Dit artikel verscheen eerder in NIW 10, 5778/ 2017. Foto’s: Claudia Kamergorodski.
Ernst Numann, de jurist die ook cabaretier had kunnen worden
Wie googelt op de naam Ernst Numann komt al snel een vrolijk bericht tegen. In 2011 reed de vicepresident van de Hoge Raad – het hoogste rechtsorgaan in Nederland – een week als machinist op een Zwitserse trein. Een vervulde jongensdroom, één die je niet snel verwacht bij iemand van zo’n serieuze statuur. De liefde voor treinen is een erfenisje van zijn vader. “Hij was treinengek. Op vakantie ging hij in iedere plaats van enige omvang het station bekijken. Mijn moeder was dat gewend en zorgde dat ze altijd een boek bij zich had om zichzelf bezig te houden.” Zelf zit Numann in het bestuur van de Vereniging Vrienden Spoorwegmuseum. “Mijn kinderen kwamen ergens een prijsvraag tegen van een Zwitsers toeristenbureau en hebben me gestimuleerd mee te doen. Ik won, liep een week mee in het bedrijf, lapte de ramen van een wagon en zat een dag op de bok bij de machinist.” Met veel plezier schreef hij er in het NRC een Hollands Dagboek over. “Ik denk niet het een hobby is die veel van mijn collega’s erop na houden.”
Dat Numann onverwachte kanten heeft, bevestigt Edgar du Perron, raadsheer in Numanns Civiele Kamer (waar civielrechtelijke zaken behandeld worden) in de Hoge Raad. “Ernst is een hartelijke, grappige man met een groot rechtsgevoel. Wat hem tot een geweldige Kamervoorzitter maakt is dat hij zorgt voor een goede sfeer. Bij hem kun je fouten maken zonder dat dat wordt afgestraft. Daarnaast heeft hij een sterk taalgevoel. Hij spreekt en schrijft in begrijpelijke, stilistisch verantwoorde teksten. Als hij een andere carrière had gekozen, was hij vast schrijver of cabaretier geworden.”

Kind van twee vluchtelingen
Numann kwam ter wereld als zoon van twee Duits-Joodse vluchtelingen. Zijn moeder arriveerde hier in 1933 op negenjarige leeftijd met haar ouders en broer. Zijn vader was twaalf jaar ouder en al afgestudeerd aan de Technische Hochschule in Berlijn toen hij in 1939 als 27-jarige in Nederland arriveerde. “Hij was op weg naar Engeland, maar strandde in Rotterdam en overleefde de oorlog in de onderduik. Mijn moeder zat ondergedoken met haar ouders en kwam, nadat ze gepakt waren, via Westerbork in Bergen-Belsen terecht. Daar kwamen ze uit omdat er een familielid in het toenmalige Palestina leefde. De Duitsers gebruikten het kamp namelijk onder anderen voor Joden die zij dachten te kunnen uitwisselen met Duitsers die zich in Engelse krijgsgevangenschap bevonden. Dat is met hen niet gebeurd, toch mag je zeggen dat die familieband hun het leven redde. In veertig jaar heb ik mijn vader ook nooit op een taalfout in het Nederlands kunnen betrappen. Hij corrigeerde stukken van zijn collega’s en mopperde als er iets aan hun taalgebruik schortte. Bij zijn kinderen, werd als zij iets in het Duits zeiden – bijvoorbeeld als er vrienden van vroeger op bezoek waren – wel op de correcte uitspraak gehamerd. En mijn moeder kwam hier zo jong dat ze het hele Nederlandse schoolsysteem heeft doorlopen. Nederlands was haar taal.”
‘Mijn vader vluchtte in 1939 uit Duitsland. Hij was toen al 27 maar ik heb hem nooit op een taalfout in het Nederlands kunnen betrappen’
Een Joods gezin in Hengelo
Het gezin maakte deel uit van de piepkleine Joodse gemeenschap in Hengelo. “Mijn familie was al generaties lang bij het liberale jodendom betrokken. Wij waren lid van LJG Amsterdam, mijn moeder was dat al sinds haar komst naar Nederland. Maar omdat in Hengelo destijds alleen de NIG Twente bestond, werden we daar ook lid van. Ik kreeg er Joodse les, de opleiding voor mijn bar mitswa deed ik bij de LJG in Amsterdam. Leuk detail: als een van de eersten leerde ik de sidra met een bandrecorder. Ook Haboniem Twente, waar ik lid van was, was erg klein. Ondanks dat gebrek aan intensieve Joodse contacten waren we een echt Joods gezin. We maakten sjabbes en vierden de feestdagen.” Hij noemt zijn jeugd ‘heel gelukkig’. Al was er natuurlijk wel enige invloed te merken, volgens Numann hing er zeker geen schaduw van de oorlog over het gezin. Het onderwerp was geen taboe, maar zeker ook geen alledaags gespreksthema. “Mijn vader was zwijgzaam. Hij heeft zijn ouders moeten achterlaten die daarna zijn opgepakt en omgebracht in de kampen. Ik denk dat hij daar zijn hele leven door gekweld is geweest. Mijn moeder vertelde in stukjes over wat ze had meegemaakt. Haar hele, samenhangende verhaal heb ik pas gehoord toen ze een interview deed voor het Spielberg project.”
Mooie tijd in Israël
Na zijn eindexamen gymnasium besloot Numann, nog geen achttien jaar oud en zonder vaste plannen voor de toekomst, een jaar naar Israël te gaan. “Ik ging met een jongerenorganisatie (WUJS) en kwam terecht in een leuke groep Zweden, Denen, Engelsen en Fransen. Een goede tijd, maar een jaar was genoeg.” Terug in Nederland deed het enthousiasme van een goede vriend over de rechtenstudie hem besluiten dezelfde keus te maken. In Amsterdam, waar hij makkelijk toegang had tot de Joodse sfeer. Daar vond hij ook Joyce, met wie hij in 1974 bij de LJG onder de choepa stond. Hij werd lid, en later voorzitter van de liberaal Joodse jongerenvereniging Scopus. “Het was voor mij als medienekind een openbaring dat mensen in Amsterdam een compleet Joods sociaal leven konden hebben zonder ooit een voet in sjoel te zetten. Niet-Joodse vrienden op een feestje waren eerder uitzondering dan regel. Zelf ben ik blij dat ik ook altijd vrienden met een andere achtergrond heb gehad.”
‘Het was voor mij een openbaring dat je in Amsterdam een compleet Joods sociaal leven kon hebben zonder ooit een voet in sjoel te zetten’
Warm welkom op Curaçao
Na zijn afstuderen bleef Numann nog twee jaar verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna koos hij voor de advocatuur in Den Haag. Nog zes jaar later volgde de overstap naar de rechterlijke macht: hij werd in 1983 rechter bij de Haagse rechtbank. Vanuit die functie vertrok hij met zijn gezin vier jaar naar Curaçao als lid van het Hof van Justitie. Een geweldige tijd voor de familie, die enorm genoot van het ontspannen eilandleven. Een verrassing was dat toen ze zich de eerste vrijdagavond meldden bij de Snoa (de Portugese synagoge in Willemstad, red.) ze daar al verwacht bleken te worden. “Een voorsprong op mijn collega’s. Die waren op elkaar aangewezen en vormden een eigen kring. Wij werden warm verwelkomd door de Joodse gemeenschap.” Het verblijf leverde banden op die de jaren hebben getrotseerd, nog steeds keren de Numanns af en toe terug naar het eiland. “Het was een heerlijke plek om een tijd te verblijven, maar niet om je hele leven te slijten, voor ons dan. De geplande drie jaar groeiden uit tot vier. We voelden ons er ontzettend thuis, ook in de professionele sfeer was het voor mij heel plezierig. In Nederland treffen wij oud-Curaçaoënaars elkaar van tijd tot tijd nog steeds voor een reünie.”
Morele dilemma’s
Terug in Nederland ging Numann weer naar de rechtbank, tot hij in 2000 voor de Hoge Raad werd gevraagd. “Binnen de structuur van de rechterlijke organisatie zijn er vier soorten zaken: strafzaken, bestuurszaken (zoals vergunningen of subsidies van de overheid), belastingzaken en civiele zaken, waar alles onder valt dat niet strafrechtelijk, fiscaal of bestuursrechtelijk is. Zoals huwelijken, echtscheidingen, voogdijregelingen, erfrecht, overeenkomsten-, en aansprakelijkheidsrecht, eigendomsrecht, hypotheken en faillissementen. In eerste instantie wordt daarover geprocedeerd bij een rechtbank. Ben je het met de uitkomst niet eens, dan kun je eventueel in hoger beroep gaan bij het gerechtshof. Als het om bestuurszaken gaat kom je dan meestal uit bij de Raad van State. Daarboven staat weer de Hoge Raad. Je kunt bij de Hoge Raad niet opnieuw in een derde ronde procederen maar er wordt gekeken of de rechter in hoger beroep de rechtsregels goed heeft uitgelegd en toegepast. De Hoge Raad heeft tot taak te bevorderen dat dat in het hele land op dezelfde manier gebeurt. Soms worden er ook gaten in de regelgeving opgevuld en allerlei regels die niet in de wet staan, of alleen als vage norm, worden ingevuld.” In de Hoge Raad zat hij drie jaar in de Strafkamer en sinds 2003 in de Civiele Kamer. In 2011 werd hij vicepresident, vervolgens voorzitter van de Civiele Kamer.
Sommige zaken maakten blijvend indruk op hem. “Ingrijpend was een zaak waarin wij een beslissing moesten nemen over de vraag of de Staat onrechtmatig handelde door een uitgeprocedeerde Angolese vrouw en haar drie kleine kinderen uit te zetten waarbij het vooral ging om de verdragsrechtelijke gewaarborgde rechten van de kinderen.”

Een bekende zaak zonder emotionele inhoud, maar met merkbare maatschappelijke impact, was die over de ‘gratis’ mobiele telefoons. “Er moest worden beslist of je mag zeggen dat je een gratis telefoon krijgt bij een abonnement. Onze conclusie: dat mag niet. Je koopt een telefoon op afbetaling, bij een abonnement dat duurder is dan normaal. Dat heeft heel veel invloed gehad op reclames van telefoonproviders en andere instituten.”
Een gewetensbeslissing heeft hij nooit hoeven maken, wel zat hij af en toe met een moreel dilemma. “Als na een scheiding een moeder met haar kind bijvoorbeeld naar Noorwegen wil, en je weet dat de vader het kind dan nog maar weinig zal zien. Dat zijn moeilijke beslissingen.” Als het over antisemitisme gaat, zal hij zich buiten de zaak houden. “Daar moet ik me niet in mengen.”
Numann is zeker niet de eerste Jood in de Hoge Raad. De bekendste is Mr. Lodewijk Ernst Visser. Visser werd in 1939 president en in 1940 door de Duitsers uit het ambt gezet, zonder openlijk protest van zijn collega’s. “Dat is de aanzet geweest tot de rol die de Hoge Raad in de oorlog heeft gespeeld, een rol die bepaald niet onverdeeld goed was. Als eerbetoon aan hem heeft de Hoge Raad de grote zittingszaal in het nieuwe gebouw onlangs naar hem vernoemd.”
De Joodse tegoeden
Een van Numanns bekendste activiteiten zijn de onderhandelingen over de Joodse tegoeden. “De onderhandelingen werden gevoerd door het CJO (Centraal Joods Overleg). Het werd een heel intensieve tijd, elke maandagavond werd er van zes uur tot middernacht vergaderd. Tropenjaren, die liepen van eind 1999 tot 2002-2003. Er was geen enkel precedent. We moesten overzicht krijgen over waar er tekortkomingen waren in het rechtsherstel. We moesten bedenken wat we daarmee wilden, een onderhandelingsstrategie opzetten.” Het liep niet altijd makkelijk, er waren moeilijke gesprekspartners en daarnaast roerde de achterban zich. “Het CJO werd in kort geding gedagvaard door het VBV (Vereniging Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers). Die organisatie wilde ons beletten het akkoord met het Verbond van Verzekeraars te tekenen, uit angst dat het geld niet goed – lees: bij haar leden – terecht zou komen. Het leidde tot een kort geding. ’s Ochtends had ik zelf een kort geding behandeld, ’s middags zat ik in een kort geding aan de andere kant van de tafel. Maar het liep goed af.” Het eindresultaat van alle onderhandelingen (ook met de regering, de banken en de beurs) is vastgelegd in convenanten. En dat mocht er zijn. Er werd 700 miljoen gulden uitgekeerd, omgerekend iets minder dan 350 miljoen euro. De Stichting Maror-gelden, die van dat geld subsidies verleent aan Joods Nederland, werd opgericht. Dr. Henri Markens, met wie Numann in deze periode intensief samenwerkte, roemt zijn deelname aan de onderhandelingen. “Ernst bekijkt alle kanten van een zaak en komt met een afgewogen oordeel. Van zijn juridische kennis hebben we tijdens de onderhandelingen ruim kunnen profiteren. Bovendien is het een zeer aimabel mens.”
‘Ik ben blij dat onze kinderen goed terecht zijn gekomen. En wat we voor de Joodse tegoeden hebben gedaan, daar mogen we ook tevreden over zijn’
Trots is niet het juiste woord
Aan de Joodse bestuursfuncties en het werk voor de Joodse tegoeden hield Numann een onderscheiding over, hij werd in 2003 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Is hij trots op wat hij in zijn leven heeft bereikt? “Trots is niet het juiste woord. Ik ben er tevreden over en dankbaar voor. In de eerste plaats ben ik tevreden over hoe onze kinderen terecht zijn gekomen, en de kleinkinderen. Daarna pas over mezelf. Wat we voor de Joodse tegoeden hebben gedaan, daar mogen we tevreden over zijn.”
