Ariel Sharon, die sinds 4 januari 2006 in coma ligt, is overleden. Profiel van de man die misschien vrede had kunnen brengen.
Acht jaar lang lag hij al in coma hij al in coma in het Sheba Medical Center in Ramat Gan en zijn erfenis kan worden opgemaakt. Ariel Sharon behoort zowel voor zijn critici als bewonderaars tot de belangrijkste politieke leiders. Voor critici is hij de ‘slachter van Beiroet’, voor zijn bewonderaars ‘Arik, koning van Israël’. Hij had de mogelijkheid een cruciale stap voorwaarts te zetten in het vredesproces; hij was een van de weinige leiders die daartoe de macht hadden gehad. Hij kreeg echter kort na elkaar twee hersenbloedingen; we zullen nooit weten wat hij had kunnen bereiken. Sharon (1928) is van Georgische komaf. Zijn ouders, Samuel Scheinerman, een landbouwingenieur, en Vera Schneorov, studenten medicijnen, reizen in 1922 vanuit Tblisi naar Palestina. Qua opleiding voelen ze zich verheven boven de andere bewoners van de agrarische gemeenschap Kfar Malal (ten noordoosten van Herzliya) en de relaties zijn onhartelijk, waardoor de kleine Arik ook vijandig wordt benaderd door de andere kinderen. Hij ervaart al vroeg hoe zijn ouders zich tegen het establishment verzetten; ze gedragen zich als individualisten en hebben als enigen in het dorp hun huis van een hek voorzien. Deze sensatie van zich permanent niet thuis voelen en waakzaam moeten zijn – op zijn vijfde krijgt hij een dolk voor zijn verjaardag – werpt licht op zijn latere eigenzinnigheid en individualisme als militair en politicus. Als veertienjarige instructeur van de militaire jeugdbeweging neemt hij al veel meer risico’s dan toegestaan is.
Haganah
Als jongeman treedt hij toe tot de ondergrondse Haganah en vecht als pelotonscommandant in de oorlog van 1948-’49. In de jaren 50 leidt hij een speciale commandogroep, Eenheid 101, die represailleacties over de grenzen uitvoert tegen Palestijnse militanten en bedoeïenen; Sharon vindt methodes van terreurbestrijding uit die nog steeds worden gebruikt. Tijdens de Suez-oorlog van 1956 voert hij een parachutistenbrigade aan; men ziet in hem een briljante, dappere strateeg en als generaal-majoor leidt hij tijdens de Zesdaagse Oorlog een divisie in de Sinaï naar successen. In 1973 volvoeren Sharons troepen hun beroemde manoeuvre in de Sinaï, waarmee het Egyptische Derde Leger wordt omsingeld. Het is het keerpunt in een oorlog die Israël na een dramatische start alsnog wint. Sharon gaat de politiek in als Knessetlid voor Likoed, dat hij hielp oprichten; daarna richt hij in 1976 nog een partij op, Schlomtzion, die een jaar later met Begins Likoed fuseert. In 1981 wordt hij minister van Defensie voor Begin. In die functie besluit hij, na een mislukte aanslag op de Israëlische ambassadeur in Londen, zonder Begin en de Knesset te raadplegen tot een inval in Libanon (juni 1982) om de PLO te verdrijven. Dat lukt weliswaar, maar Israël raakt verstrikt in een situatie die het als agressor op de kaart zet; volgens sommigen met passieve steun van het Israëlische leger vermoorden christelijke militieleden in september honderden Palestijnen in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila. De commissie-Kahan acht Sharon indirect verantwoordelijk – hij had op basis van de signalen die hij kreeg meer kunnen doen om de Palestijnen te beschermen – en hij verliest zijn ministerpost. Sharon is down maar niet out en vervult in de jaren daarna diverse ministersposten. Als minister van Huisvesting steunt hij de kolonisten met een omvangrijk bouwprogramma op de West Bank en in Gaza. Hij wordt in 1998 Netanyahu’s minister van Buitenlandse Zaken en wordt na diens verkiezingsnederlaag van 1999 leider van Likoed.
Driest
Sharon demonstreert – hij is dan geen minister meer – op 28 september 2000 opnieuw zijn driestheid: hij maakt een opzichtige wandeling naar de Tempelberg om te demonstreren dat Jeruzalem nooit zal worden opgegeven, wat door de Palestijnen als een provocatie wordt gezien. De Tweede Intifada breekt uit – de internationale commissie-Mitchell ziet geen verband met Sharons wandeling – die Sharon, in februari 2001 premier geworden, zelf mag gaan bestrijden. Het zijn de jaren van tientallen bloedige aanslagen die Sharon onder meer met de bouw van een veiligheidsbarrière bestrijdt. In augustus 2005 laat Sharon verrassend 21 Israëlische nederzettingen in de Gazastrook ontruimen in het kader van een eenzijdige terugtrekking; Sharon denkt dat de Israëlische staat tegen een Palestijnse bevolkingsexplosie moet worden beschermd. Twee maanden later verlaat Sharon Likoed en richt zijn eigen partij op, Kadima – in Israël geen onbekende manoeuvre, maar hij deed dit als premier – om daarmee de verkiezingen van maart 2006 te winnen. Zijn kansen lijken riant, maar hij krijgt twee hersenbloedingen en wordt, nog steeds in coma, in april 2006 als premier afgelost door zijn vicepremier Olmert. In het openbaar meldde Sharon na de terugtrekking uit Gaza dat er geen verdere terugtrekkingen zouden volgen, maar inmiddels weten we uit getuigenissen dat Sharon ook het grootste deel van de West Bank wilde prijsgeven. Rafi E itan, minister onder Olmert en ex-Mossad-offi cial, vertelde in februari vorig jaar dat hij in december 2005 met Sharon had gesproken. De ‘bulldog’ wilde de West Bank voor tweederde aan de Palestijnen overlaten, met behoud van vrijwel alle Israëlische nederzettingen. Sharon wist volgens Eitan dat Israël ‘niet kon doorgaan met het overheersen van een ander volk’; ontvlechting was ook hier het concept. Hij wilde de Palestijnen toegang tot hun grote bevolkingscentra geven met een ingewikkeld systeem van tunnels en bruggen en daarmee op de West Bank twee parallelle, maar strikt gescheiden werelden creëren. De Jordaanvallei zou bij deze oplossing Israëlisch blijven.
Karakter
Over Sharons eigenschappen lijken voor- en tegenstanders het aardig eens: zijn eigenzinnigheid gaf hem voor de eersten een heldenstatus, maar maakte hem voor de anderen een ongeleid projectiel. Hij ergerde tijdens de oorlogen die hij vocht zijn superieuren of stelde hen voor voldongen feiten, zoals bij zijn ongeautoriseerde aanval op de Mitla-pas in 1956, die tientallen Israëli’s het leven kostte en zijn carrière jaren hinderde. Rogel Alpher wees deze week in Haaretz op Sharons vermogen om concessies aan Arabieren en verdenkingen van corruptie en crimineel gedrag te overleven die andere politici hun carrière of hun leven (Rabin!) hadden gekost. Justitie onderzocht onregelmatigheden in de fondsenwerving voor de verkiezingscampagne van 1999 (voor het Likoed-leiderschap) waarvoor uiteindelijk alleen zijn zoon Omri werd veroordeeld. ‘In de ogen van de Israëlische mainstream was Sharon boven iedere kritiek verheven (…) Hij overtuigde een groot deel van de Israëli’s ervan dat de waarheid iets fl exibels is.’ Met Sharon nam Israël afscheid van het idee van absolute waarheden zoals goed en kwaad. ‘Niets was heilig’ voor hem en het belang van alles – nederzettingen, de bezetting van de gebieden, militaire orders, oorlog als laatste optie – was relatief. Het geheim van Sharons populariteit: hij gaf de Israëli’s een goed gevoel over zichzelf. The Guardian prees Sharon deze week niettemin als de man die cruciale stappen had kunnen zetten naar vaste grenzen, omdat hij ‘geloofwaardig’ was als laatste prominente lid van de vechters van 1948; ‘het was Ben Goerion die zijn naam van Scheinerman in “Sharon” veranderde, als een koning Arthur die een ridder zalfde’. Sharon had de ‘intrigerende gewoonte’ om Israëlische locaties met hun oorspronkelijke Arabische namen aan te duiden, ‘waarmee hij de waarheid erkende die meestal onder de aarde begraven ligt’. Het veelgeprezen recente boek Mijn beloofde land van Ari Shavit, ‘een persoonlijke geschiedenis van Israël’, steunt indirect Sharons beleid, want Haaretz-columnist Shavit gelooft niet dat teruggave van de in 1967 veroverde gebieden het confl ict oplost: het ware probleem ligt voor de Palestijnen nog altijd in 1948, bij de stichting van de staat Israël. Volgens die visie zouden politici als Sharon er gelijk in hebben de harde lijn te volgen, omdat geen enkele concessie voor de Palestijnen genoeg zal zijn; dan resteert alleen het vastberaden koersen op de eigen belangen. Ook volgens het zelden Israël-vriendelijke The Guardian ging er met Sharon een belangrijke politicus verloren.