollektivschuld van mijn collega’s overgenomen. Niet dat ik mij schuldig voel, ik heb natuurlijk niets met de geschiedenis van de Shoa te maken.
Een Joodse lezer zei tegen mij: “U heeft mij zoveel over mijn volk bijgebracht waar ik niets van wist, zoals bijvoorbeeld de hechte historische culturele band tussen Iran en Israël.” Dat vervult mij met trots.
Wat vertelt u ons over Israël, behalve dan hoe u zelf bent veranderd?
Het boek bestaat uit drie lagen. De eerste is wat ik concreet meemaak. Bijvoorbeeld dat ik op het vliegveld drie uur lang door de security wordt doorgezaagd of ik weet hoe de promenade in Tel Aviv eruitziet. De tweede laag is de communicatie met mijn vrouw en mijn zoon, hoe wij met elkaar bespreken wat wij meemaken. Het zal de lezer opvallen dat mijn vrouw mij de hele tijd uitmaakt voor ‘Wilhelm Friedrich’ omdat ze mij zo Duits vindt. De derde laag is voor mij het belangrijkst. Dat is de historische culturele band tussen Iraniërs en Joden. Die heb ik geprobeerd te tonen, zonder te oordelen, zonder een kant te kiezen. Ook niet wat betreft het Palestijnse vraagstuk.
Wat zijn die overeenkomsten?
Als ik over Iran spreek, heb ik het niet over het huidige land, maar over de Perzische cultuur. Wij zijn waarschijnlijke het enige land dat altijd een goede band met de Joden heeft gehad. Dat begint al met Cyrus de Grote, de legendarische stichter van het Perzische wereldrijk. Hij liet de Joden uit ballingschap terugkeren om in Jeruzalem de tempel te herbouwen [in de zesde eeuw voor de gewone jaartelling, red.]. Ook als de tweede tempel in het jaar 70 door de Romeinen wordt vernietigd en Joden als slaven worden afgevoerd, vlucht een groot deel van de Joden naar Perzië. Daar worden zij opgenomen in de Joods-Babylonische gemeenschap die daar was achtergebleven.
Iran is altijd een toevluchtsoord geweest. Ook recenter, toen in de Tweede Wereldoorlog pogroms in Irak uitbraken, de farhud. Veel Joden vonden toen hun toevlucht in Iran. Na de stichting van de staat Israël, toen alle Joden in Irak het leven onmogelijk werd gemaakt, zijn zij veelal via Iran naar de Joodse staat gevlucht.
Nu leeft de Joodse gemeenschap in Iran als gijzelaars van het regime, zodat de moellahs kunnen zeggen: “Kijk, wij zijn niet antisemitisch, we hebben alleen een probleem met Israël.”
Zo is het niet altijd geweest. Ik beweer niet dat Iran het paradijs was, maar Iraanse Joden voelden zich altijd met het land verbonden en dat is nog steeds zo. De meeste Joden in Israël zijn migranten van de tweede of derde generatie. Meestal raakt de taal van herkomst binnen twee generaties in onbruik. Bij de Joden uit Iran is dat niet het geval. Na drie generaties eten en spreken zij nog steeds Perzisch en luisteren zij naar Perzische muziek.
Dat komt volgens mij doordat hun voorvaderen nooit als slaaf daarnaartoe zijn gevoerd of vervolgd zijn. Dat is blijven hangen in het collectieve bewustzijn. Ik heb zo vaak in Israël uit Iran afkomstige Joden horen zeggen: wij kunnen niet kiezen tussen Iran en Israël. Beide zijn ons vaderland.
Nu zijn de twee landen vijanden.
Ja, maar vergelijk dat eens met de andere islamitische landen waar Joden zijn verdreven, omdat de vijandigheid in de samenleving zo groot was. In Iran hebben Joden het land verlaten om politieke redenen, net zoals miljoenen andere Iraniërs. Er leven nu acht miljoen Iraniërs in het buitenland. De Perzische diaspora is niet een specifiek Joods probleem.

In hoeverre kun je de Joodse diaspora vergelijken met de Iraanse waar uzelf deel van uitmaakt?
Als Iraniërs willen wij niet dat religie een grote rol in ons leven speelt. Wij willen als seculiere mensen leven. Dat is een contrast met de Joden, voor wie de religie juist geholpen heeft hun identiteit bijna tweeduizend jaar te bewaren. Ik denk dat ons beloofde land eerder cultureel van aard is.
Eigenlijk had ik de hoop min of meer verloren, maar bij de demonstratie van de Iraanse oppositie, vorig jaar in Berlijn, waren meer dan honderdduizend Iraniërs aanwezig uit alle hoeken van Europa. Sommigen waren 26 uur onderweg om te kunnen meedoen.
In uw boek heeft u het over de vele overeenkomsten tussen het jodendom en het sjiisme, meer nog dan de soennitische variant van de islam
Mijn theorie is dat het sjiisme is voortgekomen uit het geloof van Joodse christenen. Joden die tot het christendom waren bekeerd, maar nog steeds sterk met hun oorspronkelijke geloof verbonden waren. Joden hebben de masjiach, sjiieten de mahdi. Hoewel het ritueel niet in de Koran genoemd wordt, doen ook moslims aan besnijdenis. Bij sjiieten is die extra belangrijk. Voor Abraham was besnijdenis het teken van het verbond met God. In het sjiitische geloof komen de imams zelfs besneden ter aarde als bewijs van hun pure geloof. Zij kunnen namelijk geen seconde zonder dat geloof.
‘Waarom keren moslims aan het einde der tijden terug naar Jeruzalem en niet naar Mekka?’
En dan heb je het einde der tijden. Waarom zouden in die periode de moslims naar Jeruzalem terugkeren en niet naar Mekka? Net zoals veel charediem de Joodse staat niet erkennen voordat de masjiach terugkeert, heb je ultraorthodoxe sjiieten die de Islamitische Republiek Iran niet erkennen voordat de mahdi verlossing brengt. En zo zijn er meer parallellen.
Dan is juist de Iraanse obsessie met Israël opvallend. Hoe serieus moeten wij de vernietigingsretoriek tegen de Joodse staat en het dreigen met nucleaire wapens nemen?
Totaal niet. In eerste plaats zijn de Iraanse leiders vooral geïnteresseerd in de grootte en de inhoud van hun portemonnee. Zij weten best dat als zij een raket richting Israël sturen, zij een hagelstorm aan raketten terugkrijgen. Zij bouwen die bom alleen maar als afschrikking om hun eigen voortbestaan te verzekeren.
Wat zou u uw voormalige landgenoten willen vertellen over Israël en Joden als u daar de mogelijkheid toe had?
Hoewel ik veel sympathie voel voor Israël, moeten wij dat land vooral om pragmatische redenen anders beschouwen, ongeacht mijn persoonlijke voorkeur. Wij leven in een regio te midden van Arabieren die steeds vaker om politieke redenen gedwongen zijn met Israël samen te werken. Maar de vraag is of zij het bestaan van een Joodse staat ooit zullen aanvaarden, terwijl wij Iraniërs en Joden juist een lange en hechte band met elkaar hebben. Wij kunnen veel van elkaar leren.
‘Het Iraanse regime kraakt op zijn grondvesten’
Zo is Israël in staat gebleken om als land met een grote religieuze minderheid [de ultraorthodoxie, red.] een seculiere staat te blijven. Die uitdaging staat ons ook te wachten als het regime van de ayatollahs eenmaal instort. Ook op het gebied van landbouw en watervoorziening kunnen wij veel van Israël leren. Onze watervoorraden zijn zo goed als uitgeput. Dat heb ik al in veel artikelen geschreven. In eerste instantie werd ik voor Mossadagent uitgemaakt, maar inmiddels vind ik steeds meer gehoor en dat komt volgens mij omdat er geen ander islamitisch land is dat van oudsher zulke goede betrekkingen met Joden onderhield als Iran.
Precies een jaar geleden, na de moord op Mahsa Amini, begonnen de massaprotesten tegen het Iraanse regime. Die zijn afgezwakt en inmiddels lijkt het regime weer stevig in het zadel te zitten.
Nee, dat lijkt alleen maar zo. De protesten tegen het regime zijn met de jaren steeds groter geworden, volgen elkaar sneller op en duren steeds langer. De laatste protesten hebben ruim drie maanden geduurd en vinden nog steeds plaats. Vrouwen dragen geen hoofddoek meer, dat was vijf jaar geleden onvoorstelbaar. Onder veiligheidsagenten vindt een golf van zelfmoorden plaats omdat zij zwaar onderbetaald worden en onder grote druk staan.
Misschien weerstaat het regime nog de volgende protestgolf, maar gezien de jeugd die naar vrijheid snakt en het groeiende onvermogen de problemen onder het tapijt te vegen, is het een kwestie van tijd totdat het regime zal vallen. Het kraakt op al zijn grondvesten.
Mijn vrouw vraagt zich altijd af wanneer het Midden-Oosten eindelijk vrede en rust zal vinden. In mijn boek antwoord ik daarop: als Rita Yahan Farouz, de beroemde Israëlische zangeres met Iraanse wortels, in het stadion van Teheran een concert kan geven.