The Zookeeper’s Wife ontdoet een prachtverhaal over de Jodenvervolging in Warschau van diepgang en realisme.
Mocht u de komende weken iemand spreken die The Zookeeper’s Wife heeft bezocht, stel hem of haar dan deze vraag: kun je je de naam van een Joods personage uit de film herinneren? De kans is groot dat de bezoeker met moeite met één naam op de proppen komt, Urszula, en dat verder vragen zinloos is. Het is een van de problemen die ik heb met de verfilming van Diane Ackermans boek (in Nederland uitgebracht als Antonina’s dierentuin): de Joden spelen een anonieme bijrol, alsof zij niet meer dan het inwisselbare object van de Holocaust waren.
Op zich leent het verhaal van het echtpaar Zabinski zich uitstekend voor een spannend oorlogsdrama: dierentuindirecteur Jan en zijn vrouw Antonina gebruikten hun zoo om driehonderd Joden uit het getto van Warschau naar veiliger oorden te smokkelen. Dat lukte, en hoe! Slechts twee van hen overleefden de oorlog niet. Helaas, het scenario vertoont enorme gaten (Antonina gaat van platte buik, naar zwanger, naar kindje in de tijd die de bioscoopganger erover doet een handvol popcorn naar zijn mond te brengen) en de dialogen zijn zo oppervlakkig en gekunsteld dat ze na een tijdje op de lachspieren werken – niet de bedoeling gezien het onderwerp van de film.
Mierzoet
Wat ook niet helpt is dat de hoofdpersoon veel minder interessant is dan haar echtgenoot (een verzetsstrijder van het eerste uur) en wordt vertolkt door Jessica Chastain (wat is er met haar gebeurd sinds het voortreffelijke Zero Dark Thirty?) die slechts twee gezichtsuitdrukkingen lijkt te kennen: mierzoet gelukkig als zij bij haar dieren is, op het punt in huilen uit te barsten in zo ongeveer alle andere scènes. Het lijkt erop dat Hollywoods leading ladies het gewicht van de Holocaust-last op hun frêle schouders niet aankunnen, want ook Rachel Weisz bakte er recent weinig van in Denial. Wie mijn recensie van die film in NIW 23 heeft gelezen, ontdekt misschien een andere trend: razend interessante verhalen die door de filmmakers worden versimpeld en van diepgang ontdaan. Dat is misschien begrijpelijk tegenover de gemiddelde kijker, die steeds minder weet over de Shoa, maar voor de beter ingevoerde is het op zijn best storend en op zijn kwaadst beledigend. Ja, The Zookeeper’s Wife volgt een waargebeurd verhaal (ook in Artis zaten onderduikers, zij het vooral om de Arbeidseinsatz te ontduiken), maar nee, dat is geen excuus de slachtoffers neer te zetten als karakter- en willoze figuranten.
Een voorbeeld hiervan: waar de Warschauopstand van 1944 wél aan bod komt (Jan Zabinski vecht erin mee en raakt gewond) wordt de getto-opstand van een jaar eerder niet eens genoemd. De film gaat dan ook meer over Polen (uitsluitend helden in deze in dat opzicht toch wat twijfelachtige weergave van de historische werkelijkheid) dan over Joden. Deze laatsten zijn lijdend voorwerp, hooguit meewerkend, maar zeker geen onderwerp in de film. Wie een meer realistisch beeld van lijden, heldhaftigheid én verraad tijdens de bezetting van Polen wil zien, doet er beter aan In Darkness van Agnieszka Holland op te zoeken bij Netflix of Videoland. De onderduikers hebben daar in ieder geval meer diepgang dan de dieren uit Antonina’s zoo. Dat klinkt misschien hard, maar ik ben niet de enige die er zo over denkt: New York Times-recensent Stephen Holden stelde als alternatieve titel ‘Schindler’s List With Pets’ voor.
Het is hoog tijd voor een Holocaust-verfilming waarin Joden niet uitsluitend als willoze, eendimensionale slachtoffers, overgeleverd aan de goedertierenheid van anderen, worden geportretteerd, maar als mensen die leefden en stierven, in angst en moed en lafheid en waardigheid. Menselijk in de onmenselijkheid van hun lot. Ik denk aan Mila 18 van Leon Uris, maar vooral aan André Schwarz-Barts De laatste der rechtvaardigen. Al blijft dat laatste boek misschien beter onverfilmd, want onverfilmbaar. Soms moet de kijker maar de moeite doen lezer te worden.