Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

Mensch: Ariëtte Vissel-Colcher, 84, Amsterdam

Mijn voorgeslacht bestaat uit vrome families uit Polen en Roemenië. Ik heb voorouders die opperrabbijnen en chassieden waren. Maar mijn ouders hebben mijn twee zusjes en mij niet veel van de religie meegegeven. Ze waren meer zionistisch. [...]

Administrator 12 december 2016, 00:00
Mensch: Ariëtte Vissel-Colcher, 84, Amsterdam
Foto: Claudia Kamergorodski

Foto: Claudia Kamergorodski

Mijn voorgeslacht bestaat uit vrome families uit Polen en Roemenië. Ik heb voorouders die opperrabbijnen en chassieden waren. Maar mijn ouders hebben mijn twee zusjes en mij niet veel van de religie meegegeven. Ze waren meer zionistisch. 

Het was de bedoeling dat we uiteindelijk naar Israël zouden gaan. Daar heb ik inderdaad een paar jaar met man en kinderen gewoond. Daar heb ik meer geleerd over het jodendom. Ik ben als madricha, jeugdleidster van Haboniem, teruggekomen naar Nederland. Vroom ben ik nooit geworden, ik heb me altijd meer thuis gevoeld bij de liberalen. Hier heb ik me onder andere toegelegd op vrouwenrechten. Ik volgde cursussen waar ik kennismaakte met het vrouwelijke aspect van het goddelijke. In het jodendom hebben we een mannelijke god. Waar is plek voor de vrouwelijke energie? Die vond ik in de sjechina, de goddelijke aanwezigheid. Ook heb ik veel gehad aan de psychosynthese, waarin je verschillende delen en talenten van jezelf ontdekt en onderzoekt. Ik zie een equivalent in de moesar, een ethische stroming binnen het jodendom die zich richt op het innerlijk.

‘ Het maakt niet uit hoe goed je stem nog is, ik kan hier zingen vanuit mijn hart’

Mijn man en ik woonden in Zaandam, met vier kinderen, tot die het huis uit gingen. Ik was daar eigenlijk losgekoppeld van het Joodse leven, op de bijeenkomsten bij de LJG in Amsterdam na. Mijn kinderen hebben wel bar en bat mitswa gedaan en mijn oudste heeft een toekomst opgebouwd in Israël, maar pas nu, bij Beth Shalom, waar ik na de dood van mijn man naartoe verhuisd ben, besef ik hoe ik dat Joodse aspect gemist heb. Elke vrijdagavond steek ik nu met een groep mensen de kaarsen aan, we zeggen kidoesj, er is een drosje, er wordt gebensjt en gezongen. Dat zingen vind ik heerlijk. Vroeger zat ik ook op een koor. Het maakt niet uit hoe goed je stem nog is, ik kan hier zingen vanuit mijn hart. Ik heb een heel deel Joods leven weer opgepakt en volg allerlei cursussen en lessen: bij Lev en Crescas, maar een paar stappen verwijderd van mijn appartement. Hier wil ik oud worden. En ook belangrijk: de keuken in Beth Shalom is uitstekend.
Ik ben nu op een leeftijd gekomen dat ik mee begin te tellen, maar voor sommigen hier in het huis ben ik nog een groentje. En ja, er wordt vaak gezegd: ‘Hoe kom jij toch zo blij?’ Dan antwoord ik: ‘Kijk, dit is de laatste fase van mijn leven en ik heb besloten daar nog iets fijns van te maken.’ Dat kan hier. Van de week liep ik door de wintertuin en zag ik hoe heerlijk het daar was. Ik heb een stuk jeugdige vitaliteit teruggevonden. Iets waar ik vroeger meer moeite mee had, durf ik nu wel: mensen gewoon aanspreken. Contact met elkaar maken. Ik kom ook mensen tegen die ik uit mijn jeugd ken en uit het oog was verloren. Soms vindt men mij een beetje druk. Daar zouden ze best gelijk in kunnen hebben. Maar ik zie het als levensvreugde.


Dit was de laatste Mensch oude stijl. In februari komen we met een nieuw format op deze pagina.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *