
Zicht op de Joodse nederzetting Maale Adumin op de Westelijke Jordaanoever. Foto: Flash90
Een keur aan ngo’s lobbyt bij Nederlandse bedrijven om de relaties met Israëlische bedrijven te herzien vanwege hun activiteiten in Joodse nederzettingen in de Palestijnse Gebieden. Daarbij wordt internationaal recht gebruikt als munitie in een pr-oorlog.
Het geduld van de wereld met Israël raakt op. „Scenario’s voor een voortdurende boycot die onze export zal schaden, zien er slecht uit,” zei de Israëlische minister van Financiën Yair Lapid, van centrumpartij Yesh Atid, kort na de terugtrekking van het Nederlandse pensioenfonds PGGM uit vijf Israëlische banken. „Dat gaan alle Israëli’s in de portemonnee voelen.” Lapid doelde niet alleen op de internationale BDS-beweging, die een algehele boycot van de Joodse staat nastreeft. Tientallen Europese, Palestijnse en zelfs Israëlische ngo’s lobbyen bij organisaties om de betrekkingen met Israëlische bedrijven te herzien vanwege hun relaties met Joodse nederzettingen in de Palestijnse Gebieden. Aan de recente Nederlandse terugtrekkingen uit Israël – van onder andere pensioenfonds PGGM, waterbedrijf Vitens en ingenieursbureau Royal HaskoningDHV – ging een lobby van Nederlandse en Palestijnse ngo’s vooraf.
Peter Borgdorff, directeur van PGGM, schreef er een column over op zijn website. „Wij worden al een aantal jaren op dit onderwerp aangesproken door organisaties zoals Cordaid, ICCO, PAX [het voormalige IKV Pax Christi, red.], Oxfam-Novib, Werkgroep Keerpunt en het Nederlands Palestina Komitee.”Ook de Palestijnse ngo Al-Haq, waarvan de juristen zich beroepen op het internationaal recht om Nederlandse bedrijven te bewegen tot terugtrekking, speelde bij alle recente Nederlandse terugtrekkingen een rol. De voorgenoemde ngo’s roepen niet openlijk op tot een algehele boycot van Israël. Wel zijn zij net als de BDS-beweging verwikkeld in een verbeten juridische strijd over de rechtmatigheid van het Israëlische beleid. Deze strijd wordt ook wel ‘lawfare’ genoemd. Daarbij zijn de tegenstanders Israëlische organisaties die kritisch zijn op de BDS-beweging. Hoe die strijd er in de praktijk uitziet wordt duidelijk in de zaak-PGGM, die de gemoederen nog altijd bezighoudt.
Dubbele pet
Daags na de terugtrekking van PGGM presenteerde NGO Monitor een kritisch rapport over de nauwe banden tussen enkele bestuursleden van PGGM en diverse ngo’s in Nederland én Israël. NGO Monitor is een Israëlische ngo die de activiteiten van internationale ngo’s in Israël en de Palestijnse Gebieden in kaart brengt, middels kritische analyse van rapporten en andere uitingen van non-gouvernementele organisaties. Onder andere vanuit de hoek van de bekritiseerde ngo’s klinkt de kritiek dat NGO Monitor bevooroordeeld is en een uitgesproken pro-Israëlisch profiel heeft. „Wij zijn een apolitiek en onpartijdig instituut dat transparantie en verantwoordelijkheid eist van ngo’s en hun geldschieters,” reageert woordvoerster Lena Baxman. „De mensenrechtenorganisaties die wij bekritiseren zijn niet gewend dat hun aura van goedheid ter discussie wordt gesteld. Wij betreuren hun pogingen ons op deze manier aan te vallen en zien liever dat zij reageren op onze onderzoeken.”
In het rapport over PGGM beschrijft NGO-monitor dat hoogleraar mensenrechten Cees Flinterman, een van de drie ‘ethische adviseurs’ voor beleggingen van PGGM, tevens bestuurslid is van The Rights Forum met Dries van Agt als voorzitter en het omstreden Russel Tribunal for Palestine, waarin zionisme gelijkgesteld wordt met apartheid. Flinterman schrikt niet terug voor de vergelijking van de Israëlische autoriteiten met het naziregime tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Veronderstel dat het oplossen en beëindigen van die bezetting meer dan 46 jaar zou hebben geduurd. Dat zou betekend hebben dat wij pas in 1992 van het bezettingsjuk zouden zijn bevrijd,” verklaarde hij in september vorig tijdens een door de Palestina-werkgroep van AbvaKabo FNV georganiseerde conferentie. In die toespraak trekt Flinterman dezelfde vergelijking met de Franse bezetting van Nederland aan het begin van de 19e eeuw. Gert van Dijk zetelt zowel in het bestuur van het pensioenfonds als in het bestuur van ICCO, een internationaal opererende Nederlandse interkerkelijke hulporganisatie die zich in de regio richt op ‘nationbuilding binnen het Israëlisch-Palestijnse conflict, waarbij mensenrechten en internationaal recht leidend zijn’.
Terugtrekking
Volgens NGO Monitor hanteren voorgenoemde organisaties ‘een duidelijke anti-Israël agenda’. Dat zou bijvoorbeeld blijken uit de steun van ICCO voor een coalitie van Europese ngo’s die oproept tot economische boycots van Israël. PGGM’s terugtrekking wekte grote beroering in Nederland. Het pensioenfonds kreeg talloze brieven – volgens woordvoerder Maurice Wilbrink ‘zowel klachten als steunbetuigingen’ – en er vond een door Christenen voor Israel georganiseerde demonstratie plaats voor het hoofdkantoor. Eind februari maakte PGGM bekend de zaak ‘zeer uitgebreid te gaan doorlichten’. In een verklaring in januari liet directeur Peter Borgdorff al weten verrast en geraakt te zijn door de commotie die ontstond naar aanleiding van de terugtrekking uit Israël. Borgdorff verwijst daarbij naar het ABP, het grootste Nederlandse pensioenfonds, dat na onderzoek besloot zich niet terug te trekken uit Israëlische banken. „We moeten meer tijd nemen om te kijken naar het beleid van anderen. Op basis van wat ik in de media heb gelezen, kan ik het verschil in beleid met ABP niet verklaren, terwijl het wel tot andere uitkomsten leidt,” zegt Borgdorff. Over de uitkomsten van de evaluatie wilde PGGM nog geen uitspraken doen. Borgdorff en andere bestuursleden van PGGM en Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) weigeren antwoord te geven op vragen van het NIW. Eelco Damen is een van de bestuursleden van PFZW. Hij is directeur van thuiszorgorganisatie Cordaan, de organisatie die onlangs Beth Shalom overnam. Ook hij is niet beschikbaar voor commentaar over de beslissing van PGGM.
Volgens Anne Herzberg, de juridisch adviseur die voor NGO Monitor de Nederlandse situatie onderzoekt, illustreert de zaak-PGGM een breder fenomeen. „Nederlandse hulporganisaties als Oxfam-Novib en ICCO hebben financiële ondersteuning geboden aan de Palestijnse ngo’s Electronic Intifada, het Palestinian Center for Human Rights en Al-Haq. Dat zijn organisaties die de agenda van de BDS-beweging uitdragen.” Zo vergelijkt Electronic Intifada op haar website en Twitter-account Israëli’s geregeld met nazi’s en roept de organisatie op tot steun voor de internationale BDS-beweging. Wat Herzberg betreft gaan de ngo’s daarmee in tegen het beleid van de Nederlandse regering. Diezelf de Nederlandse regering maakte in 2010 nog 88,8 miljoen euro naar ICCO over, ruwweg 85 procent van ICCO’s jaarbudget. „Nederland spreekt zich bij monde van premier Mark Rutte nadrukkelijk uit tegen een boycot van Israël. Tegelijkertijd steunt het ministerie van Handel en Ontwikkelingssamenwerking indirect de BDS-beweging door hulporganisaties te financieren die de BDS-boodschap uitdragen. Dat is volledig incoherent.”
Relaties
United Civilians for Peace (UCP) is een in 2001 opgericht samenwerkingsverband tussen ICCO, Oxfam-Novib, Pax Christi en Cordaid. UCP houdt zich exclusief bezig met het Israëlisch-Palestijnse conflict. UCP wil niet reageren op vragen van het NIW over de werkwijzen van de achterliggende organisaties. De woordvoerder van UCP laat in een korte schriftelijke verklaring weten: „De reden is dat NGO Monitor ons geen recht doet door onze argumenten te bespreken. We worden als boycotters gezien en boycotters moeten bestreden worden, zo is kennelijk het devies van NGO Monitor. Wij zijn tegen een algehele boycot van Israël, maar willen een discussie voeren over toepassing van internationaal recht.”
Het rapport Dutch economic links with the occupation, dat onderzoeksbureau Profundo vorig jaar opstelde in opdracht van Cordaid, ICCO en PAX, geeft enige inzage in de standpunten van de ngo’s die samenwerken onder de paraplu van United Civilians for Peace. Het onderzoek biedt een overzicht van relaties tussen Nederlandse bedrijven en Joodse nederzettingen in de Palestijnse Gebieden. Het rapport beschrijft de producten uit de nederzettingen of uit de door Israël bezette Golan hoogvlakte die in Nederlandse winkels verkrijgbaar zijn. „De Israëlische nederzettingen in bezette gebieden schenden het internationaal recht, zoals vastgelegd in de Haagse Conventie, de Vierde Conventie van Genève en vele VN-Veiligheidsraad resoluties,” zo valt te lezen. „De nederzettingen zijn een bron van ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten en vormen een serieus obstakel voor vrede tussen Israël en de Palestijnen.” Ook stelt het rapport vragen bij de manier waarop producten uit de nederzettingen op de Nederlandse markt belanden. Beschreven wordt hoe die in Israël worden gelabeld zodat hun werkelijke herkomst wordt verhuld en de producten onder de gunstige belastingvoorwaarden voor Israëlische goederen op de Europese markt terechtkomen. De centrale conclusie van het rapport is eenduidig: door economische banden met de nederzettingen te onderhouden wordt het internationaal recht met voeten getreden en blijft de Israëlische nederzettingenpolitiek onbestraft.
Interpretaties
Anne Herzberg van NGO Monitor stoort zich aan het argument dat het internationaal recht leidend is voor United Civilians For Peace en andere ngo’s met een vergelijkbare agenda. „Volgens het internationaal recht heeft Israël, als bezettende macht, het recht en zelfs de plicht om bijvoorbeeld infrastructuur in bezette gebieden aan te leggen zolang dit ook ten goede komt aan de bezette bevolking. Bij het waterzuiveringsproject van het ingenieursbureau RoyalHaskoningDHV in de Kidronvallei nabij Jeruzalem – een project waaruit de Nederlanders zich terugtrokken na politieke druk door organisaties die geld krijgen van de organisaties die zijn aangesloten bij United Civilians For Peace – was dat duidelijk het geval. Of zij deze zaken uit onwetendheid of kwaadwilligheid verdraaien weet ik niet, maar juridisch snijdt het geen hout.”
Dat de ‘lawfare’ zich toespitst op verschillende interpretaties van het internationaal recht, is logisch, vindt Dick Leurdijk, een VN-expert van het Clingendael Instituut. „Er bestaat een groot verschil tussen papier en praktijk. In het nationaal recht is dat ook zo, maar door de politieke bijbedoelingen die aan dit conflict kleven is het verschil extra moeilijk te overbruggen. Er staan twee werkelijkheden tegenover elkaar, maar de essentie is: hoe kijkt het Westen aan tegen het Israëlische nederzettingenbeleid?” Leurdijk begrijpt de frustratie bij de Israëlische regering over de disproportionele aandacht voor het conflict in de internationale arena, maar vindt dat de Joodse staat de discussie niet moet vermijden. „De internationale gemeenschap is heel bezorgd over de politieke en militaire gevolgen van het uitblijven van een oplossing. Israël presenteert zich bovendien als een democratische staat. Prima, maar dat betekent dat het ook door vrienden op dit soort kwesties mag en moet worden aangesproken.”
Gaza
NGO Monitor wijst op de directe of indirecte steun van buitenlandse regeringen aan ngo’s die volgens de organisatie een ‘openlijke anti-Israëlische agenda uitdragen die soms strijdig is met het eigen beleid’. Ze kaart deze steun ook aan bij de Europese Unie, zelf een belangrijke financier van ngo’s in Israël en de Palestijnse Gebieden. Ook de EU zou disproportioneel veel steun verstrekken aan ngo’s die zich bezighouden met het Israëlisch-Palestijnse conflict. Zo wijst NGO Monitor bijvoorbeeld op de EU-steun, in 2005 nog 472.000 euro, aan het Israeli Committee Against House Demolitions, een organisatie die Israël beschuldigt van ‘etnische zuivering, genocide en apartheid’. Het antwoord van de Duitse Europarlementariër Alexandra Thein – lid van de Delegatie voor de betrekkingen met Israël – na vragen van NGO Monitor was veelzeggend: „De EU verstrekt ook steun aan ngo’s die tegen de Europese Unie als zodanig zijn.” In dat kader stelt NGO Monitor vast dat de vrijheid van meningsuiting ngo’s beschermt, zolang zij maar opereren binnen de wet en de regels die bijvoorbeeld de overheid als financier hen oplegt. De Israëlische ngo Shurat HaDin-Israel Law Center, dat ‘via juridische weg terreurorganisaties bestrijdt’, richt zijn pijlen in de lawfare-campagne daarom op ngo’s die de wet overtreden. Zoals bijvoorbeeld de inter nationale hulporganisatie Oxfam dat in de Gazastrook samenwerkt met de Palestijnse ngo’s Union of Health Workers Committees en de Union of Agricultural Worker’s Committee, beide dochterorganisaties van het Popular Front for the Liberation of Palestine. Die laatste club is door de Verenigde Staten, de Europese Unie en Australië op de lijst van terreurorganisaties gezet vanwege haar betrokkenheid bij dodelijke aanslagen op Israëli’s. „In veel landen bestaan wetten op discriminatie waarmee de BDS-beweging, die oproept tot een algehele boycot van Israël, mogelijk te verbieden zou zijn. Maar doordat veel ngo’s alleen hun steun voor de beweging uitspreken, valt dat nog onder het wettelijke beschermde recht op vrijheid van meningsuiting. Daarom gaan wij alleen achter wetsovertredingen aan, zoals in dit geval van Oxfam,” zegt directrice van Shurat HaDin, Nitsana Darshan-Leitner.
Brigitte Herremans, medewerker Midden-Oosten bij PAX, schetste in een artikel in de Belgische krant De Morgen, hoe het voor internationale hulporganisaties moeilijk is om op de door Hamas geregeerde Gazastrook partners te vinden die niet op de een of andere manier verbonden zijn aan partijen met een radicale ideologie. Het is een vaker gehoorde argumentatie waar Nitsana Darshan-Leitner niets mee op heeft. „Als er geen organisatie is te vinden zonder terroristische banden moet je als professionele organisatie gewoon helemaal wegblijven. Het Hooggerechtshof in de Verenigde Staten was daar onlangs heel duidelijk over: als je geld geeft aan de humanitaire tak van een terreurorganisatie, houdt die organisatie meer fondsen over voor gewelddadige activiteiten.” Darshan-Leitner maakt zich grote zorgen over de Europese terugtrekkingen en de BDS-beweging. „De BDS-beweging weet in Europa redelijke mensen te overtuigen van hun gelijk door het nederzettingenbeleid van Israël als het allergrootste probleem in de regio af te schilderen. Lawfare is een heel gevaarlijk wapen, want het gebruikt het rechtssysteem in democratische staten. We zien recentelijk dat het vooral bij bedrijven goed werkt,” aldus Darshan-Leitner. „Israël moet met dezelfde middelen in het offensief gaan. Niet door te zeggen ‘wij hebben gelijk’, maar door te zeggen ‘zij hebben ongelijk’, met het internationaal recht in de hand.
In de rechtszaal
Met de vraag of boycots van projecten met Israëlische nederzettingen juridisch wel of geen hout snijden, houdt de Israëlische advocaat Daniel Reisner zich al jaren bezig. Hij vertegenwoordigt Israëlische bedrijven die zijn getroffen door de Europese terugtrekkingen. Namen van klanten met lopende zaken wil hij niet noemen. „Het aantal zaken neemt snel toe. Buiten Nederland waren er onlangs grote zaken in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. De rechtbanken in die landen hebben ons gelukkig in het gelijk gesteld. In het Verenigd Koninkrijk oordeelde de rechtbank bijvoorbeeld dat de Britse tak van Ahava, een producent van Dode Zee-producten, niet kan worden vervolgd voor acties van de Israëlische vestiging. De rechtbank gaf daarmee een duidelijk signaal aan de Britse regering over het ontbreken van een juridische grondslag voor boycots van Israël. Maar het is een hevige strijd in de media. Daar is een Palestijnse ngo zoals Al-Haq heel goed in.” Reisner aarzelde een tijdje voor hij toestemming voor een interview met het NIW gaf. „Mijn klanten zijn nu gebaat bij anonimiteit. Ze zagen met lede ogen aan hoe snel de terugtrekkingen van Nederlandse bedrijven elkaar dit jaar opvolgden en vreesden een kettingreactie.” Volgens hem hebben de bedrijven die hij vertegenwoordigt in dit soort situaties maar twee opties: „Of ze sturen aan op compensatie wegens contractbreuk, indien dat van toepassing is. Of ze proberen de bedrijven op andere gedachten te brengen. Die laatste optie verdwijnt al snel als de zaak in de media komt. Internationaal opererende bedrijven herzien niet graag in de openbaarheid een beslissing.”
Reisner wijst op de vrijwel geruisloze sluiting van een fabriek door Unilever in Barkan, een industriepark op de weg naar de grote Israëlische nederzetting Ariel. De Nederlandse multinational hield vol dat het de fabriek in 2013 op zuiver economische gronden sloot, om niet veel later een fabriek in Safed, binnen de grenzen van ’67 te openen. Koos Unilever voor de stille trom om de mediarel waarin PGGM en anderen zich bevinden te voorkomen? Het heeft er alle schijn van. Of Unilever daarmee de dans ontspringt is overigens nog maar de vraag. De Palestijnse ngo AlHaq laat weten nog een aantal Nederlandse bedrijven op de korrel te hebben. Unilever is daar een van, volgens een woordvoerster van de organisatie, die verder niet in details wil treden. „Er komen steeds meer Europese bedrijven naar ons toe voor juridisch advies over de situatie,”zegt de woordvoerster van Al-Haq, „waarschijnlijk omdat het zoveel in het nieuws is. De spoeling van Nederlandse bedrijven wordt dunner, maar er zitten absoluut nog zaken in de pijplijn.”