
Foto: Eyal Warshavsky
Jeruzalem is de stad waar gebeden wordt, in Haifa wordt gewerkt en in Tel Aviv gedanst. En hoe. Een nacht doorhalen in de city that never stops.
Door: Annet Röst
Tel Aviv met haar honderden cafeetjes, blauwe zee, galerieën, en vele jonge inwoners is hip. Niet alleen de Israëli’s zelf denken er zo over, de New York Times publiceerde onlangs een lyrisch artikel over de ‘witte stad’. Volgens National Geographic hoort Tel Aviv in de top tien van beste strandsteden ter wereld. Lonely Planet riep Tel Aviv uit als ‘ultieme partystad’ en ‘beste hedonistische citybreak’. Tel Aviv staat ook in de top-3 van reisjournaliste Iris Hannema. Ze bezocht voor haar werk honderden steden. „Maar geen stad kan tippen aan de vibes hier,” aldus de journaliste. „Iedereen leeft hier alsof er geen morgen bestaat en die sfeer maakt het magisch. Ik word echt gelukkig van Tel Aviv.” Ik ontmoet haar in de Social Club, een bar-restaurant, gesitueerd in een klein steegje dat uitkomt op de statige Rothschild-boulevard. Hannema kwam vijf jaar geleden voor het eerst naar Israël met een persreis. Sindsdien komt ze minstens één keer per jaar terug. „Het heeft hier iets van Rio de Janeiro, maar dan zonder dat je bestolen wordt. Een heerlijk klimaat, fantastisch eten en een zinderend uitgaansleven,” aldus de doorgewinterde reizigster. Om ons heen zitten wat formelere Tel Avivi’s: bloesjes, pakken, haar, alles netjes in de plooi, op z’n Italiaans. „Eigenlijk had ik een tafeltje op het terras besteld, maar nadat ik de barman spotte ben ik toch maar aan de bar gaan zitten,” lacht Hannema. We kijken hoe de barman met zijn gespierde armen de cocktails schudt. Niet veel later weten we dat hij Assaf heet, ook modellenwerk doet en dat z’n eeneiige tweelingbroer in Parijs woont. Rond een uur of half elf zet de dj zijn muziek harder en komt de avond echt op gang. Op aanraden van Yaron, die samen met zijn vrienden naast ons zit, gaan we naar de ‘verborgen’ Lucifer Bar om nog een drankje te doen. Op de rekening van bar-restaurant Social Club staat een krabbel van de barman. Een telefoonnummer en de woorden: ‘Strand? Morgen?’ Zo gaat dat in Tel Aviv, recht op het doel af. Geen draaikonterij.
Geheime locaties
We lopen naar de Allenby-straat en volgen de aanwijzingen die ons net zijn gegeven. Bij restaurant Stefan Brown moet je naar binnen. Vervolgens ga je daar niet eten, maar loop je langs de tafeltjes van dinerende gasten naar het trappenhuis van het appartementencomplex boven het restaurant. Eenmaal in het trappenhuis ziet iedere deur er hetzelfde uit, sommige met naambordje, andere zonder. Als er meisjes met diep uitgesneden jurken en jongens met tatoeages en hippe brillen met zwarte monturen de trap oplopen weten we waar we moeten zijn. Achter een van de schijnbaar gewone voordeuren schuilt een donkere, rokerige bar, vol artistiek uitziende Israëli’s. Er zijn geen ramen, maar boven de bar hangen grote schermen waarop onwetende voorbijgangers te zien zijn, gefilmd door live webcams die – blijkbaar – onopvallend buiten voor de deur hangen. „Is dit een pick up bar?” vraag ik een jongen die net een whiskey bestelt. Specifieke cafés in Tel Aviv staan te boek als ‘pick up bars’ vanwege hun hoge date and go-gehalte. Daar doet deze bar ook aan denken. „Haha, nee hoor,” lacht de charmante jongen. „Maar ook weer wel natuurlijk.” Na een wodka en een sigaret – gewoon omdat het kan – gaat mijn telefoon. „Yalla, waar zijn jullie? Nu naar de Bustan komen, hier gebeurt het!” schreeuwt vriend Aviram Carmelli in mijn oor. Aviram is dé partykoning van Tel Aviv. Hij leeft letterlijk en figuurlijk van feesten. Het is zijn baan om mooie mensen bij de beste partijen naar binnen te krijgen. Hij doet dit al jaren, en met succes.
Lees de rest van het verhaal in NIW 12