Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Achtergrond

Joodse helden

De Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie richtte een monumentje op voor een onderbelichte groep helden: Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet zaten. Met het boek Gezichten van Joods verzet wil de organisatie daar verandering in brengen.

Esther Voet 10 augustus 2022, 10:00
Joodse helden

Dit artikel verscheen eerder in NIW 9 5781/2020

Ongetwijfeld zijn er veel namen en verhalen die nog nergens op papier zijn gezet, erkent eindredacteur Jeroen Sprenger in zijn verantwoording bij Gezichten van Joods Verzet, veertig schetsen van Joden in verzet. “Het verhaal is niet af. Laten we verder blijven zoeken naar aanvullingen. En het verhaal steeds verder doorgeven.” Desondanks doet deze publicatie in bijna 400 pagina’s een dappere poging de verhalen, getuigenissen en herinneringen aan Joodse verzetsstrijders te bundelen. Nog altijd heerst bij velen het beeld dat Joden ‘zich als makke schapen naar de slachtbank lieten leiden’. Dat er verhoudingsgewijs veel Joden in het verzet zaten, is nog altijd onderbelicht. Omdat de Rijksoverheid dit jaar opriep in eigen huis op zoek te gaan naar verhalen en documenten van familieleden, spoorde het bestuur van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie zijn leden aan verhalen te verzamelen. Het resultaat is deze bundel, die aantoont dat in alle lagen van de bevolking en verspreid over het land Joden in opstand kwamen tegen de bezetter. En op veel verschillende manieren. Begeleid door een voorwoord van historicus Ben Braber, die al bijna veertig jaar onderzoek doet naar Joods verzet, komt een aantal van die verhalen in dit boek aan bod.

Zo beschrijft journalist en publicist Loes Gompes het verhaal van Bob van Amerongen (1924-2014) en Jan Hemelrijk (1918-2005), die in Amsterdam de leiding hadden over de P.P-groep, een verzetsgroep die Joodse onderduikers verzorgde. Hun rechterhand Femke Last overleefde Ravensbrück. Bob werd na de oorlog rector van het Stedelijk Gymnasium in Haarlem, met leerlingen als Job Cohen en Ischa Meijer. Jan Hemelrijk werd assistent bij hoogleraar statistiek Van Dantzig,. Maar de oorlog was nooit voorbij. Jan Hemelrijk “De angst door die beesten gepakt te worden, ben ik nooit kwijtgeraakt. Achteraf begrijp ik niet dat we het gekund hebben. Vier jaar stress. Maar ik kon niet zoals zovele anderen aan de zijlijn blijven staan.” Bob van Amerongen: “Ik heb voor de deur van mijn huis in de Amsterdamse Okeghemstraat een jonge verzetsstrijder doodgeschoten zien worden. Na de oorlog hoorden we over de vernietigingskampen. Zoveel slechtheid in de mensheid was een schokkende ontdekking. Na een dergelijke ervaring kun je twee kanten op. Of je wordt een hemelbestormer of je vervalt in lethargie. Ik wilde geen van beide. Ik ben kleine, haalbare dingen gaan doen.’

Rolls-Royce
Voor het boek bewerkte Loes Gompes samen met collega Margreet Fogteloo het interview met Henk van Gelderen, dat zij in 2018 voor de Groene Amsterdammer schreven. “Het blijft lastig uit te leggen hoe het echt was’, zegt Van Gelderen in het voorjaar van 2018. ‘De werkelijkheid was leuker of erger.’ Samen met zijn broer Matthieu probeerde hij vlak na de Duitse inval naar Engeland te vluchten, maar dat mislukte. Hij weigerde in 1941 de Jodenster te gaan dragen en belandde in Amsterdam in de verzetsgroep Rolls-Royce. Die ploeg specialiseerde zich in spionageactiviteiten en zette een landelijke koeriersdienst op, door historicus Loe de Jong de ‘koeriersdienst van de illegaliteit’ genoemd. Rolls-Royce werd geleid door Fred. von Eugen, voormalig adjunct-directeur van de Arbeiderspers, Karel de Vries en Hugo van der Wiele.

Robbert Baruch vertelt het verhaal van zijn ooms Kurt en Friedl Baruch, twee broers die leiding gaven aan een communistische verzetsgroep. Friedl bleef na de oorlog lid van het dagelijks bestuur van de CPN, de Communistische Partij Nederland, en was vanaf 1949 hoofdredacteur van De Waarheid. Zijn broer Kurt heeft zijn belevenissen toevertrouwd aan het Spielbergproject. Hij vertelt hoe hij als klein kind al vanaf 1933, ver voor de oorlog toen hij nog in Duitsland woonde, werd uitgescholden. Kurt vervalste persoonsbewijzen. Later werd zijn vrouw Ann opgepakt en op 19 mei 1944 uit Westerbork weggevoerd. Zij overleefde de oorlog niet. Medio 1944 sloot Kurt zich aan bij de stoottroepen van de Binnenlandse Strijdkrachten en was hij betrokken bij de verschillende acties. Op 10 april voorkwam hij met zijn eenheid dat Duitse soldaten het postkantoor van Deventer zouden opblazen. Bij deze actie schoot hij in ieder geval één, misschien twee Duitse soldaten dood, en nam hij een aantal gevangen. Toen Deventer door de Canadezen bevrijd werd, pakte hij nog enkele Duitsers en NSB’ers op. Maar zoals bij zo velen, liet de oorlog ook bij Kurt zijn sporen na. Robbert Baruch vertelt: ‘Van de jaren 50 tot 70 had Kurt zware angstaanvallen. Hierdoor was hij vaak nauwelijks in staat te werken. Hoewel hij dat eerder had geweigerd, vroeg hij rond 1970 een verzetspensioen aan, wat hem in staat stelde bij de Vrije Academie in Den Haag cursussen tekenen, schilderen en later beeldhouwen te volgen. Vooral met dat laatste had hij succes.’

Zwijgzaam
Tal van biografieën komen langs, zoals het verhaal van de personeelschef van de Bijenkorf, Leon Beek. Hij was de echtgenoot van Setske de Haan, die schreef onder het pseudoniem Cissy van Marxveldt. Beek was een zwijgzaam en ondoorgrondelijk persoon en dus ‘een ideale verzetsman, want zo kon hij niets en niemand verraden,’ schrijft Paul Beek. Leon was tijdens de Eerste Wereldoorlog luitenant in het leger geweest. Hij had zes broers en zussen, alleen zus Eva overleefde de Holocaust. Leon Beek werd ondanks het feit dat hij een sperre had, toch op 26 januari 1943 door de Sicherheitsdienst (SD) in zijn woning aan de Amsterdamse Jacob Obrechtstraat als verzetsman gearresteerd, in het bijzijn van zijn vrouw Setske. Zij zou hem nooit meer terugzien. Leon is naar de gevangenis in Scheveningen, het Oranjehotel, gebracht. Zijn zoon Leo, die later net als zijn moeder schrijver werd, probeerde daar nog contact met hem te zoeken, maar dat is nooit gelukt. Men wist bij zijn gevangenneming in het Oranjehotel niet dat hij Joods was, want hij werd beoordeeld als politieke gevangene en lid van een militaire verzetsgroep. Op 15 augustus 1944 werd hij in Overveen gefusilleerd. Niet als Joods burger, maar als verzetsman.

Leon Beek

Freek van Beetz beschrijft het verhaal van zijn vader David van Beetz, een meestervervalser van persoonsbewijzen en meer, zo kwam zoon Freek na de oorlog te weten. Op 5 mei 1942 trad zijn vader in het huwelijk met Sara Caun. Hun trouwfoto is iconisch geworden: de Jodenster was net ingevoerd. Freek: “Nog niet iedereen droeg die ster omdat de bevoorrading die eerste dagen haperde en van mijn vader weet ik dat hij dat teken op z’n trouwdag niet wilde dragen. In de gezichten op die trouwfoto ervaar je bijna de dreiging en de angstige voorgevoelens. Een groot deel van de familieleden op de huwelijksfoto van mijn ouders, die met zo’n bijna voelbare vrees naar de camera keken, keerde niet terug, vermoord in de concentratiekampen.”

Als kind wist Freek dat zijn vader in de oorlog persoonsbewijzen had vervalst. Er werd in de familie met enig ontzag over gesproken. “Maar toen ontging me de draagwijdte. Thuis kwam de oorlog vrijwel nooit ter sprake, mijn moeder had het er al helemaal niet over. Er hing een deken van zwijgzaamheid over die periode. Slechts bij toeval vingen we als kinderen wel eens flarden op van gesprekken over de oorlogsjaren. Een enkele keer over omgekomen familieleden, soms over angstige momenten uit de onderduikperiode.” In het rapport dat na de oorlog over zijn vaders verzetsverleden is opgemaakt, vertellen verschillende getuigen over David. Een van hen weet zich te herinneren: ‘Ik was in de bezettingstijd lid van de LKP Veluwe. Ik kan zeker bevestigen dat de heer van Beetz als lid van de KP – naast het vervalsingwerk dat hij deed – aan allerlei verzetsdaden heeft deelgenomen. Ik herinner mij dat hij met onze groep meerdere keren heeft meegedaan aan spoorwegaanslagen. Hij was een fanatieke verzetsstrijder.’

Vrouwen
Opvallend veel vrouwen in het boek. Bernardine Bloemgarten-Hertog bijvoorbeeld, die dierbaren uit de klauwen van de bezetter redde, maar zelf uiteindelijk in Sobibor vergast werd. Bernardine was een romantische, hartstochtelijke, strijdbare en altijd eigenzinnige vrouw, zo lezen we. Om haar strijdlust eerden studentenvrienden, ook verzetsvrienden, haar met de bijnaam Winnetou, het dappere opperhoofd van de Apaches. Ook haar zoon Rudi Bloemgarten zat in het verzet. Op 15 maart 1943 werden op verschillende plekken op het spoor aanslagen uitgevoerd. Later bekende Rudi met zijn kompaan Henri Halberstadt aan deze aanslagen te hebben meegewerkt op het traject Amsterdam–Haarlem. Op 27 maart 1943 vond na een zorgvuldige voorbereiding een aanslag plaats op het bevolkingsregister van Amsterdam, gevestigd in een gebouw naast Artis, volgens de bezetter door een ‘groep terroristen’, bestaande uit ‘Joden, homoseksuelen, kunstenaars en communisten’. Rudi vierde samen met zijn familie en (verzets)vrienden tot diep in de ochtend feest na de aanslag. Niet veel later werd hij opgepakt en op 1 juli 1943 op 23-jarige leeftijd gefusilleerd. Hij liet een paar afscheidsbrieven na, die in het boek zijn opgenomen.

Selma van Hasselt vervoerde wapens en was koerierster

En dan is er Ina Boekbinder, een verpleegster die voor haar verzetswerk in 1981 het Verzetsherdenkingskruis ontving. Ina sprak na de oorlog zelden over haar ervaringen. Wel sprak ze in 1985 met Nico Scheepmaker bij wiens moeder ze was ondergedoken, naar aanleiding van de verfilming van Het bittere kruid van Marga Minco. Ook haar nichtjes Betty Levie, dochter van Rika Boekbinder, en Hulda Boekbinder, dochter van haar oom Moos, waren bij het verzet betrokken.

Selma van Hasselt vervoerde wapens. “Volgens sommige bronnen kon zij er goed mee overweg, maar ik weet niet of zij ooit zelf een wapen heeft gebruikt bij een verzetsdaad,” schrijft auteur Ron van Hasselt. “Eén bron, Jan van Weerden, vermeldt dat zij grote belangstelling voor wapens had toen hij haar ontmoette op een onderduikboerderij. En ze deed koerierswerk voor de grote verzetsman Liepke Scheepstra, die later vertelde dat zij bleef aandringen ingeschakeld te worden in de illegaliteit. ‘Ik liet haar vanaf die tijd regelmatig werkzaamheden verrichten als bijvoorbeeld het vervoeren van wapenen, bonkaarten en illegale bladen.’ Ook zou ze zelf voor onderduikers hebben gezorgd. Het zou om zo’n vijftien personen zijn gegaan.” Tijdens een treinrit werd ze herkend door een politieman, ze kwam in de strafbarak in Westerbork terecht en overleefde bijna één jaar in vernietigingskamp Auschwitz. Aan het eind van de oorlog stierf ze uiteindelijk aan haar ontberingen in kamp Malchow.

Persoonsbewijs van verzetsheldin Ina Boekbinder

Knokploegen
In het Joodse verzet speelden Amsterdamse sporters een opmerkelijke rol. Als bokser, gewichtheffer of worstelaar sloten ze zich kort na de Duitse inval aan bij knokploegen in de Jodenbuurt. Elders in de stad sloot Leo Horn zich aan bij een andere verzetsorganisatie, zonder te vertellen dat hij Joods was. Hij toonde als leider van diverse knokploegen een enorme moed. Na de oorlog werd hij internationaal scheidsrechter. Burgemeester Van Thijn reikte hem in 1984 het Verzetsherdenkingskruis uit. De schrijver van het stuk over de knokploegen, sporthistoricus Jurryt van de Vooren, schrijft: “Bang is Horn in al die gevallen nooit geweest, want dat Joden van nature laf zijn is een sprookje. Dat hebben zowel die knokploegen als Horn wel bewezen.”

Dit is slechts een greep uit de in totaal 37 verhalen in dit zeer lezenswaardige boek. Ben Braber besluit zijn voorwoord met: “De misvatting dat de Joden zich tijdens de Holocaust als makke schapen naar de slachtbank lieten leiden, berust dus op een vooroordeel. Veel vooroordelen bevestigen eigenwaarde en mede daarom leiden ze soms een lang bestaan, maar ze verduisteren onze blik op de geschiedenis. Dit boek daarentegen verruimt onze visie. En ook daarom beveel ik het van harte aan.” Het NIW doet dat eveneens.

Bernardine Hertog en haar echtgenoot Victor Bloemgarten

Heeft u dit artikel met plezier gelezen? Met een abonnement op het NIW krijgt u toegang tot columns, opinies, analyses, nieuws – en achtergrondverhalen. Kies hier wat het beste bij u past.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *