Het was u misschien al opgevallen dat wij bij het NIW geen fans van Ben & Jerry’s zijn. Dat heeft weinig met de smaak van hun ijs te maken, al is dat veel te zoet en veel te duur, en alles met de politieke lijn van het bedrijf. B&J is Human Rights Watch en Amnesty International in ijsvorm: een club waar de haat jegens Israël vanaf spat en die tegelijkertijd de ogen sluit voor misstanden elders in de wereld, omdat die zouden kunnen afleiden van de echte problemen: het westerse ‘imperialistische kolonialisme’ en het zionisme in het bijzonder. Want B&J is meer dan een ijscomerk, het is een pretentieuze club racisten. En daar gaan wij niet aan likken.
Wat het allemaal nog erger maakt, is dat de twee oprichters zelf Joods zijn: Ben Cohen en Jerry Greenfield maakten hun eerste ijsje in 1977 in de Amerikaanse hippiestaat Vermont. En al heeft het duo weinig meer te maken met het reilen en zeilen van hun bedrijf – hun gecombineerd vermogen loopt in de honderden miljoenen – zij steunen het beleid dat zich fel uitspreekt tegen de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever (en dat gebied boycot), maar opvallend stil blijft over de Russische misdaden in Oekraïne. Kortom, tijd om op zoek te gaan naar een alternatief voor dit treife ijsmerk.
Dan kom je al snel bij concurrent Haägen-Dazs terecht. En wat blijkt? Ook dat merk is opgericht door Joden. Om precies te zijn door het echtpaar Reuben en Rose Mattus. Beiden afstammelingen van Poolse Joden, waarbij Reuben in dat land zelf werd geboren (op negenjarige leeftijd emigreerde hij met zijn familie naar New York) en Rose in het Engelse Manchester. De twee ontmoetten elkaar op school in Brooklyn en trouwden in 1936. Reuben maakte ijsjes vanaf zijn tiende, zijn familie verkocht al eind jaren twintig chocolade-ijs vanuit een paardenkar in The Bronx.
Slechts drie smaken
Eind jaren vijftig begonnen Reuben en Rose een nieuw ijsmerk voor de top van de markt. Daarvoor kozen zij een naam die hun Deens in de oren klonk: Haägen-Dazs. Dat het Deens de umlaut niet kent, stoort slechts kniesoren. Het echtpaar wilde het land eren voor de rol die het had gespeeld tijdens de Shoa, de eerste potjes Haägen-Dazs hadden zelfs een kaart van Denemarken als versiering. Reuben en Rose waren echte partners: hij maakte het ijs, zij verzorgde de zakelijke kant van het bedrijf. Rose ging chic gekleed langs bij restaurants en cafés om de eigenaren te laten proeven.
Reuben Mattus was fel verdediger van de Joodse staat, misschien zelfs een beetje té
Haägen-Dazs begon met slechts drie smaken: vanille, chocolade en koffie. Pas in 1966 kwam daar een vierde bij: aardbei. Perfectionist Reuben had er zes jaar over gedaan voordat het ijs goed genoeg was voor zijn veeleisende smaakpapillen. In 1976 opende het echtpaar de eerste winkel in New York en zes jaar later verkocht het Haägen-Dazs voor 70 miljoen dollar aan taartgigant Pillsbury, een begrip in de Verenigde Staten. Vandaag de dag maakt het ijsbedrijf deel uit van het Zwitserse Nestlé, het grootste voedingsmiddelenconcern ter wereld (concurrent Ben & Jerry’s is van het Brits-Nederlandse Unilever).
Hoe zit het, vraagt u zich nu misschien af, met de politieke opvattingen van Reuben en Rose? Als die net zo beïnvloed worden door de BDS-beweging als de anti-Israëlactivisten van B&J, wat schiet je dan op met Haägen-Dazs als alternatief? Om te beginnen leeft het echtpaar Mattus al een tijdje niet meer: Reuben overleed in 1994, Rose in 2006. Maar toen zij nog leefden, waren zij felle verdedigers van de Joodse staat. Misschien zelfs een beetje te. Dat zit zo: Rose zat in het bestuur van de Zionist Organization of America, niets mis mee. Maar Reuben was aanhanger en donateur van Meir Kahane en die rabbijn werd in 1971 in de VS veroordeeld wegens terrorisme. Zijn partij Kach werd in 1988 uitgesloten van deelname aan de Israëlische verkiezingen wegens racisme. U ziet: het is nog niet zo gemakkelijk een politiek verdedigbaar ijsje te eten.