Ah! She’s one of us!
Een vriend met wie ik regelmatig onze gezamenlijke interesse bespreek – Joodse beroemdheden – vertelde mij laatst dat hij erachter was gekomen dat topmodel Cara Delevigne Joods is. Ah! She’s one of us!, dacht ik, dat komt goed uit. Want met ingang van deze week heb ik het Jewcy-stokje overgenomen van Lisa Goudsmit (geen familie) en zal ik u tweewekelijks trachten te vermaken met stukjes over Joodse beroemdheden.
Cara Delevigne is een van de bekendste modellen van dit moment. Ze is de muze van niemand minder dan Karl Lagerfeld, heeft meer dan 19 miljoen volgers op Instagram, wordt vaak de nieuwe Kate Moss genoemd en is bezig met haar acteercarrière. Is deze niet zo heel lange ‘blondine’ met blauwe ogen inderdaad Joods, vroeg ik me af. Wikipedia leert dat er blauw bloed stroomt door de aderen van de prachtige Cara, maar ook dat deze achter-achterkleindochter van de Joodse Sir George Faudel-Phillips (1840-1922) en diens vrouw Helen Moses Levy halachisch Joods is. Of Delevigne zichzelf ook als Joods beschouwt, ‘iets’ met haar jodendom doet of elke week in sjoel zit, weet ik niet. Op haar Instagram vind ik geen foto’s waarop ze chanoekakaarsjes aansteekt of matses eet.
Omgekeerd
Waarom vinden we het eigenlijk zo lekker om te weten dat een beroemdheid Joods is? Wordt iemand er leuker van? Mooier? Intelligenter? Staat er in de media iets positiefs over een Joodse beroemdheid, dan vinden ‘we’ dat doorgaans goed nieuws. We betrekken het op onszelf. We zijn trots, want wat zij bereikt hebben zou best weleens te maken kunnen hebben met hun Joodse achtergrond. En die delen we met ze. Dus dat straalt een beetje af op ons allemaal. Toch?
Dat veel Joden zichzelf absoluut niet als Joods zien of zelfs bekeerd zijn tot een ander geloof maakt voor onze Joodse trots niets uit. Neem Bob Dylan (katholiek geworden) en Leonard Cohen (belijdt het boeddhisme). Het NIW zal hun cd’s blijven bespreken. Of culinair journalist Johannes van Dam. Zelf voelde Van Dam zich helemaal niet Joods. In een interview in het NIW niet lang voor zijn dood zei hij: „Ik heb vier Joodse voorouders, maar ben zelf niet Joods.” Maar wij roepen trots: ‘Van Dam? Joods natuurlijk!’ En plaatsen een interview met hem. ‘You can check out any time you like, but you can never leave’, wil ik maar zeggen. Het omgekeerde doet zich uiteraard ook voor: een belasting ontduikende advocaat, een racistische directeur van een basketbalteam of een vreemdgaande burgemeester. Dan zeggen we het niet hardop, maar we denken het wel: die is Joods. Stiekem schamen we ons dan een beetje. Of gaan we op zoek naar argumenten om duidelijk te maken dat hun gedragingen ‘niks met het jodendom te maken hebben’.
Heb ik nu het bestaansrecht van deze rubriek al in mijn eerste aflevering ondermijnd? Hoe dan ook, de komende tijd zal ik met trots, soms met schaamte en altijd met veel plezier schrijven over het wel en wee van Joodse beroemdheden.