Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Binnenland

Zo schilder, zo zoon

Redactie 03 juni 2018, 00:00
Zo schilder, zo zoon

Sinds ik vader ben kijk ik anders tegen de dingen aan. Bakfietsen zijn geen wegversperringen meer, maar misschien best handig. Scharen zijn geen gebruiksvoorwerpen, maar potentiële moordwapens. Vroeg naar bed op zaterdagavond is niet meer zonde van mijn tijd, maar het beste wat mij kan overkomen.

Zelfs de manier waarop ik kunst beschouw is totaal veranderd. Neem Jozef en Isaac Israëls, vader en zoon, van wie ik overigens een verre neef schijn te zijn. Vader Jozef (1824–1911) mag dan de eerste beroemde Joodse kunstenaar ter wereld zijn geweest (afgezien van Besaleël, die in opdracht van niemand minder dan het Opperwezen het tabernakel ontwierp), ik heb hem altijd nogal zijig gevonden. Vanwege zijn lichtgebruik werd Jozef Israëls door zijn Haagse School-collega’s gezien als de nieuwe Rembrandt, een reputatie die hij zelf maar wat graag uitventte door bijvoorbeeld een nieuwe versie van Het Joodse bruidje te schilderen. Maar Jozefs schilderijen dragen larmoyante titels als Levensavond of Armoedig bestaan en staan bol van het sentiment: een vissersvrouw die naar den einder tuurt, smachtend naar haar man die waarschijnlijk op zee is verdronken, zodat zij haar bloedjes van kinderen alleen zal moeten opvoeden. Aan de wand tikt een slingerklok en in de hoek wacht een hond op zijn baas, vergeefs!

Nee, dan zoon Isaac Israëls (1865–1934). Als hij een vrouw aan de kust schilderde was dat geen Scheveningse weduwe, maar een schone jongedame in badpak op het mondaine strand van Viareggio. Waar vaders stijl zwaar en donker was, schilderde de zoon in frisse, losse toetsen. Als Jozef een smartlap was, was Isaac een opzwepend chanson.

Dat gold niet alleen voor hun werk, ook in levensstijl waren Jozef en Isaac Israëls tegenpolen. Was vader een brave burgerman met commerciële instelling, zoon Isaac was een bohemien pur sang, de bohemien die ik ooit ook probeerde te zijn. Misschien is dat wel de reden dat ik me altijd meer met Isaac identifi ceerde: net als hij verhuisde ik als twintiger naar Amsterdam. Net als hij omringde ik me daar met kunstenaars en dichters van bedenkelijk allooi en stopte ik na een jaar al met de kunstacademie. En net als hij had ik weinig commercieel  succes, maar ik troostte me met de gedachte dat echte genieen pas na hun dood de erkenning krijgen die ze verdienen.

In de modder
Maar zoals gezegd, het vaderschap verandert alles. De tijd vliegt en voor je ‘ledor wador’ kunt zeggen ben je veranderd in een ouwe lul. Ik heb daardoor meer sympathie voor Jozef Israëls gekregen. Zo snap ik nu de zorgen die hij moet hebben gehad toen hij zijn zoon in gezelschap van de Tachtigers zag ontsporen. Onderschat ook nooit de rol van de Joodse moeder. Aleida Schaap, echtgenote en manager van Jozef Israëls, vond het maar niets dat zoonlief zich tegen hen afzette. Ze dacht dat hij daadwerkelijk gek was geworden en raadpleegde schrijver/ psychiater Frederik van Eeden. Die adviseerde haar haar zoon met rust te laten: “Hij gaat, zoals hij altijd gedaan heeft, stilletjes zijn eigen gang. Hij wil juist onder niemands invloed staan en ik verzeker u, al is hij op het ogenblik een beetje de kluts kwijt – maak u niet bezorgd, bij iemand als Isaac komt dat snel genoeg terecht.” Aleida was echter niet gerustgesteld en schreef aan Isaacs beste vriend, de dichter Albert Verwey: “Toen hij zeventien jaar was, was hij de knapste van al de jonge schilders in ons land – hij had zulks kunnen blijven, waarom niet? Nu heeft hij zijn talent vermoord, hij is met zijn kunst op een dwaalweg geraakt – hij zit in de modder, hij zal er nog voorgoed in omkomen…”

Net als de beide ouders Israëls begrijp ook ik niets van moderne fratsen – nu al. En mijn zoons (ik ben gezegend met de mooiste tweeling ooit) zijn pas een half jaar oud. Wat Isaacs impressionisme was voor zijn vader en moeder, worden Snapchat, vlogs of wat er over een paar jaar voor in de plaats komt, voor mij. Toch hoop ik dat zij ‘stilletjes hun eigen gang’ zullen gaan, dat zij zich niets aan zullen trekken van hun ouderwetse vader en dat zij die op ieder vlak zullen overtreffen. Net als Isaac Israëls heeft gedaan.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *