De dagen voorafgaand aan 9 av, de zogenaamde negen dagen, ervaar ik jaar in, jaar uit als vervelend en deprimerend. Negen av is de dag waarop zowel de eerste als de tweede tempel in Jeruzalem werd verwoest, het begin van het galoet, de ballingschap waarin we ons nog steeds bevinden. Galoet is niet alleen buiten de grenzen van het Heilige Land, maar ook in Israël zelf. Totdat de komst van de masjieach, want dan zal er sjalom zijn in Israël en voor de gehele mensheid waar ook ter wereld. Maar tot die tijd … Als we voor een reguliere jom tov staan is er voorbereiding op culinair gebied, jom-tovkleding wordt klaar gelegd, het huis wordt opgepoetst en de passende speciale liederen galmen door de gangen, zeker als vader de chazan (voorzanger) is. En naarmate het begin van de dag nadert, de kaarsen al op tafel staan, beginnen de geuren van de speciale gerechten het huis meer en meer binnen te dringen. De voorbereiding voor sjabbes.
Maar hoe anders zijn de dagen voor 9 av, ook nu helaas, zo sterk voelbaar in nota bene de enige democratie in het Midden-Oosten, de staat Israël, die het summum van tolerantie zou moeten uitstralen. In plaats daarvan zien we een destructieve polarisatie.
Een van de belangrijkste redenen van de verwoesting van de Tempel was: sinat chinam – haat zonder reden. En terwijl ik aan het schrijven en nadenken was over de sinat chinam belde mijn goede vriend rabbijn Awraham Soetendorp. Waarover wilde hij spreken, welke zorg wilde hij met mij delen? “Haat zonder reden”. De situatie in Israël zoals die in de media verschijnt, toont een gigantische verdeeldheid, een kloof tussen orthodoxe en seculiere Joden. Of het allemaal zo zwart-wit is als de media tonen, weten we beiden niet. Maar het is niet goed. Wat wij eraan kunnen doen? Davvenen voor de echte sjalom en voor de komst van de Masjieach en natuurlijk zorgen dat daar waar wel eenheid is, die eenheid ook uitstralen. In ieder geval zijn Soetendorp en ik dezelfde mening toegedaan: Israël kan en moet zijn eigen boontjes doppen en net zoals Joden buiten Israël last hebben van antisemitisme, zo lijdt Israël momenteel aan een andere ziekte genaamd polarisatie. Welk virus gevaarlijker is, weten we beiden niet, maar het schaadt. Maar, en dat komt natuurlijk niet naar buiten want het is geen nieuws, wij beiden geloven nog steeds dat de meerderheid van de Israëliërs weliswaar een meningsverschil heeft en daarover in discussie is, maar zonder wederzijdse haat. Beiden worden wij, Soetendorp en mijn persoontje, benaderd om ook onze stem te laten horen en te protesteren voor of tegen Netanyahu. En beiden zijn wij eensgezind van mening: aan nog meer polarisatie is geen behoefte. Laat de media in ons land maar wat meer aandacht besteden aan landen waar naar buiten toe geen enkele discussie zichtbaar is …
Mijn collega Soetendorp en ik zijn van mening: aan meer polarisatie is nu geen behoefte
Intussen werd ik gisteravond geconfronteerd met een prachtig voorbeeld van ahawat chinam – onbaatzuchtige liefde. Ik kreeg een telefoon van een mij onbekende Israëliër vanuit Jeruzalem. De man, een zeventiger, sprak uitsluitend Ivriet en was totaal in paniek. Zijn zus, een vrouw van bijna tachtig, lag in een ziekenhuis ergens in Nederland in kritieke toestand. Als hij haar nog wilde zien, moest hij acuut een vlucht boeken. En waar moet hij verblijven, en in welk ziekenhuis ligt ze, en als ze het G’d verhoede niet overleeft, paniek, huilen, intens verdriet en bovenal: totale machteloosheid. Waarom de onbekende mij belde? Omdat een rabbijn uit Jeruzalem hem mijn telefoonnummer had gegeven. Geen idee wie die rabbijn is, maar hij heeft hem wel geholpen door hem met mij in contact te brengen. Daardoor kon ik het ziekenhuis bereiken, de zieke vrouw lokaliseren en informeren naar haar welzijn om vervolgens een rabbijn die redelijk dicht bij het ziekenhuis woont, in te schakelen. Vanavond komen de broer en zijn echtgenote aan op Schiphol en staat de lokale rabbijn klaar om te helpen waar nodig. Ahawat chinam – onbaatzuchtige hulp.
Ook onbaatzuchtige hulp door Koen Carlier, van Christenen voor Israël, in Oekraïne. Dag en nacht, maanden achtereen, zijn hij en zijn medewerkers onderweg om te repatriëren. Mensenlevens te redden, niet zonder gevaar voor hun eigen leven.
“Rakketten onderweg naar Nicolaev, Odessa, Vinnitsa, Zhmerinka, Chmilnitsky en ergens vlak bij de Moldavische grens! En mijn vrouw liet weten, toen ik weer op weg was naar huis, dat ze een enorm geluid hoorde en een raket zag overvliegen … 😞”
Maar Koen is niet te stoppen. Hij gaat verder met repatriëring en met het brengen van voedselpakketten naar Joodse gemeenten in alle uithoeken van Oekraïne. En inmiddels heeft hij honderden en honderden mensen weten te bevrijden uit de hel van de oorlog. De meesten zijn naar Israël gereisd waar ze, ondanks de politieke spanningen, met open armen en met onbaatzuchtige liefde werden en worden ontvangen.