Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Dossiers

Kopstukken: De kennis van het hart

Cardioloog Yigal Pinto is een echte multitasker: hij doet onderzoek, patiëntenzorg, doceert en publiceert. En passant sleepte hij ook nog 20 miljoen euro binnen voor een onderzoekslaboratorium in het AMC. Andere liefdes: zijn familie, film en voetbal. En hoe zit dat met The Big Lebowski?

Achsa Vissel 28 maart 2021, 10:00
Kopstukken: De kennis van het hart

Dit artikel verscheen eerder in NIW 18, 5778/ 2018. Foto’s: Claudia Kamergorodski.

Yigal Pinto, eigengereid hartspecialist

“Als goede Joodse jongen zijn de keuzes beperkt: als je niet tegen bloed kunt word je advocaat,” vertelt hartspecialist Yigal Pinto vrolijk over zijn motivatie om voor zijn vak te kiezen. Na wat doorpraten blijkt het toch anders in elkaar te zitten. “Mijn ouders dachten al snel dat ik aanleg had voor het artsenvak: ik kon wel een beetje leren en had al jong interesse in anatomie. Maar ondanks dat ik ingeloot werd voor geneeskunde ging ik in de revolte. Ik gaf mijn plek op, gewoon heel puberaal om mijn ouders een hak te zetten. Ik twijfelde ook echt, dacht aan journalistiek en probeerde andere studies uit, zoals Engels. Tot ik iemand sprak die wel geneeskunde was gaan doen. Ik besefte alsnog dat dat ook was wat ik wilde en tot mijn geluk werd ik weer ingeloot. Als ik mijn adolescente kinderen nu op dezelfde manier keuzes zie maken heb ik daar begrip voor. Ik wilde destijds vooral niet doen wat mijn ouders me – dacht ik toen, want ze gaven achteraf gezien alleen advies – op wilden leggen. Ik wilde zelf mijn keuzes maken. Die zogenaamde eigenheid, een soort waan die elke puber meemaakt, plaatste ik boven alles. Grappig is dat we uiteindelijk voor een Joodse familie allemaal vertrouwde keuzes hebben gemaakt: mijn zus is psychiater, mijn ene broer advocaat en de andere hersenonderzoeker. De advocaat kan trouwens wel tegen bloed… de rol van arts was gewoon al vergeven,” lacht hij.

Bijbaantje open hartchirurgie
Dat zijn ouders toch gelijk hadden bleek toen Pinto met de studie begon. “Ik was meteen gepakt. Vooral de basale biologie van de zieke mens hield me bezig. Wat andere studenten saaie basisvakken vonden, vond ik enorm interessant. Ik had plezier in het studeren, terwijl zij niet konden wachten om met patiënten in aanraking te komen. Juist daardoor wist ik meteen dat dit het voor mij was.” Zonder vooropgezet plan kwam hij uit bij cardiologie. “Toen ik me verdiepte in de theoretische kant, kwam ik al snel bij onderzoek terecht, toevallig bij een cardiologisch onderdeel. Je kon in Groningen als studentassistent een bijbaantje krijgen, het mijne werd assisteren bij allerlei zaken rondom open hartoperaties. En ook daar viel het kwartje: dit is het voor mij. Het sprak me aan, het paste goed. Een echte keuze was het nog niet, die maak je ook nog niet op die leeftijd.”

Maar de interesse in cardiologie bleef, en leidde tot grote zaken. Sinds 2001 houdt Pinto zich bezig met erfelijk hartfalen, officieel dilaterende cardiomyopathie genoemd, een verzamelnaam voor verschillende hartziekten. Eerst in het Academisch Ziekenhuis Maastricht, en sinds 2008 als hoogleraar Moleculaire Biologie van Hartfalen aan de Faculteit der Geneeskunde in Amsterdam (UvA). Naast het opleiden van studenten zette hij in het AMC een onderzoeksgroep op om mechanismen bij erfelijk hartfalen te bestuderen. Hij doet zowel patiëntenzorg als onderzoek. “Dat werkt twee kanten op. Patiënten hebben problemen waar we onderzoek naar doen, en bij onderzoek maak ik gebruik van wat ik bij patiënten heb gezien.” Zijn belangrijkste onderzoek betreft een hartziekte met erfelijke oorzaak. “Eigenlijk is dat een probleem van de hartspier zelf, en niet van de bloedvaten om het hart heen. We werken met nieuwe methoden. Van een piepklein stukje huidweefsel uit de onderarm kweken we de cellen op zo’n manier dat ze zich omvormen tot stamcellen. Van stamcellen kun je van alles maken, een nieuw stuk lever, in theorie zelfs een embryo. Met een bepaalde techniek maken we er hartspiercellen van. Die hartspiercellen in een kweekbakje zijn van de patiënt zelf, hebben zijn of haar eigen genetische eigenschappen. Dat levert een efficiënte manier op om nieuwe behandelingen te testen op hartcellen van de patiënt zelf, zodat je veel sneller kunt inschatten of iets een goede kans van slagen heeft. Ook heb je bij dit model geen proefdieren nodig.”

Erfelijke factor
Om oplossingen te vinden voor de erfelijke hartspierproblemen onderzoekt Pinto bij patiënten afgenomen weefsel. “Van de honderd stukjes hartspier die we onderzoeken, hebben er vijfennegentig te veel bindweefsel, in vergelijking met gezond weefsel. Waarom weten we nog niet – volgens de een is het de oorzaak van de ziekte, volgens de ander juist een uiting ervan. Een van de zeldzame afwijkingen die we onderzoeken uit zich in klachten als hartfalen en kortademigheid. Door de erfelijke factor wordt een normale belasting de hartspier van deze mensen te veel: hij krijgt meer voor zijn kiezen dan hij kan verwerken. We zijn op zoek naar het unieke mechanisme dat daartoe leidt. Als we beter begrijpen waar die erfelijke afwijking vandaan komt kunnen we een therapie ontwikkelen om er wat aan te doen – ons uiteindelijke doel.” De ontdekking van RNA-interferentie in 2000 zorgde ervoor dat zijn onderzoek helemaal verlegd is richting RNA-moleculen. “RNA is sterk verwant aan DNA (de bekende drager van erfelijke informatie), maar is makkelijker te manipuleren en zo als medicament te gebruiken.” 

Overbelaste hartspier
Hoe komt goed onderzoek tot stand? Pinto: “Dat kan klein beginnen. Een brainstorm tijdens een borrel kan van louter ideeën leiden tot iets dat je in je hand kunt houden. Kennis is je gereedschap: hoe meer kennis je hebt, hoe beter de keuzes die je maakt. Je moet weten wat anderen al gedaan hebben, kunnen inschatten wat belangrijk is en dan een soort waarschijnlijkheidsdenken opzetten. Wat je niet moet doen is zomaar random iets proberen. De kans op succes in mijn onderzoek wordt bijvoorbeeld vele malen groter als ik snap waar het DNA-defect van een bepaalde patiënt zit, welk deel van haar hartspier niet werkt, dan wanneer ik maar lukraak wat probeer.” Volgens Pinto geldt dat kenniseffect ook voor patiëntenzorg. “Wanneer een arts meer kennis in huis heeft maakt hij of zij in de behandeling eerder de juiste keus, gebaseerd op het denken in waarschijnlijkheden.”

Toen hij in 2008 in het AMC begon, wist hij voor het onderzoekslab meteen 20 miljoen euro subsidie te regelen.” Lachend: “Tja, dat is ondertussen op! Daarna heb ik trouwens nog wat andere grote subsidies geregeld. Wetenschap bedrijven kost nu eenmaal geld. Net zoals je voor een architectuurproject een kloppend plan nodig hebt om een mooi huis te bouwen, heb je dat voor onderzoek ook. Anders lukt het niet fondsen binnen te halen. Knap dat ik het voor elkaar krijg? Ik weet het niet. Er zijn helaas meer mensen met goede plannen dan er geld is. Maar als je een paar ideeën om kunt zetten in echte experimenten is dat mooi.” Zus Chedwa Pinto legt uit dat het toch bijzonder is wat haar broer weet te realiseren. “Je verwacht niet zo snel dat een onderzoeker sociaal vaardig is. Maar Yigal heeft sociaal inzicht, is tactisch en evenwichtig. Niet bepaald een klassieke ‘nerd’ dus. Waarschijnlijk lukt het hem daarom ook om dat soort zaken goed te regelen.” 

Lievelingsfilm
Alles bij elkaar zijn Pinto’s werkzaamheden indrukwekkend. Hij leidt een groot onderzoekslaboratorium, doet patiëntenzorg, en werkte in de loop der jaren mee aan meer dan 200 publicaties, waaronder onderzoeksrapporten en boekbijdragen. Niet verbazend, volgens goede vriend Frits Muller. “Toen we elkaar als twintigers ontmoetten had hij zijn carrière al uitgestippeld, en daar is hij niet van afgeweken.” Over hoe iemand zoveel activiteiten naast elkaar kan ontplooien heeft Esther Creemers, sinds 2006 onderzoeksmedewerker van Pinto, wel een idee: “Yigal is een echte multitasker. Hij kan midden in een gesprek de telefoon opnemen, weer ophangen en het gesprek oppakken bij de laatste zin die hij heeft uitgesproken. Hij weet prioriteiten te stellen en onderscheidt snel de hoofd- van de bijzaken. Hij is niet iemand van de details, maar van de grote lijn. Tijdens vergaderingen wendt iedereen zich automatisch tot hem voor richting.” Met hem samenwerken is niet alleen serieus: “Hij heeft humor. Iedereen die voor hem komt werken moet zijn lievelingsfilm gezien hebben: The Big Lebowski. Zijn favoriete figuur is de karikaturale bowlingkampioen The Jesus.”

‘Tijdens vergaderingen wendt iedereen zich automatisch tot hem voor richting’

Twee attitudes
Van huis uit kreeg Pinto de boodschap mee dat als je iets wilt, je er zelf wat voor moet doen. “Een houding die veel Joodse gezinnen kenmerkt.” Zijn achtergrond is een interessante mix: zijn moeder is Gronings-Joods, zijn vader Marokkaans-Israëlisch. “Nogal een tegenstelling, al wist ik als kind niet beter.” Het verschil brengt hem snel naar de Shoa. “Mijn moeder met haar asjkenazische achtergrond draagt daar het stempel van. Mijn vader had dat niet en was wars van alles wat ook maar een beetje met slachtofferschap te maken heeft. Die laatste attitude zie je ook terug in Israël, waar zich dat bijvoorbeeld uit in het sterke leger. Iedereen kent twee manieren om met het verleden om te gaan. Een: ‘wat afschuwelijk wat ons is overkomen’. En twee: ‘dat laten we ons nooit meer gebeuren’. In ons gezin zag je beide kanten terug.” Wat Joodse opvoeding betreft lag bij de Pinto’s de nadruk op het leven thuis. “We vierden elke week sjabbat. Maar gelovig opgevoed ben ik niet, Hebreeuws lees ik slecht, en naar sjoel gingen we niet. Mijn vader, die vroeger leerde op een jesjiva, heeft zelf mijn bar mitswa begeleid. Maar het lijkt me best lekker om blind op God te vertrouwen en alles in zijn handen te leggen. Nu ben ik verantwoordelijk voor mijn eigen geluk. Moet ik dat ook nog zelf doen!” lacht hij. Toch gaat hij geregeld naar de Snoge. “Al is dat de laatste tijd minder omdat ik graag tijd met mijn kinderen doorbreng nu ze nog thuis wonen. Gelukkig word ik in de Snoge nog altijd warm ontvangen.” Hij koestert het Jodendom. “In de Wintersnoge staan de namen van vroegere leden op de muur, zelfs van vier eeuwen terug. Daar zitten zoveel Pinto’s tussen. Dat bevestigt voor mij: ik hoor hier.”

‘Het lijkt me best lekker om blind op God te vertrouwen en alles in zijn handen te leggen’

Externe regels
Tegelijkertijd kijkt hij naar religie op een wetenschappelijke manier. “Als je de teksten uit de Tora leest kun je zien dat ze stammen uit de tijd dat we nomaden waren in tentenkampen, precies in de tijd van de overstap van het jagen-verzamelen naar de landbouwcultuur. Die nieuwe cultuur kwam met regels om te leven, kaders om je leven vorm te geven. Dat vergrootte vroeger je overlevingskansen als stam. De rechtspraak van het Jodendom geldt nog steeds en niet alleen voor ons: je blijft van andermans spullen af, van andermans leven. Kennelijk hebben mensen externe regels nodig om zich aan te committeren. We rennen niet meer moordlustig rond maar hebben een laag discipline opgebouwd. Die zelfbeheersing is een manier om een beter leven te hebben. Ik geloof niet in de hel als je doodgaat, wel in de hel op aarde. Wimpel alle suggesties van het geloof af en je wordt daarmee gestraft.” 

‘Mijn vader was wars van alles wat met slachtofferschap te maken heeft’

Documentaires bingen
Pinto, in Israël geboren, komt er nog steeds vaak en graag. “De huidige politiek correcte anti-Israëltrend staat me tegen en heeft bij ons thuis zelfs geleid tot het opzeggen van bladen en kranten als de NRC en de VPRO-gids. Het houdt je wel alert: als er serieuze dreiging is voor Joden zullen we onszelf moeten verdedigen. ‘Ze’, de anderen, zullen niet voor ons knokken. Dat is nu helaas niet fundamenteel anders dan in de Middeleeuwen. Het is onzin om te denken dat Joden nooit meer vervolgd zullen worden. Vooral in een tijd met steeds meer polarisatie kunnen we snel de klos zijn.”

Naast zijn drukke werkzaamheden vindt hij ook nog tijd voor ontspanning. “Ik ben gek op sport, voetbal en Ajax. Ook ga ik graag een dagje documentaires bingen op het IDFA. Alles bij elkaar ben ik een gelukkig mens. Ik werk hard, maar sta ook met veel plezier bij het hockeyveld van mijn kinderen. Ik heb collega’s die zo veel op reis zijn dat ze voor dat soort dingen geen tijd meer hebben. Dat zal bij mij niet gebeuren.” 

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *