Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Achtergrond

Het verhaal achter drie seconden film

Een paar seconden filmbeeld zette de wereld van Marc Degen op z’n kop. Op de beelden uit 1944 staat een jongetje in een wagon van het laatste transport vanuit Westerbork. Achter het jongetje staat een vrouw. Degen wist meteen: dat jongetje ben ik, de vrouw is mijn moeder.

Esther Voet 19 juni 2022, 11:00
Het verhaal achter drie seconden film

Foto: Marc Degen wijst het filmbeeld aan waarop hij als jongetje van drie te zien is, op transport naar Bergen-Belsen Credit: Dirk P.H. Spits

Bij Marc Degen in Amstelveen rinkelde oktober 2020 de telefoon: Westerbork. Onderzoekers Koert Broersma en Gerard Rossing van het herinneringscentrum hadden een film gevonden die ooit was gemaakt in opdracht van kampcommandant Albert Gemmeker. Het ging om het laatste transport dat op 19 mei 1944 van Westerbork vertrok naar Bergen-Belsen. Broersma en Rossing hadden de beelden vergeleken met de transportlijsten. Zou dat jongetje de driejarige Marc Degen kunnen zijn? En leefde hij nog? En de vrouw achter hem, was dat niet zijn moeder?

Degen: “Ik wist niet van het bestaan van die film af, maar de onderzoekers zijn in de bewaard gebleven documenten gedoken en kwamen tot de conclusie dat ik weleens dat jongetje van drie zou kunnen zijn. Ik heb hun gevraagd een foto van het beeld op te sturen. Maar die was zo wazig dat ik met geen mogelijkheid kon zeggen of ik dat was.”

Om uitsluitsel te geven moest Degen de film zien. Maar het land zat op slot wegens corona. “Ik had de bewegende beelden nodig. Omdat mijn zoon Steven een groot huis heeft in Aalsmeer waar gemakkelijk onderling afstand te houden viel, hebben we twee weken later een bijeenkomst georganiseerd. En bij het zien van die beelden, wist ik het zeker: dat was ik, en dat was mijn moeder.” Vaag op de achtergrond was nog iets te zien: een mannenarm, met wat leek op een kindje dat hij op de arm droeg. “Het is niet goed te onderscheiden, maar ik vermoed dat dat mijn vader is, met mijn zusje Stella op zijn arm. Zij is een jaar jonger dan ik.”

De Westerborkonderzoekers hadden nu bevestiging. En zoals achter iedere foto of filmbeeld gaat ook hierachter een verhaal schuil: dat van Marc, zijn zus Stella en hun ouders.

Zoutmijnen
“Mijn ouders Maurits en Magdalena Degen woonden in Amsterdam-Oost. Mijn vader had een groothandel in olie: Degens Oil Trade. De nazi’s doekten zijn zaak op, maar omdat mijn vader in zijn vrije tijd diamanten bewerkte, kon hij een plek krijgen in een diamantfabriek die door de bezetters was overgenomen. Daarom kreeg hij ook een sperre, waarmee Joden werden vrijgesteld van transport.

Helaas bleek zo’n sperre uiteindelijk niemand vrij te stellen. Alle ‘diamantmannen’ en hun families werden in 1943 weggevoerd naar Westerbork. De laatste trein die daarvandaan vertrok, bestond vooraan uit personenwagons, achteraan uit veewagons. Marc Degen: “Halverwege de reis naar het oosten werd gestopt. De voorste wagons, waarin wij zaten, is doorgereden naar Bergen-Belsen. De veewagons werden afgekoppeld en kregen een andere locomotief. Later hoorde ik dat die rechtstreeks naar Auschwitz is gereden.” Na aankomst werd vader Maurits meteen afgevoerd. Het gezin zag hem nooit meer terug. “Wij, peuters van twee en drie, werden van onze moeder gescheiden. Zij werd tewerkgesteld in de zoutmijnen van Beendorf, een satellietkamp van Neuengamme. Ze heeft daar verschrikkelijk geleden.”

Oudere kinderen in het kamp zorgden voor de jongere, zoals Marc en Stella. Maar niet voor lang. Op een avond werden alle kinderen, ook die van een jaar of twaalf, in vrachtwagens geladen die aan de rand van een bos tot stilstand kwamen. Daar werden de kinderen in de afgesloten wagens volledig aan hun lot overgelaten. Zo zouden ze aan hun eind zijn gekomen, als zuster Luba er niet was geweest. “We hebben gehuild en gehuild. De verpleegsters in de kampbarakken konden het horen, onder wie zuster Luba. Zij kwam oorspronkelijk uit Polen. Haar man en zoontje waren in Auschwitz vermoord, maar als verpleegster hadden de nazi’s Luba nodig. Zij is in het donker het kamp uitgesmokkeld, op het geluid afgegaan en zag de twee auto’s met daarin de kinderen staan. Met hulp van de andere verpleegsters heeft ze het voor elkaar gekregen ons allemaal te redden en ons in de barakken te verbergen. Wij danken ons leven aan Luba.”

Psychiatrische hulp
Mei 1945 keerden de kinderen terug in Amsterdam. Degen: “Wij wisten niets van onze moeder en zij wist niet dat wij nog leefden. Mijn grootouders van moeders kant hadden de oorlog overleefd. Op pleinen in Amsterdam hing het Rode Kruis plakkaten op met namen van personen die waren teruggekomen in Amsterdam. Kende iemand hen? Mijn grootvader ging iedere dag kijken. En toen zag hij onze namen staan.”

Stella en Marc werden bij hun grootouders in huis genomen. Ze wisten allemaal niet beter dan dat Maurits en Magdalena waren vermoord. Tot het voorjaar van 1946, toen Magdalena ineens opdook. Moeder bleek uiteindelijk te zijn geruild voor Duitse krijgsgevangenen die in Zweden werden vastgehouden. Maar ze was heel erg ziek. Het was kantje boord. “Pas in de lente van 1946 was zij in staat om te reizen en terug naar Amsterdam te komen.”

Pas veel later hoorden Marc en Stella over de ontberingen die hun moeder had meegemaakt. Degen: “Toen we haar zagen vertelde mijn grootmoeder: ‘Dit is nou je moeder.’ Maar wij hadden helemaal geen herinneringen meer aan haar en renden naar oma, die voor ons ‘moeder’ was geworden. Helaas heeft mijn moeder nooit veel willen vertellen over wat ze had meegemaakt. Jammer, ik had graag meer willen weten.”

In 1948 hertrouwde Magdalena met een violist van het Radio Philharmonisch Orkest en verhuisde met hem naar Hilversum. Marc en Stella kregen er nog een zusje bij. Het leven ging door. Tijdens een manachee van Haboniem in Zuid-Engeland ontmoette Marc Degen zijn vrouw, die uit Dublin kwam. Ze kregen drie kinderen, maar gemakkelijk was het leven niet. “Ik kon niets met de oorlog. Tot ik een jaar of veertig was en een vriend met zijn vuist op tafel sloeg en zei dat ik psychiatrische hulp moest zoeken. Om een lang verhaal kort te maken: ik heb zijn raad opgevolgd en ben heel blij dat ik dat heb gedaan. Ik kan nu tenminste over de oorlog praten.”

Internationale pers
Begin 1995 viel er een brief in de bus. Een van de oudere kinderen die destijds voor Marc en Stella hadden gezorgd, was op het spoor gekomen van Luba, de verpleegster in Bergen-Belsen. Ze bleek nog te leven en was geëmigreerd naar Miami. Tijdens Pesach van datzelfde jaar in die stad een grote reünie plaats, met de kinderen, Luba en een aantal andere verpleegsters: “Er zijn veel tranen vergoten.” Degen besloot eens in de vijf jaar deel te nemen aan de namenvoordracht tijdens de herdenkingsdagen in Westerbork. “Met de namen van mijn vader en oom, die ook is vermoord. Ik hoop het in 2025 weer te kunnen doen.”

En toen was daar ineens die film, waarover ook een boek verscheen. Vorig jaar mei werd dat in weerwil van de coronamaatregelen in Westerbork gepresenteerd, met Marc Degen als een van de eregasten. Zus Stella kon er niet bij zijn. Zij woont al veertig jaar in New York en het was voor haar onmogelijk naar Nederland te vliegen. Aan Marc werd het boek overhandigd, omdat hij op de film herkend was.

Wat toen gebeurde, had hij niet kunnen bevroeden. Marc Degen werd wereldnieuws. “De hele internationale pers dook op me, tot de New York Times aan toe en van de Jerusalem Post tot een Braziliaanse krant en de Nederlandse tv. Ik hoorde zoveel andere verhalen, zoals dat van rabbijn Vorst, die met een ander transport werd weggevoerd. Dat verbindt.”

Degen werd uitgenodigd zijn ervaringen te delen met een Joodse gemeenschap in Londen, waar een van zijn dochters woont. “Dat was vlak nadat de coronamaatregelen opgeheven waren, ik kon haar en de kleinkinderen die we al die tijd niet hadden gezien, eindelijk weer bezoeken. Ik heb op erev Jom Hasjoa in de Bushey-sjoel in Noord-Londen voor 150 personen mijn levensverhaal verteld.”

Degen liep een paar dagen later met zijn vrouw in Londen over straat, toen een wildvreemde man op hem afliep. Marc: “Hij zei: ‘Sorry dat ik u zo aanspreek, maar bent u niet de man die ons vertelde over uw oorlogsverhaal?’ Ja, dat was ik. Heel bijzonder zo op straat te worden aangesproken. Dat verwacht je echt niet.”

Op zoek naar nog meer actualiteit? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *