Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

Mikwe of beerput?

Redactie 22 augustus 2013, 00:00
Mikwe of beerput?

MikweEr zijn ernstige twijfels of het ‘middeleeuwse mikwe’ in Venlo – pronkstuk in een speciaal daarvoor gebouwde museumvleugel – wel écht een Joods ritueel badhuis is. Het NIW dook in de geschiedenis van de Venlose ‘vondst van de eeuw’. Hoe kwam het etiket ‘mikwe’ bovendrijven, welke bewijzen zijn er voor en tegen?

Door: Sjors van Beek

In het Limburgs Museum schijnt sfeervol, gedimd licht over de stenen fundamenten uit eind 13e eeuw. De tekst op het begeleidende bord is stellig: ‘Het mikwe van Venlo is het oudste monument van Nederland dat daadwerkelijk met een Joodse gemeenschap kan worden verbonden’. Rond 1350 kregen de Joden de schuld van de pestepidemie die door Europa waarde en werden verjaagd, aldus de tekst. ‘Rond 1350 werd het badhuis verbouwd tot opslagkelder en afvalstort. Na 1360 raakte de kelder in onbruik. Alleen het badgedeelte heeft nog tot in de 16e eeuw gefunctioneerd als beerkelder’. Dat is, samengevat, de officieel aanvaarde interpretatie.

Het spoor richting mikwe begon bij de Utrechtse bouwhistoricus Bart Klück. „Ik opperde dat de mooi afgewerkte kelder een mikwe kon zijn.” Gemeentelijk archeoloog Dolmans droeg in de pers, ook in het NIW, dit beeld meteen in 2004 al uit: in Venlo was een unieke vondst gedaan, het was een mikwe en daarmee het oudste bewijs van Joodse aanwezigheid in Nederland. Een voor een schetsen betrokkenen het beeld dat het etiket ‘mikwe’ al heel vroeg werd opgeplakt, waarna andere opties niet meer echt welgevallig waren. Maar, vertelt Klück, achter de schermen begon de discussie over de authenticiteit van het mikwe al onmiddellijk. „Mede als gevolg van frustratie tussen de twee archeologische bureaus die bij de opgraving betrokken waren: ADC en BAAC,” stelt hij. „ADC concludeerde: het is een beerput, geen mikwe. BAAC concludeerde dat alle opties open waren. Het lag allemaal uitermate gevoelig, een kluwen van lange tenen.”

Onomkeerbare werkelijkheid 

Henk van der Velde van archeologisch bureau ADC was projectleider bij de opgravingen. „De voortvarendheid waarmee het als mikwe werd bestempeld heeft me altijd verbaasd,” zegt hij nu. „Dat heeft ons werk en de interpretatie van de vondst niet makkelijker gemaakt. Er ontstond meteen veel commotie en er was al snel veel geld mee gemoeid. Dat maakte het allemaal erg explosief en de wetenschappelijke discussie heel moeilijk. De conclusie was al getrokken voordat alles op een rijtje stond. Archeoloog Dolmans zat er politiek tot aan de nek toe in en vertelde dat de Joodse gemeenschap de vondst al als mikwe had erkend. Hij kon dus niet meer terug. Daarmee kwam er druk op de onderzoekers dat ze moesten bewijzen dat het een mikwe was.”

Rob Gruben van BAAC vertelt iets dergelijks. „Nog voor het rapport gereed was waren er al plannen voor de conservering, én sponsors. ADC zat toen dus in een enorme spagaat en moest om de zaak te redden de conclusies op een bepaalde manier verwoorden.” Bouwhistoricus André Viersen, ingehuurd door ADC, was het niet eens met de eindconclusie en trok zijn medewerking in. „Het moest en zou een mikwe worden, maar ik heb nog steeds geen enkel argument gehoord. Ik heb er geen twijfels meer over: géén mikwe.” Het ADC-rapport is volgens hem ‘heel sterk naar de conclusie toegeschreven: argumenten pro zijn belicht en argumenten contra zijn weggelaten’. ADC-man Van der Velde: „Het gaat om interpretatieverschillen: is het glas half vol of half leeg? Wel of geen mikwe? Ik heb er bewust voor gekozen om het glas half vol te laten. Dat is altijd het dilemma van een commerciële onderzoeker: wetenschap versus de druk van een opdrachtgever die toch een gunstig resultaat wil.”

Feit is dat het mikwe bliksemsnel een nagenoeg onomkeerbare ‘politieke werkelijkheid’ werd. Al in januari 2005, een half jaar na de vondst, rept het Venloos college van B&W definitief van ‘het mikwe, het aangetroffen Joodse rituele badhuis’. Herbestemming in overleg met de Joodse gemeenschap is dan al het ‘uitgangspunt’. Besloten wordt de resten niet te vernietigen, maar ze voorlopig op te slaan op de gemeentewerf. De VVD-fractie in de gemeenteraad komt in oktober 2007 met een raadsvoorstel voor behoud. „Zowel historisch, met respect voor het Joodse geloof, als economisch is het van het grootste belang dat het mikwe een prominente plek in onze stad krijgt.” Dezelfde maand meldt toenmalig wethouder Janssen aan de commissie Financiën: „Op verzoek van de Joodse gemeenschap in Venlo, maar ook van de Joodse gemeenschap in Nederland kan het mikwe een belangrijke toeristische en religieuze rol spelen in Venlo.”

Menora 

Achter de schermen woedt dan echter nog volop wetenschappelijke discussie: wel of geen mikwe? Vanaf 2008 worden de opge slagen resten opnieuw onderzocht, in 2010 resulterend in het rapport ‘Beheer, behoud en benutting mikwe’ van het Belgische bureau Visual Dimension. „Elke nieuwe duiding door de specialisten wijst steeds op een interpretatie als mikwe. Momenteel zijn er dus geen elementen meer die vraagtekens oproepen rond de authenticiteit,” zo vat stadsarcheoloog Dolmans het op 1 september 2010 samen in een brief aan zijn wethouder. Belangrijk bewijs: een graffito van een menora, de zevenarmige Joodse kandelaar, die in augustus 2008 is aangetroffen op een muur van het mikwe. Specialisten, onder meer van TNO, concluderen vast dat het patina (de modderlaag in de inkeping) eeuwenoud is en dat de afbeelding dus niet pas ná de opgraving is aangebracht. Hiermee was ‘de identificatie als oudste mikwe van Nederland een feit’, schrijft Dolmans later in zijn artikel ‘Een Joods ritueel bad uit de Middeleeuwen’. Ook de Duitse archeoloog Sven Schütte, leider van de Joodse opgravingen in Keulen, wordt opgevoerd als ‘mikwe-deskundige’ die ‘absoluut zeker is van de authenticiteit’.

Concreet blijft er volgens stadsarcheoloog Dolmans maar één optie open: plaatsing in een nieuw te bouwen vleugel van het Limburgs Museum. Het niet behouden van het mikwe is de goedkoopste optie, schrijft Dolmans, maar ‘dit gaat volledig voorbij aan de unieke waarde van het mikwe, zowel historisch, archeologisch, cultureel als maatschappelijk, en aan de eerdere afspraken en de belangrijke investeringen die reeds werden gedaan om het mikwe te behouden’. De provincie, juridisch eigenaar van het uitgegraven mikwe, betaalt de helft mee aan de benodigde 1,5 miljoen, Venlo betaalt de rest. Op 15 september 2011 worden de 8,5 bij 6,5 meter grote, 180 ton wegende resten met een mammoettransport naar het mu- seum gebracht. De cruciale menora is daar overigens niet zichtbaar voor het publiek, al gaat dat nog veranderen: er komt een glazen loopbrug over de fundamenten, aldus een museumwoordvoerster.

De Vlaamse ingenieur Daniel Pletinckx van Visual Dimension staat nog steeds achter zijn conclusie van toen. „Ik heb nooit elementen gevonden die de authenticiteit in twijfel trekken.” Hij herinnert zich wel dat de zaken ‘heel grof werden gespeeld, er was veel naijver’.

Het verhaal ging zelfs de ronde doen dat de cruciale menora-afbeelding pas later, na de opgraving, is aangebracht. „Pure nonsens,” zegt Pletinckx. „Hij is pas zo laat opgemerkt omdat het een minieme inkerving is op muren onder de modder, je hebt speciaal licht nodig om zoiets te kunnen zien.” De betrokken bouwhistoricus Viersen zegt daarover: „De muren zijn heel grondig schoongemaakt. Niemand heeft de menora toen gezien. Een bouwvakker kan een grapje hebben gemaakt en het er later in hebben gekrast en er beer in hebben gesmeerd.” Van der Velde van archeologisch bureau ADC: „Wij hebben de menora nooit gezien. Het is nooit helemáál uit te sluiten dat je zoiets met speciaal vallend licht alsnog vindt. Maar het heeft me wel verbaasd. Er was flink schoongemaakt.” Gruben (BAAV) vertelt dat ook zijn mensen de menora nooit hebben gezien tijdens de opgraving en benadrukt dat de blokken toen intensief zijn schoongemaakt. Dolmans verklaart dat hij de inkerving samen met een natuursteendeskundige van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vond. Hoe het vinden van de menora precies verliep, kan hij zich niet meer precies herinneren. De ingehuurde natuursteendeskundige blijkt Rob Crèvecoeur, kort daarvoor vertrokken bij de rijksdienst en sindsdien zelfstandig werkend. Laatstgenoemde zegt: „Het was Dolmans die als eerste het vermoeden had dat op die plek, die wat verkleurd was, wat zat. Toen hebben we er met een zaklamp overheen geschenen en zagen we de inscriptie. Er zaten niet nog enorme kluiten modder meer op de muur. Dat stadium van schoonmaak was voorbij. Maar hij is zeker niet recent aangebracht.” Sven Schütte kent nog steeds geen twijfel: „Het gebouw in Venlo is, gelet op de menora, duidelijk Joods, en waarschijnlijk een mikwe. Het is géén synagoge en geen sjoel, dus dan blijft er weinig over.”

Publicatieverbod

Hoe zeker de voorstanders van de mikwe-theorie ook zijn, lang niet iedereen is overtuigd. Onder hen Jacob Schotten, de andere gemeentelijk archeoloog in Venlo en collega van Maarten Dolmans. Begin 2013 schreef Schotten op persoonlijke titel voor een historische bundel een artikel over middeleeuws Venlo. In dat artikel – in bezit van het NIW – concludeert hij: „De interpretatie als mikwe is twijfelachtig en doet geforceerd aan.” Het is waterloopkundig onmogelijk, de indeling is ‘atypisch’, en er zijn geen schriftelijke bronnen ter onderbouwing. Zelfs de ‘menora’-afbeelding is volgens hem geen zevenarmige kandelaar: die wordt normaliter immers afgebeeld met drie concentrische bogen rond een centrale arm, niet in de vorm van een hark. Het gebouw is volgens Schotten een soort raad- of ‘schepenhuis’ met aanpalende gevangenis geweest, of een markthal. De vermeende feitelijke badruimte was dan waarschijnlijk een doodgewone beerput.

Schotten kreeg van hogerhand te horen dat de betreffende passages niet mochten worden gepubliceerd. ‘Het was niet in lijn met het standpunt van de gemeente Venlo’, zegt gemeentelijk woordvoerder Timp. „Schotten schreef weliswaar op persoonlijke titel maar hij is óók stadsarcheoloog. Dan heb je dus wel een pettenprobleem.” Het artikel werd aangepast, het deel over het mikwe werd geschrapt. Schotten wil liever niet reageren: ‘Gezien de eerdere commotie rond mijn artikel kan Dolmans beter het woord voeren’.

Archeoloog Stefanie Hoss deed studie naar mikwes in Romeins Palestina en was betrokken bij het uitwerken van de Venlose bevindingen. „Indertijd was ik niet overtuigd. De vondst past niet in een van de twee hoofdtypes mikwes die we kennen in Noordwest-Europa. Bovendien zijn de voor een mikwe kenmerkende traptreden en de muren van het feitelijke bad nooit gevonden. Een ingang aan een marktplein is ook veel te openbaar.” Na de vondst van de menora-insciptie raakte ze ‘meer overtuigd, laten we zeggen voor tachtig procent’. Maar sluitend bewijs ontbreekt nog steeds, erkent ze. „Mede omdat we de grondwatersituatie van toen niet kennen en die valt ook niet meer te achterhalen.” Het artikel van Schotten noemt ze ‘verantwoord wetenschappelijk, het brengt gedegen tegenargumenten in’.

Edward van Voolen, conservator van het Joods Historisch Museum in Amsterdam, denkt dat de Venlose vondst géén mikwe is. ‘In 2005 uitte ik tegenover archeoloog Dolmans meteen mijn verbazing want uit de literatuur was mij niets over een Joodse gemeente in middeleeuws Venlo bekend. Zelfs een expert als Christopher Cluse stelt: ‘uit niets blijkt dat Venlo een kehilla, een Joodse gemeente, had. Bovendien is het bouwsel vergeleken met andere mikwes in de regio ontzettend groot’. Van Voolen stelde voor om enkele experts te raadplegen, zoals eerdergenoemde Cluse van de Universiteit Trier, of de Israëlische deskundigen Israel Juval en Yaakov Gugenheim die in middeleeuwse Hebreeuwse bronnen ook niets vinden over Joden in Venlo. Ook Werner Transier, conservator van het Historisches Museum der Pfaltz in Speyer zou zijn licht eens kunnen laten schijnen. Cluse en Transier zijn, naast vele andere geleerden, door Venlo ‘geraadpleegd’, blijkt uit een voetnoot in het opgravingsrapport. Wat ze te melden hadden staat er echter niet bij. „Dat vind ik dus niet echt serieus,” aldus Van Voolen. „Dolmans reageerde in 2005 heel afhoudend op mijn verhaal. Ik kreeg niet het gevoel dat het in zijn belang was om de zaak eens echt goed uit te zoeken. Maar dat moet eindelijk wél eens gebeuren. Breng alle experts nu eens bijeen!”

Persoonlijke wrok 

Het ontbreken van schriftelijke bronnen speelteenbelangrijkerolindediscussie.De eerste vermelding van Joden in Venlo dateert van 1342/1343, vertelt Frans Hermans, stadsarchivaris van Venlo. In rekeningen worden zes Joodse families genoemd. Uit de 13e eeuw, de bouwtijd van het mikwe, zijn geen schriftelijke bronnen. „Maar het valt niet uit te sluiten dat er ook toen al Joden waren, gezien de ontwikkeling tot stad met het bijbehorende economisch en financieel verkeer.”

Niet iedereen tilt zwaar aan het ontbreken van schriftelijk bewijs. „We hebben ook geen brieven over de prehistorie,” stelt Jos Schatorjé, directeur van het Limburgs Museum, nuchter vast. Hij heeft zich laten overtuigen: „Er waren sceptici, maar die zijn vrijwel allemaal bijgedraaid. Iedereen is nu wel overtuigd van de authenticiteit.”

Maarten Dolmans, de gemeentelijk archeoloog op wie veel pijlen worden gericht, reageert dan ook defensief op de kritiek. „Sommige tegenstanders worden niet gedreven door wetenschappelijke argumenten maar door persoonlijke wrok. Ze trekken zaken bewust in twijfel om personen in diskrediet te brengen,” stelt hij onomwonden. De aantijging dat hij onwelgevallige rapporten in de la heeft gegooid of druk heeft uitgeoefend op eindconclusies, verwerpt Dolmans: „Waarom zou ik?” Ook de twijfels van conservator Van Voolen van het Joods Historisch Museum neemt hij niet serieus. „Het museum wilde de vondst zelf hebben. Toen dat niet lukte was het ineens geen mikwe meer. Dit heeft niks meer met wetenschap te maken!” En collega-archeoloog Schotten heeft zijn artikel ‘zelf ingetrokken toen hij inzag dat zijn interpretatie fout was’, aldus Dolmans. „Jammer dat er zoveel emotie in de discussie is gekomen,” oordeelt hij. „Dat vertroebelt de wetenschappelijke discussie. Joodse vondsten krijgen vanwege de geschiedenis wel vaker een enorme lading. Bij Romeinse vondsten heb je dat niet.”

Kribje van Jezus 

De vondst van het mikwe is door de Joodse gemeenschap vanaf het begin met gejuich ontvangen. Benoit Wesly, voorzitter van de Nederlands Israëlietische Hoofdsynagoge (NIHS) in Limburg, werd al vroeg betrokken bij de plannen voor behoud. „Louter als adviseur. Vanuit Joodse hoek is er niet aan meebetaald, alles is door de overheid gefinancierd.” De twijfels ‘betekenen helemaal niets’, stelt Wesly beslist. „Venlo is drie jaar bezig geweest om mensen met gezag onderzoek te laten verrichten. Op grond van hun bevindingen neem ik nog steeds aan dat het een mikwe is.” Hij draait het om: de ‘tegenstanders’ moeten eerst maar aantonen dat het géén mikwe is. „Wat denken ze dán dat het is?! Het kribje van Jezus? Waar maakt het NIW zich eigenlijk druk om?!”

Ook IPOR-opperrabbijn Binyomin Jacobs dacht vanaf het begin mee over plaatsing in het museum en de berichtgeving erover. Aan de vraag: wel of geen mikwe wil hij zich niet branden. „Ik ben rabbijn, geen historicus, ik ga af op wat de archeologen in Venlo zeiden. Eerst dacht ik wel: wat doet een menora in een mikwe? Maar ze verzekerden me dat dit wel vaker voorkomt. Honderd procent zekerheid heb je nooit, er staat geen bordje mikwe bij.” Jacobs is vol lof over de prominente wijze waarop het mikwe wordt tentoongesteld in het museum. Zijn speech bij de opening is ingemetseld onder de muurresten. Jacobs prees die dag het educatief project rond het mikwe over de betekenis van het badhuis, over jodendom en wederzijds begrip tussen bevolkingsgroepen: „Als dit onderlinge respect en begrip bereikt gaat worden via het mikwa van Venlo, en dat is onze vurige hoop, dan functioneert dit eeuwenoude historische mikwa van toen ook nog vandaag!” En als zou blijken dat het waarschijnlijk géén mikwe is? „Dan is dat wel jammer,” beseft de opperrabbijn. „Het hele verhaal eromheen wordt dan toch minder sterk.” John Heuvelings, fractievoorzitter van de VVD, de grootste fractie in de Venlose gemeenteraad, heeft zich steeds sterk gemaakt voor behoud van het mikwe. „Ik ben als zovelen gevaren op de mening van de deskundigen. Het zou natuurlijk heel vreemd zijn als ooit zou blijken dat het toch een ander gebouw is. Wat we nu gaan doen weet ik nog niet, ik wacht eerst het artikel maar eens af.”

Over de kwestie Schotten zegt de VVD’er ‘zich niet voor te kunnen stellen dat hem verboden is te publiceren. Maar als het wel zo is, is dat shocking’. Het Venlose college van B&W laat via woordvoerder Max Timp weten ‘geen aanleiding te zien voor nieuw onderzoek’. „De bevindingen werpen geen nieuw licht op de zaak. Maar Venlo is te allen tijde bereid met deskundigen op inhoud een gesprek te voeren.”

Lees het hoofdredactioneel commentaar over deze zaak hier

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *