‘Rotjood! Jullie hebben de here Jezus vermoord.” Zulke teksten kreeg mijn opa Isaac (‘IJs’) Vissel als jong kind van zijn klasgenoten in het Groningse dorp Warffum te horen. De Joden waren volgens de dominee erger dan de Romeinen, die tenminste nog medelijden hadden met ‘Gods Zoon’. Als tijdens de catechisatie beeldend werd verteld hoe de spijkers door de handen van Jezus het kruis in werden geslagen stonden bij de medeleerlingen niet alleen de tranen in de ogen, maar werd ook haat en wraakzucht aangewakkerd. Resultaat: kleine IJsje werd jarenlang gepest en mishandeld. Of de zogenaamde Joodse schuld aan de dood van Jezus daar de reden voor was of dat die als excuus werd gebruikt, was niet duidelijk. Dat veel dorpsgenoten hun kinderen niet corrigeerden omdat ze vonden dat een Jood, al was die nog zo jong, een pak slaag had verdiend, is zeker.
Oermythe
Dat de Joden Jezus zouden hebben vermoord kan gezien worden als de christelijke antisemitische oermythe, die millennia lang is ingezet om anti-Joods geweld te rechtvaardigen.
Veel dorpsgenoten vonden dat een Jood, al was die nog zo jong, een pak slaag verdiende

De mythe speelde niet direct na het sterven van Jezus een rol. Dat zou ook niet kunnen: het christendom was toen een louter Joodse aangelegenheid. Jezus zelf was Joods, net als al zijn discipelen en volgelingen. Het oorspronkelijke christendom was een door en door Joodse godsdienst, zij het in vernieuwde vorm. Het werd pas losgekoppeld van het jodendom in de jaren 44 tot 49, toen Paulus, een van de vroege kerkleiders, met andere apostelen samenkwam voor het Concilie van Jeruzalem. Om de jonge godsdienst ook voor de zogeheten heidenen toegankelijk te maken werd daar besloten het volgen van de Joodse spijswetten en de besnijdenis niet langer verplicht te stellen voor nieuwe gegadigden. Paulus bleef wel benadrukken dat je als christen Joden moest liefhebben. Het waren broeders die op een dag Jezus als Messias zouden aanvaarden. De eerste keer dat Joden christusmoordenaars werden genoemd was pas in 167, in het stuk Peri Pascha door Melito van Sardis, een invloedrijke bisschop uit Smyrna in het huidige Turkije.
Politiek instrument
De mythe kan aan een andere worden gekoppeld, de vervangingstheorie. Door de ‘moord’ en de weigering Jezus als messias te erkennen zouden de Joden de status van uitverkoren volk hebben verloren, waarna de christenen die plaats zouden hebben ingenomen. Dat idee werd voor het eerst vastgelegd in een dispuut tussen de Joodse Trypho en de christelijke Justinus de Martelaar (100-165). Justinus, een van oorsprong heidense fi losoof uit het tegenwoordige Israël, was bekeerd tot het christendom en wilde Trypho ervan overtuigen dat Jezus de verlosser is van iedereen, inclusief de Joden. Het vervangingsidee kwam de christelijke kerk goed uit. Vooral in de Middeleeuwen, toen ze aan macht won, werd het een manier om zieltjes te winnen. Bekering tot het christendom was eenvoudig, en als je zo gemakkelijk tot het ‘uitverkoren volk’ kon toetreden, maakte dat de gang naar de kerk aantrekkelijk. Bovendien was er zo een zondebok beschikbaar op wie maatschappelijke problemen konden worden afgeschoven – blijkbaar iets van alle tijden. Natuurlijk dachten niet alle christenen er hetzelfde over. Dat de kerk als instituut deze mythen als politiek instrument inzette, wil niet zeggen dat iedere christen dat idee deelde. Ook was (en is) de visie per christelijke stroming verschillend. Sommige groeperingen zien Joden nog steeds als het uitverkoren volk, andere vinden zelfs dat ze dichter bij het goddelijke staan dan anderen. Ook interessant: een van bisschoppen uit het Midden-Oosten stelde in 2010 dat Joden zich niet langer het uitverkoren volk mogen noemen. Volgens de synode zijn ‘alle mannen en vrouwen uit alle landen van de wereld het uitverkoren volk geworden’. Al past die uitspraak in de huidige tijd, het leek er meer om te gaan de bouw van Joodse nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te stoppen. Volgens de bisschoppen moesten de Joden namelijk ook de claim op dat gebied als ‘door God aan hen beloofd’ laten vallen.
Klap in het gezicht
Vanaf het begin van de Middeleeuwen, rond het jaar 500, begon het idee van het Joodse ‘verraad’ terrein te winnen. Dat je je naaste lief moet hebben als jezelf (onderdeel van het Joodse sjema-gebed en door Jezus de essentie van het geloof genoemd) was een idee dat snel afbrokkelde wanneer het om Joden ging. Ten tijde van paus Gregorius I (die heerste van 590-604) werd bijvoorbeeld elk jaar met Pasen in Toulouse een Jood door de bisschop publiekelijk in zijn gezicht geslagen als straf voor het verraad van Jezus. Rond het jaar 1000 waren de posities zo verschoven dat Joden de christenen als een van de volkeren van de wereld zagen, en christenen de Joden als loochenaars van het ware verbond en als de moordenaars van Jezus. Paus Innocentius III (twaalfde eeuw) ging nog een stapje verder en schreef dat de Joden op grond van hun schuld aan de kruisiging van Jezus tot eeuwige dienstbaarheid waren veroordeeld en daarom net als Kaïn (zoon van Adam en Eva, moordenaar van zijn broer Abel) als zwervers en vluchtelingen hun leven zouden slijten.
‘Schuldbekentenis’
Wat staat er dan precies in het Nieuwe Testament, waaruit blijkt dat de Joden Jezus zouden hebben vermoord? Veel Joden hebben die betreffende teksten nooit ingekeken, juist omdat zoveel antisemitisch geweld met het Nieuwe Testament in de hand is gedoogd. Ze zijn verdeeld over vier evangeliën: die van Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes. Veel onderwerpen komen in alle vier de bronnen voor, bepaalde elementen alleen in sommige. Samengevat: de Joodse Jezus reisde zo’n drie jaar rond vanuit zijn woonplaats Nazareth. Soms wordt hij in de teksten rabbijn genoemd, maar of hij dat officieel was, is onduidelijk. Hij had veel kennis van de geschriften en hield revolutionaire rede- voeringen. Die sloegen aan en door zijn gestaag groeiende schare volgelingen leek hij een superstarstatus te krijgen – vandaar de gelijknamige musical. De Romeinen zagen hem steeds meer als een gevaar voor de gevestigde orde. Ze kochten Jezus’ discipel Judas om, om hem te verraden tijdens wat later zijn laatste avondmaal bleek te zijn.
Het christendom was direct na het sterven van Jezus een louter Joodse aangelegenheid

Om aan te wijzen wie Jezus was gaf Judas hem een kus. De Romeinen wisten zo wie ze hebben moesten, arresteerden hem en brachten hem naar Pontius Pilatus, de Romeinse prefect (bestuurder) van het gebied. Die zag geen reden Jezus te veroordelen en omdat de Joden met Pesach een gevangene mochten uitkiezen om vrij te laten bood hij ze aan in zijn plaats Barabbas, een criminele opstandeling, te laten executeren. Onder invloed van de hogepriesters, voor wie de populariteit van Jezus een doorn in het oog was, werd het volk overgehaald om voor de vrijheid van Barabbas te kiezen. Pilatus waste symbolisch zijn handen en zei dat hij geen schuld zou hebben aan de dood van Jezus. Volgens het evangelie van Mattheüs (27:25) antwoordden de aanwezige Joden: “Zijn bloed kome over ons en onze kinderen”, wat inhoudt dat zij de verantwoordelijkheid voor zijn dood op zich namen tot in de komende generaties. Vooral die zin heeft veel kwaad bloed gezet: hij werd en wordt gelezen als de schuldbekentenis voor de moord op Jezus. Pilatus geeft uiteindelijk zijn soldaten de opdracht Jezus te kruisigen. Wie de teksten goed leest moet concluderen dat de Romeinen Jezus hebben gedood. Een groepje Joden heeft op dat moment de verantwoordelijkheid op zich genomen, maar de uitvoering was niet in hun handen. Niet ‘de’ Joden, maar een aantal uit Jeruzalem dat daar op dat moment aanwezig was. Er kan dus niet gesproken worden van ‘de Joden’, dat kan alleen als het over iets gaat dat voor iedere Jood geldt. Jezus zelf was Joods, leefde als Jood en werd Joods begraven. Al zijn volgelingen – zoals eerder gezegd – waren Joods, het christendom bleef lang een puur Joodse aangelegenheid. Het afwentelen van wat een groepje Joden ooit gedaan zou hebben op alle Joden van vandaag is een daad van racisme. Toch is dit eeuwenlang gedaan, tot op de dag van vandaag, om Joden aan discriminatie, mishandeling en moord bloot te stellen.
Kruistochten
Tot en met de Tweede Wereldoorlog was het bijzonder zwaar voor Joden om onder het kruis te leven. Ze waren beter af onder islamitische overheersing, inclusief de tweederangs dhimmi-status. Joden werden net als christenen door de islam gedoogd omdat ze ‘mensen van het boek’waren. In veel landen betekende het wel dat er beperkende maatregelen waren. Zo moesten Joden meer belasting betalen dan andere inwoners. Het Joodse lot was afhankelijk van de houding van de heersers en heersende geestelijken, die per persoon en per tijdsvlak verschilden. De ene keer waren ze de Joden goed gezind, dan weer werden hun heilige boeken verbrand.
Dat je zo makkelijk tot het ‘uitverkoren volk’ kon toetreden, maakte de gang naar de kerk aantrekkelijk

Het idee dat Joden de moordenaars van Jezus waren kon op elk moment worden aangewend om ze te vervolgen, de gewone bevolking werd daarin meegesleept. Zoals tijdens te Kruistochten, de door Europese christenen tussen 1096 en 1271 ondernomen pogingen Jeruzalem te bevrijden van de islamitische overheersing die het christenen moeilijk maakte in de Heilige Stad te zijn. Vooral de Eerste Kruistocht, begonnen na een rede door paus Urbanus II in 1095, veroorzaakte veel Joodse slachtoffers. Duitse en Franse ridders stonden aan het hoofd van volkslegers die lopend of te paard de tocht naar het Midden-Oosten ondernamen. Een daarvan was de Franse edelman Boudewijn van Boulogne, die van 1100 tot 1118 koning van Jeruzalem was. Tijdens de tocht naar het zuiden werden zware pogroms gehouden waarbij Europese Joden met tienduizenden tegelijk werden vermoord. Toen ze in juli van 1099 aankwamen, moordden de kruisvaarders ook nog bijna alle Joodse en islamitische inwoners van Jeruzalem uit, ook al was de stad een jaar eerder voor christenen opengesteld.
Conversos en autodafe
Voor de sefardische Joden was het niet veel beter. Grote delen van Spanje werden in de Middeleeuwen geregeerd door islamitische heersers. Hoewel de mate van tolerantie per heerser verschilde, leefden Joden en moslims er in relatieve harmonie, sommige Joden bekleedden hoge posities. In 1492 kwam er een einde aan achthonderd jaar islamitische overheersing: het katholieke koningspaar Ferdinand II van Aragon en Isabella I van Castilië kwam aan de macht. Al in de anderhalve eeuw daarvoor verging het de Spaanse Joden langzaam slechter. In 1321 was er een pogrom in het koninkrijk Navarra, in Baskenland. Het toeslaan van de Zwarte Dood (de pest) waarvan de schuld vaak bij de Joden werd gelegd, leidde in 1348 tot moordpartijen in Joodse wijken in Barcelona en andere Catalaanse plaatsen. In 1355 waren er aanvallen in de judería van Toledo, in 1391 in Castilië en Aragon. Er kwamen anti-Joodse maatregelen: Joden moesten herkenbaar zijn aan een rood stuk stof op hun kleding of door het dragen van een gele hoed, en christelijke preken bijwonen. Veel Joden bezweken onder de druk en bekeerden zich tot het christendom. Toen Ferdinand en Isabella in 1492 aan de macht kwamen, kregen Joden vier maanden de tijd om te vertrekken. De naar schatting 200.000 conversos (bekeerlingen) werden ervan verdacht in het geheim aan het jodendom vast te houden. Velen van hen werden door de wrede Inquisitie gemarteld of levend verbrand tijdens een autodafe (boetedoening), of hun ‘schuld’ bewezen was of niet.
Van Shoa tot BDS
Ook bij de Holocaust heeft de zogenaamde moord op Jezus een rol gespeeld. Het was makkelijk om Joden de schuld te geven van de slechte economische situatie in het Duitsland van de jaren dertig, wat uiteindelijk leidde tot de massamoord. Al stond een deel van de Duitse bevolking niet pal achter Hitler – los van het feit dat ook dat land verzetsstrijders kende – ze lieten hem zijn gang gaan. Eeuwenlange Jodenhaat, gevoed door de mythe van Joden als christusmoordenaars, speelde daarin mee. Pas jaren na de Holocaust, tijdens het Vaticaanse Concilie (1962–1965) heeft de katholieke kerk officieel afstand gedaan van het idee dat Joden schuldig zouden zijn aan de dood van Jezus. Maar al is die stap officieel gezet, de westerse cultuur is doordrenkt van dit concept, zowel in de Grieks-orthodoxe kerk, als in de rooms katholieke en het protestantisme.
Wie de teksten goed leest, moet concluderen dat de Romeinen Jezus hebben gedood

Maarten Luther stond erom bekend een uitgesproken Jodenhater te zijn. Zelfs de ‘verlichte’ Erasmus was er niet vrij van. Het christendom heeft flink aan populariteit ingeboet (82 procent van de Nederlanders komt nooit of zelden in een kerk), maar de duizenden jaren oude invloed van een vastgeroest idee is niet zomaar verdwenen. De venijnige anti-Joodse houding binnen de BDS beweging doet bijvoorbeeld denken aan de manier waarop in het verleden Joden uitgekozen werden om op te jagen. Ook dat kan de diepgewortelde erfenis zijn van millennia lang misbruik van een oude mythe.
Waarom deze serie?
Er bestaan veel fabels over Joden, mythes als het bloedsprookje, Joden die Jezus zouden hebben vermoord en de vervalsing die de wereld kent als de Protocollen van de Wijzen van Sion. Het NIW onderzoekt in deze serie een aantal van deze antisemitische uitingen. Hoe zijn ze ontstaan? Wanneer is zo’n mythe de wereld in geholpen, door wie en waarom? Hoe hardnekkig is deze historische onjuistheid? De serie wordt ook op internet gedeeld, als tegengif tegen de rabiate Jodenhaat die men er te vaak tegenkomt.
Dit artikel is het eerste deel van de antisemitische mythes. Deel twee is hier te vinden.
Dit artikel kwam mede tot stand dankzij Maror.