Israëlische archeologen publiceerden nieuwe inzichten in het dieet van Joden voor de bouw van de Tweede Tempel.
Uit graten en andere visresten die werden opgegraven op diverse plaatsen in Israël, bleek dat de inwoners regelmatig niet-koosjer voedsel aten, zoals zeevruchten, meerval en haai.
Vooral de laatste twee vissoorten zouden ten tijde van de koningen David en Salomo uitermate populair zijn geweest. De wetenschappers bekeken meer dan 20 duizend visgraten, die in een periode van tweeduizend jaar zijn achtergelaten in dertig archeologische sites, waaronder de stad van David in Jeruzalem.
De huidige kasjroetwetten, waarin alleen vissen met vinnen en schubben een plaats hebben, zouden pas vanaf de tijd van de Tweede Tempel in praktijk zijn gebracht. Waarschijnlijk houdt de verbreiding van koosjer eten verband met de verspreiding van kennis van de Tora. De bewuste voedselwet staat twee keer in de Tora vermeld.
Eerder al werd ontdekt dat de Kanaänieten, net als de Joden, geen varkensvlees aten. Varkensbotten zijn vrijwel nergens aangetroffen. Hoe het precies zit met de consumptie van schaaldieren is moeilijker vast te stellen dan die van de meerval en haai, omdat de schalen ook werden gebruikt om stoffen te verven. Ongeveer dertien procent van alle opgegraven visresten bleek uit soorten te bestaan die nu als treife worden beschouwd. Pas vanaf de hellenistische tijd zou de consumptie daarvan zijn afgenomen.