Loge Hollandia van B’nai B’rith organiseerde zondag 6 november in het Brainpark te Rotterdam een forum over het onderwerp ‘Wat doet de maatschappij ons aan?’ Sprekers waren prof. dr. Abram de Swaan, politicoloog, dr. Hans Jansen, arabist en mr. drs. Raph Evers, rabbijn van het NIK. De discussie leverde een aantal hilarische momenten op. Ondanks de zware onderwerpen, de sjechieta, kosjere slacht en de briet mila, besnijdenis, onder de titel ‘Wat doet de maatschappij ons aan?’ bulderde het aanwezige publiek afgelopen zondag regelmatig van het lachen. Abram de Swaan beet het spits af met de vraag of iemand in de zaal klachten had over de briet mila. De toehoorders werden overvallen, even een korte stilte van verbazing maar daarna lag iedereen ‘in een deuk’.
De Swaan wilde met zijn opmerking aantonen wat voor symboolpolitiek het artsenverbond KNMG en aangesloten artsenverenigingen voeren. Het standpunt van de artsen werd uitvoerig voorgelezen door de gespreksleider en lobbyist René Glaser. Allemaal onzin, maar er is wel degelijk sprake van collateral damage. Want zo noemde Abram de Swaan de dreiging van een wet tegen de sjechieta en een negatief advies van de artsen aangaande besnijdenis. Het Joodse bevolkingsdeel is al vaker meegesleurd in de maalstroom van kritiek op de moslimgemeenschap, die volgens de Haagse uroloog Einhorn overigens haar zonen al sinds jaar en dag in medische besnijdenisklinieken laat besnijden.
Structureel afwijkend
Ook arabist Hans Jansen was aanwezig. Jansen publiceerde kortgeleden een boek over de ware achtergronden van de Kruistochten, die hij ziet als een christelijke reactie op de vroeg middeleeuwse pogingen van de ‘jihad’ om vaste voet te krijgen op Italiaanse, katholieke bodem. Jansen denkt dat de christelijke en post-christelijke maatschappij het maar moeilijk heeft met jodendom en islam: „Op een aantal punten wijken jodendom en islam structureel af van het christendom. Christenen of moderne ongelovigen kunnen zich bij die punten maar moeilijk iets voorstellen. Eén voorbeeld: ik kan u verzekeren dat iemand die christelijk is opgevoed zich niet kan voorstellen dat het God of de godsdienst iets uitmaakt wat voor soort gehaktbal iemand eet. In het jodendom en de islam maakt dat wel uit, maar wie niet in de schaduw van die godsdiensten is opgegroeid, begrijpt het helemaal niet. Dat onbegrip zou geen ramp zijn als er niet nog een wezenlijke bedreiging van de theologie van de Islamitische Jihad bijkomt: de islam schrijft in de Koran immers voor, in de Hadith en in de sharia, dat moslims geroepen zijn de ongelovigen aan de islam te onderwerpen. Die dreiging van de jihad is meestal niet zo heftig, en iedereen zou er graag voorbij kijken, maar hij is er wel en hij is permanent. Af en toe overspelen die jihadisten hun hand. Dan is een reactie onvermijdelijk,” aldus Jansen. De middeleeuwse reactie vanuit het christendom waren de Kruistochten. De moderne reactie is ‘pesten’ met ondoordachte wetgeving en adviezen, die van een niet bestaande mug een uit de kluiten gewassen olifant maken.
Disproportioneel
Abram de Swaan noemde de dreigende verboden op sjechieta en briet mila zelfs ‘disproportioneel’. Rabbijn Evers benadrukte, dat door de ontwikkeling van de ‘nachtwakersstaat’ naar de verzorgingsstaat de overheid steeds meer terreinen betreedt waar zij de burgers vroeger vrij liet. Dat is onder meer het geval bij de inhoudelijke kant van de geloofsbeleving. Deze inbreuk op de privacy van de burgers treft alle Joden tegelijk, vroom en vrij, want zeer velen uit allerlei kringen willen kosjer kúnnen eten, ook al doen ze dit zelf niet altijd. Wanneer het jodendom wordt aangevallen, treft dit ook verafstaanden.
Ook in de 20e eeuw werd door de ‘seculiere buitenwereld’ meestal geen verschil gemaakt tussen meer en minder betrokkenen. Juist in de bejegening door derden valt steeds meer op dat de harde realiteit is dat ‘alle Joden worden gezien als één groot geheel’. In de rechtspraak wil men nog wel eens – zoals tijdens het proces Wilders – verschil maken tussen onheuse bejegeningen van religieuze mensen en hun geloof. Geloof mag je wel beledigen maar mensen niet. Maar Raph Evers vindt dat beide uitingen van antigedrag naadloos in elkaar overlopen: „Ook in de gevoelsbeleving is er geen verschil tussen het feit of ik, of mijn religie verboden wordt. Mijn religie en ik zijn zo intrinsiek met elkaar verbonden dat er eigenlijk geen zinnig onderscheid tussen beiden gemaakt kan worden.”
Obsessie van ongelovigen
Hans Jansen stelde dat het jodendom door al die negativiteit diep wordt getroffen. Als je een bom op je hoofd krijgt, is het een schrale troost te weten dat het ‘slechts’ collateral damage was. Je bent er niet minder door getroffen. Moderne ongelovigen ervaren religieus gedrag als storend, ze verbieden dat graag. De obsessie van moderne ongelovigen met het religieus gedrag van anderen gaat volgens hem vrij ver: „Zelfs iets onschuldigs als de zwarte kousen van gereformeerde meisjes leidt tot dwanggedachten. Ik heb tenminste vaker over de zwarte kousen horen praten door moderne ongelovigen die van haat jegens godsdienst vervuld waren, dan dat ik gereformeerde zwarte kousen op straat heb zien lopen.”
De angst van ongelovigen is volgens Jansen niet geheel onterecht: „Als we de statistieken mogen geloven zijn er over een slordige 150 jaar geen ongelovigen meer in het Westen. De anti-sjechieta-wetgeving was dus hoogstens iets tijdelijks,” zo hield hij het publiek troostend voor: „Vrome mensen krijgen meer kinderen dan andere. David Goldman (die veel publiceert onder de naam Spengler) houdt het op demografische gronden voor mogelijk dat de inheemse volkeren van West-Europa binnen twee eeuwen uitgestorven zullen zijn. De Grieken en de Italianen het eerst, gevolgd door de Spanjaarden en de Ieren. [Waar ken ik dat rijtje toch van? B.E.] Het gaat hier om maatschappijen waarin de ouderen hun spaargeld niet kunnen uitlenen aan jongeren omdat die jongeren er eenvoudigweg niet zijn, en dat leidt tot monetaire problemen.” De reacties vanuit de zaal waren levendig, betrokken en intelligent. Jansens slotcitaat luidde: „Manfred Gerstenfeld wist het laatst mooi te zeggen: de gemiddelde Nederlander kan zich beter inleven in een kip, een koe of een varken dan in Joden of moslims.”