Op 18 maart jongstleden werd in hartje Paramaribo een monument onthuld ter nagedachtenis aan de 105 Surinaamse Joden die tijdens de Sjoa zijn vermoord. Daarmee krijgt een vergeten geschiedenis een gezicht.
Aan de Keizerstraat in Paramaribo, daar waar een synagoge en een moskee gebroederlijk naast elkaar staan, werd op het terrein van de asjkenazische Neve Shalom-synagoge op 18 maart een bijzondere ceremonie gehouden. In het bijzijn van onder anderen Alexander Avram, de directeur van de namenhal van Yad Vashem en de Nederlandse en Israëlische ambassadeur voor onder meer Suriname, Mordehai Amihai-Bivas, werd een monument onthuld ter nagedachtenis aan 105 Surinaamse Joden die omkwamen tijdens de Sjoa. Het lot had ervoor gezorgd dat ze toen de oorlog uitbrak op de verkeerde plek waren: in Nederland.
De gehele Surinaams-Joodse gemeenschap telde op dat moment 700 leden. Er was altijd al veel personenverkeer tussen Suriname en Nederland, en als je bijvoorbeeld als Surinamer een universitaire studie wilde volgen dan deed je dat in Nederland, waarvan Suriname toen nog een kolonie was (het werd onafhankelijk in 1975). Ook werkten er veel Surinaamse Joden aan deze kant van de oceaan. Tijdens de oorlog werden zij, net als de andere Joden in Europa, slachtoffer van de Jodenvervolging. De jongste van deze Surinaamse groep was 12, Rebecca Polak, de oudste was 85, Helène Elise Leefmans-Ballin.
Onderzoek
Lange tijd bleef deze geschiedenis in het Zuid-Amerikaanse land in schaduwen gehuld, totdat Jacob Steinberg, lid van Chai, de vriendenvereniging van de Joodse gemeenschap in Suriname, zijn schouders onder het plan zette om voor deze slachtoffers een zichtbare herinnering te creëren. De wens bestond al twintig jaar, maar het duurde even voordat het kon worden gerealiseerd.
Dat de Joden van Suriname destijds de financiers waren van Mikveh Israel in New York, het eerste permanente Joodse gebedshuis in de Verenigde Staten, was voor de Jewish American Society for Historic Preservation reden voor een belangrijke donatie. Bijdragen waren er ook van enkele grote gevers in Suriname en de vriendenvereniging Chai. Ook werd er onderzoek gedaan, want er was niet veel bekend over het lot van deze groep. Zo waren er bij Yad Vashem aanvankelijk slechts zo’n 50 á 60 Surinaamse slachtoffers bekend. In werkelijkheid bleken dat er 105 te zijn, onder wie ook Abraham Fernandes. Hij had zich bij de verzetsgroep ‘De Geuzen’ aangesloten en werd gearresteerd nadat hij als medewerker van Shell had geprobeerd de Rotterdamse Raffinaderij te saboteren. Hij bezweek onder de martelingen in de Scheveningse gevangenis en werd voor zijn verzetswerk postuum door koningin Wilhelmina onderscheiden.
Zeven vertegenwoordigers van Surinaamse geloofsgemeenschappen, zoals hindoestaanse, katholieke, protestantse, moslim en joodse, lazen deze middag in Paramaribo ieder een aantal namen op van de Surinaamse slachtoffers. Ze werden allemaal genoemd, bijvoorbeeld Maurice Samuel Polak, chirurg, die met zijn vrouw Henriette en vier kinderen omkwam in Auschwitz en Juda Israel Levie, manager bij De Bijenkorf, die met zijn vrouw Mietje en hun tienerzoon Fritz werd vermoord in Sobibor.
Het lot had ervoor gezorgd dat ze toen de oorlog uitbrak op de verkeerde plek waren: in Nederland
Bloeiperiode
Ronny Reeder, afkomstig uit Suriname maar nu in Nederland wonend en lid van Chai, trad bij de plechtigheid op als ceremoniemeester. Hij vertelt: “In Suriname is deze geschiedenis altijd wat onderbelicht gebleven, het gebeurde allemaal ver weg, in Europa. De Surinamers kennen de Tweede Wereldoorlog vooral als een periode waarin het economisch voor de wind ging. Suriname beschikt over veel bauxiet, een essentiële grondstof voor aluminium, waar de Amerikanen veel behoefte aan hadden voor gevechtsvliegtuigen. Men leefde er dus in een andere realiteit.”
De Surinamers kennen de Tweede Wereldoorlog vooral als een periode waarin het economisch voor de wind ging
Terwijl de Surinaamse Joden in Europa werden vervolgd, vonden Europese Joden in Suriname tijdens de oorlog, en zelfs daarvoor al, een veilig onderkomen. Nadat in Duitsland diverse discriminerende wetten waren uitgevaardigd, ving het in 1938 al 150 leden van de Joodse gemeenschap uit Hamburg op en in 1942 vonden 200 Joden de weg naar Suriname via Frankrijk. Later dat jaar meerde het schip de Nyassa aan in de haven van Paramaribo, met nog eens 150 Joodse vluchtelingen, voornamelijk kinderen.
In de buurt van waar nu de Venezolaanse ambassade staat, verrees een hele wijk voor deze vluchtelingen. De huizen die speciaal voor hen werden gebouwd, bleven tot in de jaren 80 staan. Schrijfster en historica Cynthia McLeod-Ferrier vertelde over die periode op het Surinaamse Jeugdjournaal dat een lang item aan het onderwerp besteedde: “Iedereen hielp mee, zelfs de armsten, om deze mensen te voorzien van bijvoorbeeld potten en pannen. De kinderen gingen gewoon naar school. En in januari van 1942 heeft Suriname openlijk, internationaal, een proclamatie doen uitgaan als protest tegen de Jodenvervolgingen. Daar waren sommige andere landen niet blij mee.”
Lange geschiedenis
In 1630 kwam de eerste groep Joden naar Suriname, via het Braziliaanse Recife. Deze groep sefardiem vestigde zich in de buurt van Thorarica, de toenmalige hoofdstad van het land. In 1652 kwam een tweede groep mee met Lord Francis Willoughby, die van het land een Engelse kolonie maakte, en in 1664 vestigde nog een groep Joden zich in het land, toen Guyana door de Fransen werd veroverd op de Nederlanders. De Joden in Suriname verkeerden in een unieke positie. Zij kregen in 1669 officieel toestemming voor het stichten van een eigen gemeenschap met vrijheid van godsdienst en rechtspraak. Stanley Sidoel, directeur bij het directoraat Cultuur van het Surinaamse ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur, benadrukte dat de Joodse gemeenschap een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de Surinaamse cultuur, economie, de regering en de maatschappij.
De in Nederland wonende Sonja de Lange, die het NIW op het nieuws van de onthulling wees, heeft een heel eigen geschiedenis: “Ik ben van 1939 en mijn zus Carla van 1940. Onze moeder, Sophie Salomons, is in 1911 in Suriname geboren en in 1936 in Nederland getrouwd. Onze ouders zijn in Auschwitz vermoord en wij hebben het overleefd door de onderduik. In januari 1946 zijn mijn zus en ik met de boot naar Suriname gegaan, naar de zus van mijn moeder, Annie, die getrouwd was met Jule Fernandes. Zij werden onze ouders, omringden ons met liefde en hebben ons vanaf dat moment een onbezorgde jeugd gegeven. Ik werd voor een studie naar Nederland gestuurd en ben hier toen gebleven, maar ik voel me nog steeds meer Surinaams dan Hollands.”
Geen rabbijn
Heden ten dage bestaat de Israëlitische Gemeente Suriname, ruim geteld, uit 130 leden. Paramaribo beschikt over twee synagogen en drie begraafplaatsen. Het interieur van de sefardische synagoge is een aantal jaar geleden overgebracht naar het Israël Museum in Jeruzalem en valt daar nu te bewonderen. Het kostbare interieur viel voor deze kleine gemeenschap simpelweg niet meer te onderhouden. Ronny Reeder: “Met heel veel geluk worden de sjoeldiensten bijgewoond door zo’n twintig personen, dan heb je echt topdrukte, en er is in Paramaribo geen rabbijn, omdat de kleine gemeenschap die niet kan bekostigen. Spil van de kleine kehilla is Lilly Duijm, die ook hemel en aarde verzette om van het monument en de onthullingsceremonie iets bijzonders te maken.”