Het Joods hospice Immanuel bestaat komende week vijf jaar. Het huis waar niemand alleen hoeft te sterven is in volle bloei.
Auteur en foto: Frank Kromer
Met stevige passen loopt mantelverzorgster Simone Koopman door de gang van het Joods hospice Immanuel. Zojuist heeft zij in de gemeenschappelijke ruimte feestelijke slingers opgehangen. „Dit is de laatste keer dat ik ze ophang, hoor. Volgend jaar is het kindje er te oud voor, dan gaat ze naar school,” zegt Koopman gekscherend. Het Joods hospice Immanuel bestaat vijf jaar en dat wordt gevierd met een benefietconcert, lustrumfeest en een tweedehands markt.
Simone Koopman is vrijwilliger van het eerste uur. Vol trots geeft zij een rondleiding door het moderne gebouw aan de Amstelveenseweg, dat een gevoel opwekt van veiligheid en comfort. In het onderkomen is aan alles gedacht: van eenpersoonsmaaltijden tot een groot bubbelbad en aan twee gescheiden keukens. „Het hospice is voor iedereen: voor Joden en niet-Joden. Het maakt niet uit of je rijk of arm bent. Wie het eerst komt, het eerst maalt. Alleen mensen die een duidelijke euthanasiewens hebben, laten we niet toe; dat is niet in overeenstemming met onze Joodse kernwaarden,” vertelt Simone Koopman terwijl ze het knopje van de lift indrukt.
Kosjere huishouding
„Er wordt hier kosjer gegeten, we hebben een kosjere keuken, de lichten gaan automatisch aan en uit op sjabbat en elke kamer is voorzien van een mezoeza. Op sjabbat gaat de lift volgens een vast patroon heen en weer. Alleen als een patiënt in een uitzonderlijk geval de lift wil gebruiken, hebben we er een speciale sleutel voor.” In het hospice zijn zeven ruime kamers waar bewoners in een veilige en vertrouwde omgeving afscheid kunnen nemen van het leven.
De kamers zijn niet genummerd maar hebben allemaal een Hebreeuwse naam van een plant, zoals nofar (waterlelie) en sabra (cactus). De verblijven kunnen naar wens van de bewoner worden ingericht. „Een meneer had een keer een hele geluidsinstallatie, computer en printer meegenomen.” Op de begane grond bevindt zich de grote gemeenschappelijke ruimte en een serre annex soeka die uitkijkt op een beeldschone groene tuin. „Ik kon me nooit voorstellen dat mensen die doodgingen zoveel plezier in het leven hadden. Ze genieten van het lekkere eten en de gezelligheid.”
Aan speciale bezoekuren doet het hospice niet. „De mensen hebben hun eigen leefritme, dus bezoek en eten staat los van de klok,” vertelt Koopman als ze de deur van het kantoortje openmaakt. Van de bovenste plank pakt ze een groene box met daarop Over 120 jaar geschreven. De overlijdenskist bevat kaarsjes, kaartjes met Sjema en watten. „Vooral met de familie bouw je een sterke band op. Je voelt hun angsten en ziet de twijfels. Afscheid nemen is belangrijk voor iedereen. Vooral tijdens de nachtdienst merk je dat bezoekers soms bang zijn om weg te gaan; misschien sluit hun geliefde net in hun afwezigheid voorgoed de ogen. Wij zijn absoluut geen psychiaters, maar we blijken de beste psychiaters te zijn.”
Een visie
Het hospice is het geesteskindje van Sasja Martel. Tijdens haar studie Joodse wetenschappen was zij al bezig met het idee van rouwverwerking. Uiteindelijk resulteerde dit niet alleen in haar boek Sterk als de dood, maar ook in de oprichting van Immanuel. „Ik merkte dat er een groot gat was voor een bepaalde groep mensen die niet lang te leven hadden. Ze konden niet meer in het ziekenhuis blijven en voor een verzorgingstehuis waren ze te ziek. Vaak zie je dan dat de familie inspringt om de laatste weken zo comfortabel mogelijk te maken voor de patiënt. Door de oorlog zijn er in de Joodse gemeenschap veel kraters ontstaan. De mensen die bij ons binnenkomen, hebben soms geen familie meer en kunnen dus nergens heen. Bij ons hoeven ze niet alleen te sterven,” vertelt directeur Martel terwijl we afscheid nemen van rondleidster Koopman.
„Gemiddeld verblijven de bewoners drie weken in ons hospice. Er zijn schrijnende gevallen waarbij iemand twee uur na binnenkomst overlijdt en er zijn gevallen waarbij iemand een jaar bij ons blijft. Doordat we zo intensief met het leven bezig zijn, zijn de contacten meteen diepgaand. De mensen stellen zich open en kwetsbaar op. Je leert in het hospice hoe het echte leven werkt, waar het werkelijk om draait. De vrijwilligers nemen dat mee naar huis. De problemen waarmee we in het dagelijks leven geconfronteerd worden, zien er opeens heel anders uit. Daarom is het werken in een hospice inspirerend: voor mijzelf, voor de vrijwilligers en het belangrijkste voor de patiënten,” zegt Sasja Martel terwijl ze stil blijft staan voor haar eigen kantoor.
Het begin
Eenmaal achter haar bureau vertelt ze dat de fundering voor het hospice in 2003 werd gelegd met de oprichting van een stichting. „Samen met arts Ruben van Coevorden, ben ik gaan nadenken over een hospice. Wij wilden een veilig nest creëren voor de stervenden waarbij het gevoel van herkenning de boventoon voert. Mensen mogen hier zijn wie ze zijn; ze mogen brommen, huilen, schreeuwen en lachen. Het kosjere eten, de gebruiken en de Joodse rituelen helpen de eenzaamheid te verlichten.”
„In het begin hadden we geen cent te makken. Ik ben gaan zoeken naar mensen die het idee wilden ondersteunen. We hebben allemaal geld in het potje gegooid om briefpapier te kopen. Je moet gewoon de boer op; financiering regelen. Met hulp van Maror-gelden hebben we een start kunnen maken. Voordat het hospice er was, ben ik vrijwilligers gaan zoeken. Ik wilde zo snel mogelijk met de opleiding beginnen. Op dit moment hebben we meer dan tachtig vrijwilligers die zich onvoorwaardelijk inzetten voor het huis en voor de bewoners. We hebben bovendien een fantastisch gebouw dat helemaal naar onze wensen is ingericht. Hopelijk kunnen we het een keer kopen van de stichting waar we het nu van huren,” vertelt Martel.
Van de economische crisis en bezuinigingen merkt het hospice nog weinig. „Het hospice is een goed doel. De verzekeraar vergoedt de medische zorg, maar we zijn afhankelijk van donaties via de vriendenstichting en de eigen bijdrage van bewoners. Die eigen bijdrage is inkomensafhankelijk, maar gemiddeld komt het uit op 110 euro per dag. Daarnaast krijgen we een kleine subsidie van de overheid. Het voordeel is dat er veel vrijwilligers zijn en we zelf geen verplegers in dienst hebben. Zorgverlener Amstelring heeft dag en nacht een eigen team voor ons paraat, zodat de zorg optimaal is. De lijnen zijn in het hospice ook veel korter dus als er iets is, staan er meteen mensen klaar. Samen met arts Ruben ben ik bereid om hier dag en nacht te komen. Het is toch je kindje.”
Het hospice Immanuel is de afgelopen vijf jaar uitgegroeid tot een waardevol huis voor de Joodse gemeenschap waar mensen vredig en in harmonie kunnen sterven. Voor de toekomst heeft Sajsa Martel nog een belangrijke wens: „Het liefst zouden we er nog een verdieping bovenop bouwen. Het moet een afdeling worden voor mensen die wonder boven wonder opknappen, maar niet meer naar huis kunnen. Op die manier blijven wij hun thuis.”