Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Achtergrond

Wereldreizigers met een ideaal

Jong en vol idealen waren ze. Ze rookten niet, ze dronken niet, ze waren tegen de dienstplicht, ze geloofden in een simpel leven. En ze trokken de wijde wereld in. Te voet, op de fiets. Geen cent op zak. Hun vertrekpunt was de Dam.

Wim Willems 20 juli 2022, 12:00
Wereldreizigers met een ideaal

Dit artikel verscheen eerder in NIW 7 5781/2020

Op 10 augustus 1925 worden Abraham Mossel en zijn verloofde Hendrina Schweiger gefotografeerd op de Dam. Ze staan beiden met een fiets aan de hand – Bram heeft een aanhangwagentje met kampeerspullen – omringd door nieuwsgierig publiek. Jong en oud. Mannen met petten en strohoeden. Bram ziet eruit als de filmster Charlie Chaplin in zijn hoogtijdagen: een zwarte krullenbol, borstelsnor en fiere oogopslag. Hendrina kijkt een tikje onwennig en serieus in de camera, alsof ze wil zeggen: uit de weg mensen, wij gaan ervandoor. En dat deden ze, door Nederland, België, Frankrijk en Spanje. Door wind, regen en subtropische warmte. De Dam is hun vertrekpunt.

Abraham Mossel (1891-1944) was een jongeman met talent voor zowel tekenen als fotografie. Net als Hendrina (1901-1943) kwam hij uit een Joodse familie in Amsterdam, en net als zij had hij zich van het geloof van zijn voorouders afgekeerd. Beiden noemden zich socialist. Ze wilden al schrijvend en fotograferend voor kranten tijdens hun reis door Europa de kost verdienen.

Onderweg schreef Hendrina brieven naar vrienden en familie thuis, terwijl Bram werkte aan een manuscript over hun tocht, verluchtigd met schetsen in een licht ironische stijl over het Spaanse leven in de stad en op het platteland. De Amsterdammer drukte er zowel verbazing als verrukking mee uit, over een samenleving die toen nog door weinig buitenlanders bezocht werd. Hij kreeg zijn verhaal, Wat wij in Spanje beleefden, nooit gepubliceerd.

Don Quichot
Twee jaar later gingen de twee opnieuw op reis door Spanje, waarna ze overstaken naar Marokko. Nu had Bram ook een fototoestel bij zich. Door een gelukkig toeval zijn veel foto’s en tekeningen bewaard gebleven, terwijl brieven, documenten en dagboeken verloren zijn gegaan. Wat zijn foto’s vooral opmerkelijk maakt, is dat hij er een Spanje mee heeft vastgelegd van vóór het massatoerisme. Het is alsof we de wereld betreden van Don Quichot van La Mancha, de romanfiguur die hij ook een paar keer tekende. Hij gaf het vroegzeventiende-eeuwse boek van Cervantes zelfs cadeau aan Hendrina. Haar zien we op de fiets bij een bos waar de schillen van de kurkeiken langs de kant van de weg liggen. We zien haar in het Spaanse deel van Marokko met een trotse lach bovenop een kameel.

We zien vrouwen op hun knieën bij een waterbassin de was schrobben, terwijl hun mannen bij een bron emmers water pompen. Steden die met hun stevige muren de middeleeuwen in herinnering roepen. De mysterieuze sfeer van de poort van Toledo, waar een regiment ruiters elk moment uit tevoorschijn kan komen. Als een ontdekkingsreiziger legde hij met zijn camera de omgeving en de folklore vast van een mediterraan land aan de vooravond van de grote veranderingen van de twintigste eeuw.

Tolstoj
Het idee van een grote reis was voor het stel niet nieuw. Al eerder was Bram Mossel met twee vrienden te voet de wereld rond getrokken. Op 6 juli 1911 stonden er al net zoveel mensen op de Dam om de jongemannen uitgeleide te doen. Het groepje had overal in de stad met bulletins publiciteit gemaakt, en waren van plan acht jaar op sandalen door Europa, het Midden-Oosten en Zuidoost-Azië te wandelen. Geen van hen rookte of dronk. Geweld zwoeren ze af en ze waren tegen de dienstplicht. En ze waren actief lid van de nog jonge beweging van vegetariërs in Nederland.

Wat zij wilden, was een rein of simpel leven, in navolging van de schrijver Lev Tolstoj: een Russische graaf die op oudere leeftijd het leven van een monnik ging leiden, dat sprak hen aan. In zijn geest zetten de drie idealistische vrienden zich af tegen de stadse leefstijl waarin zij opgroeiden. Een van hen gaf les in Esperanto, de kunsttaal waarvan in die jaren werd gedacht dat ze de wereld zou veroveren. In socialistische kringen koesterde men de hoop dat het bijeenbrengen van de ‘proletariërs aller landen’ soepeler verliep wanneer de arbeiders één taal deelden.

Hun uiterlijk liet er geen misverstand over bestaan dat zij een apart soort reizigers vormden. Ze droegen weliswaar een gewone landlopershoed en een ruig jasje met een hoge boord, maar over hun borst hadden zij een witte sjerp met het opmerkelijke woord ‘wereldwandelaars’.

Het gezelschap wereldwandelaars op de Olijfberg, buiten Jeruzalem (1913)

Krentenbrood
De nacht voor hun vertrek sliepen ze in het ouderlijk huis van Bram Mossel in de Vrolikstraat, waar om zeven uur de wekker ging. Ze vertrokken gehaast. Niet te voet, want alleen met het openbaar vervoer konden ze op tijd bij het startpunt zijn. In de tram verkochten ze al meteen hun eerste ansichtkaarten, met hun portretjes en een kort cv. Ze gingen zonder geld op stap en moesten van de kaartverkoop leven.

Op de Dam drukten de jongens hun kennissen de hand en liepen snel naar het hoofdpostkantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal voor een stempel. Ieder van hen had een schrift bij zich, waarin zij in alle dorpen en steden die ze bezochten een bewijs van hun aanwezigheid op zouden nemen. Terug op de Dam wachtte een grote kring van mensen hen op. Een politieagent moest voorkomen dat er een opstootje ontstond. Gejuich steeg op, hoewel ze ook wel werden uitgemaakt voor een stelletje padvinders, carnavalsgasten en dergelijke.

In gezelschap van familie, vrienden en kennissen trok het trio door Amsterdam. Ze passeerden de Vrolikstraat, waar de familie Mossel vanaf het balkon de reizigers met zakdoeken uitwuifde. Aan het eind van de straat kregen ze een brief in Esperanto overhandigd, met adressen van geestverwante instanties in Europa. Daar konden ze terecht voor advies en bijstand. Voorop liep een man die een kaart omhooghield met de tekst ‘De vegetarische wereldreizigers’. Ook gingen ze even langs bij de redactie van De Tribune op de Ringkade, want Bram had afgesproken voor het weekblad van de Sociaal-Democratische Partij (voorloper van de communistische partij) iedere week een artikel over hun reis te schrijven.

Inmiddels liep het tegen het middaguur en sloeg de trek toe, dus haalden ze bij een bakker warm krentenbrood. Met hun mond vol passeerden ze de grens tussen Amsterdam en de Watergraafsmeer en namen daar afscheid van vrienden. Een klein groepje getrouwen wandelde nog een eind mee. Ze voelden zich herauten, die al wandelend met hun socialistische idealen een nieuwe tijd wilden inluiden.

Scheiding
Na drie jaar reizen bevonden de wandelaars zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in Palestina, waarna ieder zijn eigen weg ging. Bram wilde verder naar India, maar werd door de Engelsen bij de grens met Eritrea tegengehouden op verdenking van spionage. Hij keerde terug naar Amsterdam en kwam pas weer in beeld toen hij met Hendrina op de fiets door Europa ging reizen.

Na hun fietstocht hield Bram het reizen in 1928 voor gezien. Hij was inmiddels 37 jaar, de gewenste publicaties waren uitgebleven, zijn ambitie een baan als journalist en fotograaf te vinden, bleef onvervuld. Hij wilde zich nu eindelijk gaan vestigen en een gezin stichten. Dat verlangen leidde tot een scheiding van Hendrina. In de familie gaat het verhaal dat Bram zijn eigen weg ging omdat Hendrina geen kinderen kon krijgen, maar waarschijnlijker is dat zij, zoveel jonger dan hij, de smaak van het reizen te pakken gekregen had. Zij was opgeleid tot schooljuf, maar had nog geen enkele behoefte aan burgerlijke zekerheid. Hendrina wilde de aarde rond in de voetsporen van de vroegere wereldwandelaars en liet zich niet van dat voornemen afbrengen. Met haar jongere zus Lea besloot ze vijf jaar lang rond te reizen. Ook zij lieten kaarten drukken om onderweg te verkopen, waarop ze poseerden in Volendamse dracht – met een Hollandse molen op de achtergrond. In de tekst stond dat vrouwen net zo moedig waren als mannen en hun idealen ook op eigen kracht durfden na te jagen.

Marie Zwarts en Gerard Perfors gefotografeerd in Jaffa in het toenmalige Palestina, tijdens de eerste reis, omstreeks 1913-1914

Een jaar later hadden de twee zussen Istanboel bereikt. In Nederlandse kranten verschenen jubelende stukken over de ‘bekoorlijke globetrotters’. Ze trokken veel bekijks en er stonden nog veel landen op hun verlanglijstje, althans op dat van Hendrina, want Lea hield het voor gezien en keerde terug naar huis. De echte reizigster van het stel trok verder naar Palestina, waar ze een halfjaar verbleef – en er zelfs serieus over dacht zich te vestigen in het thuisland van haar voorouders. Dat heeft ze niet gedaan. De Holocaust kostte haar het leven, net als Bram.

Toos Bram was in 1929 getrouwd met Toos Hopper, een zestien jaar jongere, niet-Joodse vrouw, met wie hij zich als fotograaf in Loenen aan de Vecht vestigde. In 1940 kwamen ze met hun drie zonen Frans, Bob en Wim in Soest te wonen. Bram heeft de jongens niet zien opgroeien, want een NSB’er uit de straat leverde hem uit aan de Duitse autoriteiten. Hij bezweek in maart 1944 aan vlektyfus in een werkkamp in Silezië. Toos, van wie hij veiligheidshalve in 1942 was gescheiden, en de jongens overleefden de oorlog wel. Hendrina Schweiger werd in 1938 als sanatoriumpatiënt opgenomen in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Van hieruit is zij met meer dan duizend medebewoners in januari 1943 op de trein gezet naar Auschwitz, waar haar leven eindigde in de gaskamer.

Foto’s: Stadsarchief Amsterdam, Archief Bob Mossel en Joods Museum

Heeft u dit artikel met plezier gelezen? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *