Een van de Turkse jongens uit Arnhem wordt voor zijn antisemitische uitspraken gestraft met een ‘educatieve sanctie’. Veel te mild, vindt het CIDI, ‘dit is pappen en nathouden’.
Door Jaron Beekes
We hoeven hier niet te herhalen wat ze zeiden, de jongens van Turkse komaf in de Anhemse wijk ’t Broek. In de NTR-documentaire Onbevoegd gezag, die op 24 februari werd uitgezonden, zaten ze gniffelend op de bank bij hun huiswerkbegeleider. Toen die Anne Frank ter sprake bracht, kwamen er de meest haatdragende en schokkende uitspraken over de lippen van de pubers. Na onderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) blijkt nu dat een van de vier strafbare uitspraken heeft gedaan. Hij wordt gestraft met een ‘educatieve sanctie’, maar wat die precies inhoudt is nog onduidelijk. Woordvoerder Jaap Otten van het OM Oost-Nederland, waar Arnhem onder valt: „De precieze afhandeling blijft tussen de jongen en ons. De leerstraf krijgt invulling in overleg met instanties die zich met de thematiek bezighouden, zoals het Anne Frank Huis of Kamp Westerbork. Het wordt waarschijnlijk een eenmalig bezoek, het zal in ieder geval geen langdurig traject zijn.” Esther Voet, directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) vindt deze straf veel te laag. „Deze jongen heeft heel ernstige uitspraken gedaan. Wat ons het meest dwarszit is dat uit het NTR-programma blijkt dat hij niet onwetend is over de Holocaust. Hij wist bijvoorbeeld te vertellen dat Anne Frank aan tyfus is overleden. Die jongen heeft al wel degelijk les gehad. Een educatief strafje gaat bij hem helemaal niets helpen. En wie moet die educatie betalen?”
Precedent
Voor Voet is de zaak een principekwestie. Het CIDI start dan ook een artikel 12-procedure, waarmee het centrum het OM wil dwingen de zaak in heroverweging te nemen. Voet: „Deze uitspraak creëert een gevaarlijk precedent. Bij volgende antisemitische incidenten zal men zeggen ‘die vorige is er ook mee weggekomen’. Dit mogen wij als Joodse gemeenschap niet over onze kant laten gaan.” Het OM lijkt voor alsnog niet onder indruk van de kritiek van het CIDI. Jaap Otten: „Het is het goed recht van het CIDI om het niet met ons eens te zijn. Ze mogen hun beklag doen bij het gerechtshof.” Inhoudelijk wil hij niet reageren op de kritiek. „De belangrijkste reden voor deze strafschikking was dat wij het van belang achtten dat er een snelle afdoening zou plaatsvinden, ook omdat deze zaak nogal wat tumult in de samenleving heeft veroorzaakt. We hebben natuurlijk ook gekeken naar de jonge leeftijd van de jongen, hij was minderjarig toen hij de uitspraken deed. Zeventien jaar en tien maanden, maar toch, minderjarig.”
Blaming the victim
Wat de zaak extra pikant maakt is dat de huiswerkbegeleider die de zaak aan het rollen bracht, zelf ook van Turkse afkomst, gelijktijdig met de jongens is aangeklaagd. Na de bewuste uitzending is hij vanuit de Turkse gemeenschap in ’t Broek overladen met bedreigingen en valse beschuldigingen. Zo erg dat hij op advies van de gemeente Arnhem heeft moeten onderduiken. Toen hij door een groep buurtgenoten werd uitgescholden, zou hij hen voor ‘vuile fascisten’ hebben uitgemaakt. Dat is hem nu op een strafrechtelijke waarschuwing komen te staan. Als zich binnen een jaar nog een dergelijk incident voordoet, wordt hij alsnog vervolgd. Een typisch geval van ‘blaming the victim’, vindt ook Esther Voet: „Nu krijgt ook die arme man ervan langs, die alleen maar heeft geprobeerd iets bloot te leggen. Terwijl de uitspraken van de jongens met de mantel der liefde worden bedekt. Het wordt allemaal een beetje grijs: iedereen een beetje dader, iedereen een beetje slachtoffer. Het lijkt erop dat het OM zo alle partijen tevreden wil stellen.” Jaap Otten van het OM ziet dat anders: „De zaken staan los van elkaar en zijn ook afzon afzonderlijk bekeken. De ene uitspraak heeft geen invloed gehad op de andere.”
Globale proporties
De vraag dringt zich op of de milde beslissing van het Openbaar Ministerie wijst op een verandering in de jurisprudentie over antisemitische uitlatingen. Denk bijvoorbeeld aan het echtpaar Goeree, dat in 1989 voorwaardelijk werd veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, na de uitspraak dat Joden de Holocaust over zichzelf hebben afgeroepen door Jezus te verwerpen. Aernout Nieuwenhuis, hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit van Amsterdam en specialist op het terrein van vrijheid van meningsuiting: „Een trend kun je niet op een geval als dit baseren. Er is wel sprake van een algemenere ontwikkeling waarin vrijheid van meningsuiting meer gewicht heeft gekregen de afgelopen tien jaar. Het zou misschien zelfs vreemd zijn als dat niet ook invloed heeft op zaken over antisemitische uitlatingen. Mogelijk was dit twintig jaar geleden anders gegaan.” „Maar,” zegt Nieuwenhuis, „bij deze zaak ligt het ingewikkelder omdat er geen kritiek is op het vaststellen van het delict, maar op het toepassen van de strafmaatregel. Dus uit deze zaak zou ik zeker niet opmaken dat er een verbreding van de vrijheid van meningsuiting plaatsvindt.” Iemand die de uitspraak wél als symptomatisch voor een bredere ontwikkeling be- schouwt is rabbijn Abraham Cooper, verbonden aan het Simon Wiesenthal Center in Los Angeles. Hij is deze week in Nederland voor een debat over internethaat en terreurdreiging. „Er spelen hier twee factoren,” zegt Cooper. „Ten eerste, de tieners, die moeten verantwoordelijk worden gesteld. Ik ken de juridische details niet, maar wat mij betreft verdienen ze een maximale straf. Ten tweede, en dat is misschien nog belangrijker, de volwassenen in hun omgeving. Zij hebben de leraar die ze op andere ideeën wilde brengen gedwongen onder te duiken.” „Bij het Simon Wiesenthal Center hebben we honderden reacties hierop gekregen. Dit is een zaak van globale proporties. Nu kun je zeggen, ‘het zijn maar een stel tieners’. Maar mensen in heel Europa en daarbuiten zien de gevolgen hiervan. We moeten het echte probleem, dat veel dieper zit, aanpakken.” Cooper ziet hier een taak voor de overheid. „Politieke leiders en leraren moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Neem die jongens mee naar een synagoge of een sjabbatmaaltijd, laat ze zien dat dit soort uitspraken echt niet kunnen. Nu kennen ze alleen maar Joden als abstract begrip. Je moet het negatieve stereotype bestrijden. Dit zal ook een van de onderwerpen zijn die ik met vice-premier Asscher zal bespreken tijdens een gesprek met hem en in de daaropvolgende persconferentie in Nieuwspoort.We moeten iets doen. Dit soort incidenten zijn een wake-upcall.”