Het verhaal van de mediene in Eindhoven laat zich goed vertellen aan de hand van een familiegeschiedenis op Brabantse bodem. Een geschiedenis van schoenverkopers, Philipswerknemers in de oorlog en de na-oorlogse afbraak van een intacte synagoge. Max Loewenstein vertelt trots over Eindhoven, de stad waar hij geboren en getogen is, terwijl hij me geroutineerd door de voor hem zo vertrouwde straten van de Lichtstad rijdt.
Tegenwoordig woont de 45-jarige voorzitter van de lokale orthodoxe gemeente samen met zijn vrouw Blanche (43) en drie kinderen Micha (12), Daniel (10) en Noa (7) in het nabijgelegen Nuenen. Zijn ouderlijk huis stond tegenover de huidige sjoel aan de Hendrik Casimirstraat, midden in een prachtige jaren-30-wijk vlak bij het centrum. „Ik herinner mij nog dat er voor ieder wissewasje werd aangeklopt. Lamp stuk? De bazaar voor de WIZO moet worden georganiseerd? Ja hoor, daar ging mijn vader weer aan de slag.”
Ondanks zijn jonge leeftijd is Loewenstein al vele jaren voorzitter. „Ik gok dat het twaalf is, het kan ook langer zijn, ik weet het niet meer.” Ook zijn vader, Rolf Loewenstein (73), een opgewekte grijsaard met vriendelijke ogen, heeft bijna zijn hele leven in Eindhoven gewoond. Nu woont hij al jarenlang samen met zijn vrouw Beatrix (70) vlak bij het centrum in het groene hart van de stad. Als zoon van Joods-Duitse immigranten werd hij in 1939 in Eindhoven geboren en is er eigenlijk nooit meer weggegaan. Trots laat hij zijn goed onderhouden tuin zien, die er prachtig bij ligt op deze schitterende zomerdag. „Ik doe alles zelf, zaaien, snoeien, maaien, schuren: ik ben graag bezig.” Loewenstein senior heeft een bestuursfunctie binnen de gemeente nooit geambieerd. „Ik vind het knap dat mijn zoon deze taak vervult. Maar ik vrees dat er niemand meer is die hem op wil volgen.”
Begin
Net als in veel andere gemeentes is het in de 18e eeuw voor de Joodse vluchtelingen niet eenvoudig om zich in Eindhoven te vestigen, een druk markstadje op de handelsweg naar Luik. De eerste Jood in Eindhoven die opduikt in een schriftelijk document is Lazarus Benedictus. Bij de magistraat van Eindhoven dient hij eind 18e eeuw het verzoek in om in de stad te mogen wonen. Al jarenlang woont hij in een aangrenzend dorpje Woensel (nu stadsdeel Woensel) waar anno 2012 nog steeds de Joodse begraafplaats ligt. Zijn verzoek wordt afgewezen door de Eindhovense regenten omdat hij van ‘nadelig effect’ zal zijn op de plaatselijke handel. Joden kiezen in deze periode – aangezien ze geen lid mogen worden van gilden – veelal voor beroepen met een commerciële inslag: koopman, huiden- en vellenhandelaar, slager, verkoper van tweedehandsproducten, oude metalen, lompen en marskramer.
Als in 1796 de Burgerlijke Gelijkstelling van kracht wordt, trekken Joden uit Woensel, Eersel, Bladel en Oirschot naar Eindhoven. Bedrijven van Joden bloeien in deze periode, waaronder Salomons & Mandewirth (leerlooierij en touwerij), Firma Asser (textiel) en Philip Lasar/Philip de Jong en nazaten (magazijn manufacturen). De textielindustrie en de sigarenindustrie zorgen voor veel werkgelegenheid. Een belangrijke innovatie binnen de Eindhovense industrialisering komt op naam te staan van Joseph Elias. De directeur van een stoffenfabriek past voor het eerst machines met stoomaandrijving toe. Uniek voor het Joodse Eindhovense bedrijfsleven is de export van kosjer vlees naar Engeland. Wijnbergen & Levano was de pionier. Gloeilampenfabriek Philips & Co, opgericht in 1891 zorgt voor veel werkgelegenheid voor immigranten. De familie Philips zelf had ook Joodse wortels, in Noordrijn Westfalen.
Lees de rest van het artikel in het NIW nr. 42