De Stichting Individuele Verzekeringsaanspraken Sjoa heeft een levensverzekering uitgekeerd aan de kleinzoon van Joël Komkommer, die in 1943 in Sobibor vermoord werd.
De kleinzoon, ook Joël Komkommer genaamd, ontvangt hierdoor 60 duizend euro. Komkommer sr. sloot in 1942 de levensverzekering af bij de Algemene Friesche, met de intentie dat zijn zoon het hierdoor later goed zou hebben. Een jaar later werden hij en zijn vrouw opgepakt en gedeporteerd naar Sobibor, waar zij werden vermoord.
Na de oorlog werd correspondentie gevonden over de levensverzekering, maar weigerde de Algemene Friesche het bedrag uit te betalen. Volgens hen had Komkommer in maart 1943 zijn polis niet betaald en was hij daarom geroyeerd. “Komkommer kwam pas op 9 mei 1943 in Westerbork. Er kan dus niet gesproken worden van overmacht, omdat hij in maart 1943 nog in de gelegenheid was zijn premie te voldoen,” antwoordde de maatschappij destijds.
In maart 1943 had de man, een ondernemer met een goedlopende kruidenierswinkel, al zijn geld en bezittingen al moeten inleveren bij roofbank Lippmann.
De Stichting besloot dit jaar dat het bedrag alsnog naar de kleinzoon overgemaakt moet worden. In twintig jaar zijn meer dan 2200 polissen uitgekeerd ter waarde van 8,5 miljoen euro.