Opperrabbijn Binyomin Jacobs van het Ipor is vorige week donderdag bij een tankstation in zijn woonplaats per auto aangevallen. „Ik had getankt en wilde betalen, toen ik twee jongens van Arabische afkomst in een auto naar mij zag kijken. Ik wachtte maar even met oversteken tot ze weg waren, maar ze bleven wachten, dus stak ik toch over. Toen gaven ze opeens gas en stopten daarna om mij uit te schelden. Ik kon net op tijd wegspringen.” Jacobs heeft er geen lichamelijk letsel aan overgehouden, maar heeft de actie wel ‘als een aanslag ervaren’. „Het geeft een unheimisch gevoel,” zegt hij. „Ze hadden het duidelijk op mij gemunt, ze wilden me angst inboezemen.” Jacobs, die het nummerbord had onthouden, heeft het incident gemeld bij de politie, maar verwacht niet er nog iets van te horen. „Er is op zich niets strafbaars gebeurd, dus kan de politie er niets mee. Ik heb ook geen officiële aangifte gedaan. Als ik dat zou doen iedere keer dat ik word uitgescholden omdat ik Joods ben, kan ik bijna elke dag naar het politiebureau.” Afgelopen zomer werden er tijdens de oorlog in Gaza bij Jacobs thuis stenen door de ruit gegooid.