De achterban van D66 stuurde maandag een kritische brief naar zowel het partijbestuur als de Tweede Kamerfractie aangaande het verbod op de rituele slacht. Ook de Partij van de Arbeid heeft een kritische brief opgesteld, u kunt deze hier lezen: Brief partijbestuur PvdA.
Beste D66 Tweede Kamerfractie en D66 Partijbestuur,
Tijdens het debat initiatief Thieme inzake wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten woensdag j.l. kwam D66 samen met PvdA, GL en VVD met een amendement op het wetsvoorstel van de PvdD.
Wij begrijpen dat dit een poging tot een compromis richting de achterban van D66 is. Echter, de ingediende motie op het congres D66‟93, dat met 2/3 stemmen tegen een verbod op onverdoofd ritueel slachten stemde, roept eenduidig op voor een „nee” tegen het initiatief Thieme. Wij concluderen dat de weg van de fractie met het amendement aan de genoemde motie geen recht doet. Er is geen contact opgenomen met de geloofsgemeenschappen, geen poging gedaan om te kijken naar verbetering van dierenwelzijn binnen wat ritueel mogelijk is, laat staan tot een convenant te komen, geen polging gedaan om de betrokkenheid van de diverse geloofsgemeenschappen te waarborgen – en al helemaal niet om het wetsvoorstel af te wijzen. In plaats daarvan wordt een amendement ingediend dat onwerkbaar is. Het amendement legt de bewijslast bij de moslim- en joodse gemeenschap en eist van hen ‘onomstotelijk bewijs’. Maar als iets duidelijk is geworden in de afgelopen week, dan is het dat wetenschappelijke concensus over de kwestie ontbreekt. Daarmee is het praktisch onmogelijk voor de moslim- en joodse gemeenschap het gevraagde ‘onomstotelijke bewijs’ te leveren. Het amendement legt de bewijslast neer bij de religieuze minderheid, en vraagt van hen feitelijk iets waar de wetgevende macht zelf niet in slaagt: onafhankelijk bewijs te leveren over het al dan niet aanvaardbare leed van de slachtmethode. Mocht de religieuze minderheid het geld en de middelen daarvoor vinden en mocht zijn onafhankelijke bewijs worden geaccepteerd dan krijgt hij een ontheffing voor vijf jaar. De religieuze minderheid moet dus om de vijf jaar onderzoek laten verrichten en steeds opnieuw bewijzen leveren.
Daarenboven zien wij dat het rapport van Wageningen momenteel hevig onder vuur ligt. Dit, terwijl dat rapport de kern van de onderbouwing van het wetsvoorstel vormt (zie o.a. http://www.dagelijksestandaard.nl/2011/06/wageningen-het-rapport-van-de-botte-bijl-gaat-niet-over-de-rituele-slacht). Het onderzoek van de Wageningen Universiteit is niet volwaardig. De wetenschappers die er enthousiast zijn bijgesleept, geven geen uitsluitsel. De praktijk van de rituele slacht in Nederland is nooit deugdelijk onderzocht. Het debat wordt door de Kamerleden gevoerd op basis van veronderstellingen, fictie en vooroordelen. Wat er gebeurt bij de rituele slacht in Nederland, hoe deze plaatsvindt en in welke mate er al dan niet sprake is van leed tijdens de slacht, is bij hen onduidelijk. Er zijn vanuit het NIHS meerdere pogingen gedaan om de kamerleden uit te nodigen bij het ritueel slachten. Op deze uitnodigingen werd of niet gereageerd of zij werden geweigerd. D66 is altijd een partij geweest van goed geïnformeerde, degelijke besluitvorming. Een partij die weigert een ingrijpende beslissing te nemen als een goede onderbouwing hiervoor ontbreekt. Het huidige standpunt past zonder duidelijke, eenduidige informatie dan ook niet bij een partij als D66.
Voorts zien wij dat het voorstel, ook met het amendement, in strijd is met artikel 6 van onze grondwet en artikel 9 van het EVRM. Men probeert hierbij een beroep te doen op de beperking van de vrijheid van godsdienst op basis van de „goede zeden‟. Dit beroep op goede zeden is echter ongegrond wanneer deze goede zeden (te weten: dierenwelzijn bij veehouderij en slacht) niet daadwerkelijk bestaan. Helaas leert de dagelijkse praktijk ons (zoals o.a. te zien is in de bio-industrie) dat dierenwelzijn nog niet altijd onderdeel is van die algemene goede zeden. ‘Artikel 6.2 van de grondwet stelt voorts: “de wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden”. Het nogal discutabel om in dit geval te stellen dat er sprake is van „wanordelijkheden‟. De vrijheid van godsdienst wordt door het opheffen van de wettelijke uitzonderingsbepaling wel degelijk geschonden. In de toelichting op het amendement staat dat de vrijheid van godsdienst niet absoluut is en dat er beperkingen aan mogen worden gesteld. Deze beperkingen moeten dan getoetst worden op subsidiariteit en proportionaliteit. Die toetsing heeft niet plaatsgevonden.
Het eenzijdig opleggen van een maatregel tbv dierenwelzijn aan een minderheid terwijl een meerderheid diverse dieronvriendelijke praktijken onverminderd mag door laten gaan is een geval van ongelijke rechten en daarmee ongrondwettelijk. De Raad van State adviseerde negatief over het wetsvoorstel, onder meer aan de hand van een uitspraak uit 2000 van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Daarin bevestigde het EHRM uitdrukkelijk dat de kwestie onder de vrijheid van godsdienst valt.“Niet alleen het huldigen van een overtuiging, maar ook het zich daarnaar gedragen valt onder de gegarandeerde vrijheid zoals die door art. 6, lid 1 van de Grondwet wordt bedoeld.” Hoe belangrijk dierenwelzijn ook is, een dier is geen rechtssubject, maar een (bijzonder) rechtsobject (advies Raad van State, 31 571-4 par. 1).
Het wetsvoorstel van de Partij van de Dieren is in strijd met een belangrijk grondrecht en met de vrijheid die de Grondwet juist wil garanderen. Gunnende vrijheid staat tegenover inperkende gelijkheidswaan. Het lijkt waarschijnlijk dat de chambre de réflexion inderdaad wat breder kijkt en het voorstel afwijst.
Zo is er het punt dat in de discussie een sterke rol speelt het gelijkheidsdenken. Van privileges is op geen enkele wijze sprake. Er zijn gewoon drie vormen van slachten toegestaan: algemeen bedwelmd (al dan niet in massaproductie), de israëlitische ritus en de islamitische ritus. Iedereen kan alle drie soorten vlees kopen. Iedereen kan bij de islamitische of joodse slager terecht om (halal of kosjer) vlees te kopen. Iedereen is in dat opzicht volkomen gelijk. Alleen joden en moslims kunnen dit niet. Zij kunnen alleen vlees eten dat kosjer of halal is. Een andere optie is er voor hen niet. Er is dus geen enkele reden om in de wetgeving geen rekening te houden met de specifieke wensen van bepaalde groepen. Niet alle mensen zijn gelijk. De zogenaamde „uitzonderingen‟ zorgen er alleen maar voor dat iedereen het vlees kan kopen dat naar zijn wens is. Maar mensen die uitsluitend kosjer of halal verkiezen, hebben geen optie extra, geen privilege en kunnen daardoor maar een soort kiezen. De zogenaamde uitzondering heft alleen maar praktisch optredende ongelijkheid op. Er is geen sprake van privileges. Het is omgekeerd. De staat is zich op een gegeven moment gaan bemoeien met zaken die vroeger vrij waren. Daarbij kwamen bepaalde mensen in het gedrang en met hen is rekening gehouden. Dat is praktische politieke wijsheid.
Het zou voor ons als D66-ers teleurstellend zijn wanneer D66 een voorstel steunt dat later ongrondwettelijk blijkt. Als partij die zich altijd beroept op juist de grondwettelijk vastgelegde kernwaarden, en die zich profileert als gedegen en gefundeerd, zou een dergelijke situatie zeer onwenselijk zijn. Wij vinden dat zulk een gezichtsverlies voorkomen moet worden en dat de grondwettelijkheid van voorliggend besluit dan ook zwaar moet meewegen.
Om af te sluiten benadrukken wij, als indieners van de motie, dat naar onze mening de huidige lijn van de fractie niet strookt met de inhoud van onze motie, hetgeen de meest democratische partij van NL niet past. Wij roepen u, ondersteund door de handtekeningen van bijgevoegde petitie, dan ook op uw standpunt nogmaals te herzien en de motie te steunen en “nee”te stemmen tegen het wetsvoorstel van Thieme.
Met hartelijke groet,
Susan van Ommen, Anita van Rootselaar, Brigitte Wielheesen, Osman Bicen, Sander Wellinga, Trudy Schut