Een paar dagen geleden werd de hashtag #jewishprivilege trending op Twitter. In eerste instantie begonnen als hashtag van witte racisten, werd deze al snel overgenomen door Joden die hun ervaringen deelden. Ook bekende komieken als Sarah Silverman en scenaristen als David Simon deden mee. Talloze verhalen werden gedeeld over uitgescholden en in elkaar geslagen worden, over gruwelijke eerstehands oorlogsverhalen en getraumatiseerde ouders. Eén soort verhaal kwam heel vaak langs: veel Joden hadden thuis geleerd hun Joods-zijn te verbergen of er zelfs over te liegen. Het raakte me omdat ik besefte dat ik stiekem best veel mensen ken die dat hebben meegekregen. Ik ken er zelfs een paar van mijn eigen leeftijd die mij vertelden dat ik een van de weinigen ben die weten dat ze Joods zijn. Mensen van wie de ouders nog altijd dachten dat zoiets beter is om geheim te houden, voor de zekerheid.
Waar ik dit eerder altijd zag als een soort archaïsch en beetje mal restant uit vervlogen tijden, drong nu ineens tot mij door hoe bijzonder verdrietig dit is. Dat ‘voor de zekerheid’ vond ik het verdrietigst, leven met het idee dat mensen je toch anders zullen behandelen als ze ‘het weten’ of omdat je nooit weet wie de volgende zondebok van de massa zal worden. Of het nu een reële voorzichtigheid is of niet, mensen zijn na een aantal generaties nog altijd dusdanig getraumatiseerd dat ze anders leven dan ze zouden moeten of dan rechtvaardig zou zijn. Hoe dat werkt en hoe lang dat door kan werken kun je lezen in het boek De derde generatie van Natascha van Weezel.
Identiteitsvortex
Ik heb natuurlijk ook familie van elke generatie met elk hun eigen generatieproblemen. Eerstegeneratietantes die Joods zijn ‘niks an’ vinden, verre tweedegeneratie-ooms die nog altijd niet door Duitsland rijden als ze op vakantie gaan en heel moeilijke, zelfs ronduit gemene eerstegeneratie-ooms. Geen van allen schreeuwen van de daken dat ze Joods zijn, ik besef dat misschien nu pas. Zelf ben ik er sinds een aantal jaar wat meer mee bezig, daarvoor speelde Joods zijn niet echt een rol, althans niet bewust. Hierdoor ben ik soms ook een beetje bang dat ik in de identiteitsvortex van deze tijd gezogen word. Dat ik me in een tribaal hokje laat drijven en het risico loop samen te vallen met dat overzichtelijke hokje.
Ergens vrees ik dat ook met de hashtag #jewishprivilege. Aan de ene kant is het exemplarisch voor de schoonheid van Twitter, waar een bedoeling van racistische engerds in een paar minuten omgetoverd kan worden tot een lijst aan bewijs voor waarom die racisten precies zo gevaarlijk kunnen zijn. Aan de andere kant voelt het ook alsof er misschien is gevist door de engerds. Het aas is de hashtag, wij de vis. Nu met een haakje in de wang waardoor die engerds heel goed kunnen zien wie er precies heeft gehapt. Maar als ik zoiets zeg, begin ik wel erg als mijn tantes te klinken.
Terwijl ik dit schrijf zit zoon Abel van twee druk strepen op een papier te tekenen en roept hij om de paar seconden dat het een krokodil is. “Mooie krokodil zeg!” Ik wil dat hij kan zijn wie hij wil zijn, zich niet belast voelt door de geschiedenis en zich niet hoeft te verbergen. Dat hij zich helemaal vrij voelt. Is het mogelijk hem niet te belasten of geldt hiervoor hetzelfde als met de hashtag? Niet op reageren is in elk geval geen optie en zorgt voor verborgen spanning, te jong alle verhalen horen zorgt weer voor een diepe argwaan jegens mensen. Misschien leiden alle wegen naar een vreemd soort Rome?
Ben benieuwd welke boeken er geschreven gaan worden als hij veertig jaar is, en of ik tegen die tijd zelf zo’n derdegeneratietante ben geworden.