Wat is de oorsprong en achtergrond van de vaak opvallende Joodse achternamen? Wat voelen we zelf bij deze, namen die veelal dateren uit de tijd dat Napoleon over Nederland heerste?Een achternaam is veel meer dan een woord. Het staat voor sentiment, herkomst en familie. Wie ben je en waar kom je vandaan? Eigenlijk ben ik altijd al gefascineerd geweest door achternamen. Niet in de laatste plaats omdat mijn grootvader Salomon Komkommer heette. Een aparte naam, met een hoog pestgehalte maar vooral ook een Joodse naam. Zelf was hij makelaar in assurantiën maar door zijn achternaam weet ik dat een van mijn voorvaderen verkoper van komkommers was. Een groenteventer was een typisch beroep voor iemand van het Joodse proletariaat. Naast de familienaam Komkommer, zijn er de Citroenen, de Augurkiesmannen, Vleeschhouwers en nog tientallen anderen. Allemaal onmiskenbaar Joods. Waar achternamen zoals Cohen en Levi al eeuwenlang bestaan, vinden veel andere Joodse achternamen hun oorsprong in het begin van de 19e eeuw, toen de Fransen over Nederland regeerden.
Burgerlijke Stand
In bijbelse tijden hadden Joden geen achternamen. Mannen en vrouwen werden aangeduid met hun voornaam, vaak aangevuld met een patroniem, oftewel een naam verwijzend naar hun vader. Om een voorbeeld te geven: Mozes ben David, of Mirjam bat Aäron. Lange tijd was dit de gangbare wijze om personen aan te duiden. Ook in Nederland werd deze constructie tot begin 19e eeuw gebruikt. Soms werd achter het patroniem ook nog de stad van herkomst geplakt. Vooral in grotere Joodse gemeenschappen was de kans groot dat er meerdere Mozes ben Josefs rondliepen. De plaats waar de familie vandaan kwam, werd er dan gewoon achter geplakt: Mozes ben Josef Hilversum. Bij de sefardische Joden, afkomstig uit Spanje en Portugal, lag het iets anders Zij hadden in de meeste gevallen al in de Middeleeuwen een familienaam aangenomen. Een voorbeeld hiervan is het bekende geslacht Abarbanel, een naam die al in de 13e eeuw in de geschiedenisboeken opduikt. Mendes Da Costa, Sarphati, Lopez Cardoso, Texeira de Mattos, Pereira, Coutinho en Da Pinta zijn ook typisch sefardische namen. Sommige stadsnamen op het Iberische schiereiland, zoals Blanes, bestaan ook nog steeds in Nederland.
Voor de asjkenazische Joden is 1811 een cruciaal jaar. Als Nederland in 1810 door Napoleon wordt geannexeerd, moeten de nieuwe departementen zich conformeren aan de Franse wet- en regelgeving. Een van de gevolgen was de invoering van de Burgerlijke Stand. Voor Napoleon had dit heel praktische redenen. Zijn Grande Armée had een grote behoefte aan nieuwe soldaten en aan belastinggeld. In die tijd hadden alleen kerken en synagogen een doop- en besnijdenisregister; de overheid had geen zicht op haar onderdanen. De Burgerlijke Stand moest daar verandering in brengen.
Patroniem, beroep en herkomst
Naast registratieplicht moesten alle burgers die nog geen achternaam hadden er een opgeven bij de plaatselijke gemeente. Iedereen was vrij om zelf een naam te bedenken en aan te nemen. Daar bestonden geen vaste regels voor en er was ook geen landelijk register. Het was dus goed mogelijk dat iemand in Amsterdam een bepaalde naam aannam, terwijl een familielid in Winschoten een totaal andere naam verzon. En dan waren er ook nog Joden die geen naam konden verzinnen en het overlieten aan de dienstdoende ambtenaar. De meeste in Nederland aangenomen Joodse achternamen zijn echter grofweg te verdelen – naast de traditionele namen Cohen en Levi – in een paar categorieën: plaats van herkomst, patroniem, Frankfurt en beroep.
De plaats van herkomst is bij sommige achternamen direct zichtbaar, zoals Van Praag, Metz, Swaab en Elburg. Maar er zijn ook familienamen waarbij dat iets minder duidelijk is, zoals bij Batavier, verwijzend naar de Batavierstraat in de oude Amsterdamse Jodenbuurt, en Aap, ontstaan uit de Jiddisje manier van afkorten van Amersfoort: a’’f/p. Maar ook Drievoet verwijst naar een plaats. De naam is een afgeleide van Dreyfus, wat weer terug te leiden is naar Trèves, oftewel Trier.
Bij patroniemen moet gedacht worden aan een verbastering van de vadernaam. Ons voorbeeld, Mozes ben David, kon bij de naamsaanneming kiezen voor Davids of Davidson. Andere bekende patroniemen zijn Jacobs, Meijer, Salomon en Wolf. Maar ook bijvoorbeeld Appel of Appelman, afgeleid van de koosnaam voor Abraham: Appie, Ap.
De categorie Frankfurt is een uitzonderlijke en staat voor de sterke band die de Nederlandse Joden met Frankfurt am Main hadden. Niet alleen werden de minhagiem (gebruiken) van deze kille toegepast in verschillende Nederlandse asjkenazische gemeenten. De achternaam van deze families verwijst naar de symbolen waarvan de huizen in de Frankfurter Judengasse waren voorzien: Rothschild, Gans, Stern en Haas.
De beroepen van het Joodse proletariaat leveren de meest in het oog springende namen, waaronder dus van mijn overgrootvader: Komkommer. Maar ook Porcelijn, Goudsmit en Kleerekoper. Kopuit is een verbastering van Kophuid, een stuk leer dat afkomstig is van de kop van een rund. Winnik verwijst naar het Russische woord voor jeneverstoker. Er zijn ook namen die lijken te duiden op een beroep, maar dat niet zijn. Zo verwijst Melkman naar Melech, oftewel koning. En Bierman is geen kastelein, maar een verbastering van Beer. Die beer is weer een verwijzing naar de bijbelse Issacher, die in Genesis 49-15 wordt vergeleken met een bonkige ezel die een loden last moet torsten. Aangezien een ezel in latere eeuwen niet werd gezien als een krachtig dier maar als een dom beest, hebben de Joden het veranderd in beer.
Nieuwe categorie
Hoewel deze naamsaanneming tweehonderd jaar geleden plaatsvond, veranderen ook vandaag Joodse namen nog weleens. Veel Joden die alia maken, nemen een Hebreeuwse naam aan. Grote aanjager van deze ‘hebraïsering’ was Ben Goerion, de eerste minister-president van Israël. De klank van en de herinnering aan de diaspora moest verdwijnen, zo vonden de oprichters van de nieuwe Joodse Staat. Zo eiste Ben Goerion, zelf geboren als Grün, dat officieren in zijn leger hun naam zouden veranderen, zodat zij als voorbeeld konden dienen voor de soldaten. De Jewish Agency maakte zelfs een boekje met richtlijnen hoe je het beste een nieuwe familienaam kon creëren.
De nieuwe Hebreeuwse achternamen werden vaak letterlijk vertaald. Zo werd door een deel van de familie Van Praag de naam veranderd in Bar Pereg en Goldberg in Har Paz. Een mooi voorbeeld is de zoon van onze columniste Bloeme Evers die zijn naam veranderde in Ben Perach, ‘zoon van bloemen’. Een andere ‘hebraïsering’ is die van mijn achterneef. Hij veranderde zijn naam van Goudeket in Dekel (palm) vanwege de overeenkomstige klank.
En in Nederland transformeerde mijn opa Robert Juda zichzelf van een Komkommer in een Kromer. Een achternaam zegt meer dan je denkt.