In een oorlog gaat veel verloren. Altijd. Nog maar een uur geleden keek ik naar het achtuurjournaal en kwamen de beelden uit de Oekraïense stad Marioepol keihard binnen. Stad? Voormalige stad moet ik zeggen: er staat werkelijk geen steen meer op de andere. Je verstand staat stil bij weloverwogen verwoestingen van deze omvang. Ook cultureel erfgoed is in oorlogstijd in groot gevaar. Denk aan Palmyra, een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen in het Midden-Oosten, dat nog maar zes jaar geleden opzettelijk werd vernietigd door de bendes van Islamitische Staat.
Het zijn slechts twee voorbeelden. Zinloze en afschuwwekkende destructie zie je in iedere oorlog.
Ik ga me nu op glad ijs begeven: er is in mijn ogen namelijk een ‘maar’. Op geen enkele manier wil ik zo’n verwoesting tijdens een oorlog bagatelliseren, maar hoeveel steden er ook platgebombardeerd worden, hoeveel cultureel erfgoed ons ook ontnomen wordt, dit alles zinkt in het niet bij het vernietigen van mensenlevens. Over dát leed, dat doorwerkt tot in de tweede en derde generatie na de getroffene, hoef ik hier niet uit te wijden. Daar weten wij helaas alles van.
Peulenschil
Stenen zijn niet heilig, vind ik. Nooit. Mensenlevens wel. Ik ga me een stuk verder op het gladde ijs begeven en ongetwijfeld op zere tenen staan met een geschiedenis die al drie decennia actueel is. Een klucht in mijn ogen.
Het verhaal begint in 1993. In het centrum van Amsterdam blijkt een boom te staan die er slecht aan toe is. Vervuiling door een dichtbijgelegen ondergrondse olietank en houtrot zijn de oorzaken. De gemeente Amsterdam besluit de boom te redden en trekt 365 duizend gulden uit, 165 duizend keiharde euro’s, om de boom te redden. Disclaimer: ook ik vind bomen belangrijk. Maar zelfs grote en sterke bomen hebben niet het eeuwige leven. De meeste bomen gaan een keer dood. En voor een miniem bedrag – zeker in verhouding tot 165 duizend euro – plant je nieuwe bomen. Goed, boom gered.
Eind 2006 blijkt uit onderzoek dat de boom voor 42 procent verrot is en alsnog gekapt moet worden. Dat gaat echter zomaar niet. Buurtbewoners, gesteund door de Bomenstichting, tekenen bezwaar aan tegen de kapvergunning. Contra-expertise volgt. Conclusie: de boom kan zeker nog vijftien jaar mee, maar moet dan wel met een metalen beugel gestut worden om, in een stevige storm, omwaaien te voorkomen. Kosten van deze operatie: 50 duizend euro. Peulenschil toch? Maar … niets blijft de bomenknuffelaars bespaard: op 23 augustus 2010, ’s middags om half twee, wordt de boom door een storm geveld. Hij breekt een meter boven de grond af. Een gevaarte van 30 ton komt in een tuin terecht. Niemand raakt gewond, er is geen schade aan gebouwen, wonder boven wonder.
De klucht is nog niet ten einde. De nagedachtenis aan de boom, een kastanje, moet worden gewaarborgd. Twee stichtingen, Elementree en Wereldboom, verzamelen kastanjes van de boom. Een derde stichting laat driehonderd stekjes van de boom kweken. Een gerenommeerde boomkwekerij in Sint-Oedenrode wordt ingeschakeld. Het lukt de op kweek gezette kastanjes tot wasdom te brengen. De boom heeft nu nakomelingen. Deze bijzondere zaailingen worden te koop aangeboden.
Symbool
We zijn er nog niet. Afgelopen week was er aandacht voor een van de nakomelingen van de boom. Het Parool kopte dat ‘een telg van de boom was herplant’. Ja, u leest het goed. Ons deel van de wereld staat in brand, tienduizenden mensenlevens worden verwoest, maar het herplanten van ‘een telg van de boom’ is nieuws.
De boom in kwestie heeft een naam. U heeft het misschien al geraden, ik heb het over ‘De-boom-waar-Anne-Frank-op-uitkeek’. Anne Frank was een Joods meisje dat niet ouder werd dan vijftien jaar. In maart 1945 overleed zij in Bergen-Belsen aan de gevolgen van vlektyfus en uitputting. Van juli 1942 tot augustus 1944 zat zij ondergedoken in het achterhuis van een pand aan de Prinsengracht. Ze hield een dagboek bij waarmee zij postuum wereldberoemd is geworden. Dat is het verhaal.
Door haar dagboek is zij het symbool van de Shoa geworden. Het zij zo. Maar het, tot in het belachelijke, vereren van een willekeurige boom, omdat zij die vanuit haar schuiladres kon zien … het gaat mij te ver. Veel te ver. Laten we bij de kern blijven en ons beperken tot het belang van mensenlevens. De flauwekul eromheen mag achterwege blijven.