Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Opinie

Kovedsjleppers

Opinie Paul Damen

Paul Damen 26 januari 2018, 00:00
Kovedsjleppers

Weer eens mot bij de orthodox-Joodse koepel, het NIK. Tegelijk met het knotten der knotwilg, zo lijkt het, zetten NIK-bestuurders jaarlijks de zaag in de stoelpoten van wat zij als interne tegenstanders zien. In dit jongste conflict, tussen opperrabbijn Binyomin Jacobs en de NIK-bestuurders, kies ik inhoudelijk geen partij. Ik kijk wel uit. De opperrabbijn is een beminnelijk mens en een harde werker, die naast waardering in de provinciale kille ook regelmatig keien door zijn ruiten krijgt. Je zou denken dat dát alleen al reden is de opperrabbijn met enige rachmones te behandelen. Rabbijn zijn ís ook een rotbaantje – onafhankelijk geestelijk leider moeten zijn, maar tegelijkertijd in dienst staan van bestuurders die het motto ‘wiens brood men eet, diens woord men spreekt’ hanteren. Kijk enkel naar de ellenlange lijst conflicten in twee eeuwen georganiseerd Jodendom tussen bestuurders en kille, kerkgenootschap en kasjroet. Zelfs de katholieke clerus krijgt van de paus meer keuzevrijheid dan die Joodse bestuurders ‘hun’ rabbijnen gunnen. Wat ze mogen doen. Of denken. Nee: moeten denken. En zo jaag je talenten weg naar Düsseldorf of elders.

Straatvechters
Waar gaat het dit keer om? De (opper)rabbijn zou drie misbruikzaken onder de mat hebben geveegd. Op het orthodoxe Cheider betastte in 2006 een medewerker een twaalfjarige leerlinge. Zes jaar later werd docent Ephraïm S. verdacht van ontucht met diverse kinderen. Het bestuur zou te laat hebben gereageerd, zodat S. ontkwam naar Israël om pas recent hier voor de rechter te komen. Een van die zeven bestuurders was Jacobs. Officieel zijn alle protocollen die voor mogelijk misbruik gelden gevolgd. Politie erbij, inspectie, aangifte. Maar Jacobs was als rabbijn ook vertrouwensman. Een penibele positie. Wat als hij soms ouders afraadde om hun kind niet door het hele traject te laten gaan? Jacobs, met ambtsgeheim, kan niet zeggen wat hij geadviseerd heeft. Wel is altijd aangeraden om aangifte te doen. Zo ook toen de Nijmeegse rabbijn Mendel L. zich (eerder, in de Verenigde Staten) vergrepen zou hebben aan een kind. Volgens Jacobs leverde onderzoek niets op. Een recente tweede beschuldiging was anoniem en dus niet te vervolgen. Maar: rook. En dus vuur. Jacobs vroeg om een extern onderzoek (dus niet door Joodse bestuurders) naar de rol van het Cheiderbestuur, het NIK, en hemzelf. Het NIK zegt ook dat er onderzoek komt, maar wat en door wie is niet helder.

Op de achtergrond speelt meer. De onvrede over de vele Chabad-aanhangers binnen het rabbinaat. De Nijmeegse verdachte, uit Brooklyn, hoort bij die stroming en is zelfs getrouwd met een dochter van de rabbijn die Chabad in Nederland introduceerde. Ook wil het NIK al jaren de provinciale koepel, het IPOR waar Jacobs onder valt, inlijven. Los van de macht: er zit veel geld in de provincie, de mediene, en het NIK heeft al jaren financiële problemen.

Daar gáát mijn erebaantje, moet menigeen gedacht hebben

En dus barst het gesjoemel en geroddel los. Een suggestief stuk over een ‘wankelende’ Jacobs in De Telegraaf. Brieven aan Jacobs die wel zijn geschreven, niet verstuurd, maar desondanks rondzingen. Zoals de standaarduitrusting van een crimineel uit een vijl in een stokbrood bestaat, zo lijken Joodse bestuurders de zaag en de stoelpoot in hun omgangsvormen op te nemen. Jacobs wordt denigrerend aangeschreven als ‘rabbijn’, geen opper- meer, alsof het conflict al beslecht is. En krijgt onderhands als advies: ‘wie geschoren wordt moet stilzitten.’ En een soort zwijgplicht. Dat Jacobs vorig jaar nog opheffing van het NIK bepleitte, leverde hem evenmin vrienden op. Daar gáát mijn erebaantje, moet menigeen gedacht hebben.

En dat is grotendeels het probleem. In bestuurlijk Joods Nederland maken de straatvechters, de zelfgenoemde erebaantjesjagers de dienst uit. De kovedsjleppers – Jiddisj, naar koved, eer. Die kongsi van bestuurders speelt elkaar al jaren de bal toe in de baantjescarrousel van Buitenveldert, hun vorige fouten afdekkend, zondebokken zoekend, terwijl de leden weglopen. En dus springen de bestuurders van de ene instelling naar de andere, zoals in De hut van Oom Tom de slavin Eliza met de kleine Harry in haar armen wanhopig van de ene ijsschots naar de andere springt, in de hoop de overkant van de rivier te halen. Haar lukt het. Maar gezien de leegloop van leden is het de vraag of het NIK er ook in slaagt nog de overkant te halen.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *