Elke keer dat in de wereldpers het morele gehalte van de Israëlische strijdkrachten ter discussie wordt gesteld, trek ik het boek The Seventh Day uit de kast. Amos Oz, toen nog een jonge kiboetsnik, en Avraham Shapira trokken na afloop van de Zesdaagse Oorlog van 1967 het land door om soldaten te interviewen over wat ze hadden meegemaakt op de Golanhoogten, in de Sinaïwoestijn en bij de bevrijding van Jeruzalem. Het boek gaat ook over de mentale instelling van de Tsahal, het Israëlische leger.
De auteurs kwamen bijna alleen maar militairen tegen die zachtaardig, vredelievend en bezorgd over de mensenrechten waren. Ze vroegen zich gewetensvol af waarom het nodig was ten strijde te trekken, en of ze voor de overwinning op de Arabische landen niet een te hoge prijs hadden betaald. Het waren helden, maar alleen omdat het niet anders kon. “We zijn gezegend met zulke zoons en dochters,” zei Golda Meir toen het boek uitkwam.
1967 is lang geleden. Op de Zesdaagse Oorlog volgden de Jom Kipoeroorlog, de veldtocht in Libanon, een onophoudelijke reeks confl icten over de Gazastrook en twee intifada’s. De bezetting van de Westelijke Jordaanoever duurt nu al veertig jaar. Palestijnen die met messen op Israëli’s insteken of zich met behulp van een bomgordel opblazen, jagen ook de soldaten angst aan. Niet raar dat het Israëlische leger een veel cynischer en wantrouwender organisatie is dan in de tijd dat Oz en Shapira hun zachtaardige jonge militairen ontmoetten. Maar dat mag geen excuus zijn voor morele degeneratie, en daar is steeds vaker sprake van.
In koelen bloede
Een voorbeeld daarvan is de moord in koelen bloede op een al ontwapende Palestijnse strijder in Hebron. Hoewel hij gewond op de grond lag, schoot een infanterist van de Kfir Brigade de Palestijn door het hoofd. Zonder dat iemand hem daartoe opdracht had gegeven. De soldaat, volgeling van de in 1990 vermoorde militante rabbijn Meir Kahane, werd aangehouden, maar verontrustend is hoeveel Israëli’s verdedigen dat hij het recht in eigen hand nam. Internetsites vierden hem als een held. In Beet Sjemesj bij Jeruzalem werd een demonstratie ten gunste van de infanterist gehouden.
Verontrustend is hoeveel Israëli’s verdedigen dat hij het recht in eigen hand nam
Naftali Bennett, minister van Onderwijs en leider van de rechtse partij Het Joodse Huis, noemde de kritiek op het eigenmachtige optreden ‘capitulatie voor links’. Ook op Joodse sites in Nederland verschenen adhesiebetuigingen aan het adres van de schietgrage soldaat: ‘Elke messteker verdient het om te sterven! Die moet dood voordat hij nu of later ander Joods onschuldig bloed vergiet! Goed gedaan!’ Terwijl de Israëlische stafchef Gadi Eizenkot toch had opgemerkt dat zulke standrechtelijke executies in een democratische rechtsstaat niet thuishoren. Maar ook hij werd op internet voor ‘verrader’ uitgemaakt.
Voor mij staat het recht op zelfverdediging van Israël als een paal boven water. Maar het is huiveringwekkend dat zich van een deel van de Joodse gemeenschap een mentaliteit van ‘eerst schieten en daarna pas vragen stellen’ heeft meester gemaakt. Geef mij maar de tijd dat het Israëlische leger bestond uit soldaten die held waren omdat het niet anders kon.