Van het Hof van Justitie van de Europese Unie mogen bedrijven werknemers weren die religieuze symbolen zoals een hoofddoek dragen. Nederlands-Joodse organisaties reageren verschillend over wat dit voor keppeldragers betekent.
Het Europese Hof oordeelde half maart dat een werkgever hoofddoeken en andere religieuze symbolen mag verbieden als het bedrijf een neutrale uitstraling naar zijn klanten toe nastreeft en dat ‘consistent en systematisch’ toepast. Een Belgische en een Franse rechter hadden twee zaken die handelden om ontslag wegens hoofddoekdracht van islamitische werkneemsters aan het Hof voorgelegd.
In theorie kan de uitspraak leiden tot een keppeltjesverbod.
Joodse organisaties reageerden verdeeld. Zo zei opperrabbijn Pinchas Goldschmidt van de Council of European Rabbis dat ‘geloofsgemeenschappen niet langer welkom’ zijn in Europa. Voorzitter Moshe Kantor van het European Jewish Congress meldde dat de uitspraak ingaat tegen de godsdienstvrijheid. Hij uitte de vrees dat extremisten de uitspraak gaan gebruiken om meer intolerantie en verdeeldheid te zaaien. Te denken valt hierbij aan Front National-partijleidster Marine Le Pen die naast een hoofddoekverbod ook opriep tot een kipa-verbod, bij wijze van offer in de strijd tegen de radicale islam. En aan islamitisch-fundamentalistische bewegingen die het dragen van de hoofddoek zo breed mogelijk willen verspreiden.
Robert Ejnes, directeur van de Frans-Joodse koepelorganisatie CRIF, stelde dat het willen dragen van een hoofddoek op het werk een uiting is van de radicale politieke islam en ingaat tegen de in Frankrijk hoog in het vaandel staande seculiere waarden. De Vlaamse en Waalse Joodse koepelorganisaties lieten weten dat een bedrijf het recht heeft om neutraliteit uit te stralen, ook als het daarbij het zichtbaar dragen van religieuze symbolen verbiedt.
NIK: Onderlinge afspraken
“We worstelen met een vraag die niet onze vraag is,” reageert secretaris Ruben Vis van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap. “Joden zijn sinds millennia een minderheid in Europa en hebben steeds wegen gevonden om hun Joodse identiteit niet alleen te behouden maar ook te versterken. Wij vinden daar oplossingen voor. De meeste moslims komen uit landen waar hun geloof een meerderheids- of staatsreligie vormt. Zij zullen hun weg moeten leren vinden in Europa, waar het anders is.” Ook zegt Vis dat het aantal keppeldragers in loondienst beperkt is. Hij heeft er in elk geval zelf nog nooit van gehoord. “Mocht er een probleem rijzen dan kunnen de werkgever en de werknemer er het best onderlinge afspraken over maken,” besluit Vis.
‘Ik vind een keppeltje een bescheiden hoofddeksel, en een ander verhaal dan een hele hoofddoek’
LJG: Ander verhaal
“Ik sta hier heel ambivalent tegenover,” stelt rabbijn Menno ten Brink van de Liberaal-Joodse Gemeente in Amsterdam. “Aan de ene kant heb je het recht op neutraliteit van bedrijven en publieke organisaties. Aan de andere kant is het een groot goed dat mensen in onze democratische maatschappij een keppeltje of hoofddoek kunnen dragen. Zolang je andere mensen maar niet dis-respecteert, door bijvoorbeeld je gezicht te bedekken. Ik vind een keppeltje een bescheiden hoofddeksel, en een ander verhaal dan een hele hoofddoek. Voor mij telt de godsdienstvrijheid eigenlijk zwaarder. Godsdiensten lijken in Europa steeds meer in het verdomhoekje te raken. Secularisatie is de nieuwe religie.”
CJO: Bedrijfsbelang
“Dit besluit van het Europees Hof kan in Nederland misschien leiden tot een verbod door werkgevers op niet alleen hoofddoek en keppeltje maar ook kruis en davidster,” denkt voorzitter Ron van der Wieken van het Centraal Joods Overleg. “Dat treft Joden wel degelijk. Uit verondersteld bedrijfsbelang zouden burgers – en dan gaat het mij niet alleen om Joden – beperkt kunnen worden in hun vrijheid van godsdienstuiting, een fundament van onze democratie. Het Hof heeft het bedrijfsbelang zwaarder laten wegen.”
“Kijk, ambtenaren móéten zich neutraal presenteren. Waar juist vertrouwen moet heersen, kan een rechter met een keppeltje voor sommigen net zo’n onveilig gevoel geven als een rechter met een hoofddoek. Maar bedrijven hoeven geen neutraliteit uit te stralen. Ze willen zo veel mogelijk verkopen. Aan dat doel mag je een zo belangrijk principe als godsdienstvrijheid niet ondergeschikt maken. De werkelijkheid is wel weerbarstig: ik kan me voorstellen dat een winkel die bikini’s verkoopt een medewerkster verbiedt om in boerka te verschijnen, want die dracht trekt waarschijnlijk geen klanten. Boerka’s mogen van mij sowieso verboden worden en berusten bij mijn weten ook niet op bindende voorschriften in de islam. Maar hoe erg kan een hoofddoek nu zijn?”