Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Buitenland

Longread: Wie waren de Hasmoneeën?

Met Chanoeka vieren we de bevrijding van de Griekse overheersing door de gebroeders Hamakkabi. Zij herstelden het Joodse rijk en beheersten met hun dynastie der Hasmoneeën Judea en omstreken, tot een fatale broederoorlog de deur opende voor de Romeinse overheersing. [...]

Redactie 25 december 2016, 00:00
Longread: Wie waren de Hasmoneeën?
Eleazar doodt de strijdolifant van de Seleucidische keizer. Duitse gravure uit 1853, foto: University of South Florida

Eleazar doodt de strijdolifant van de Seleucidische keizer. Duitse gravure uit 1853, foto: University of South Florida

Met Chanoeka vieren we de bevrijding van de Griekse overheersing door de gebroeders Hamakkabi. Zij herstelden het Joodse rijk en beheersten met hun dynastie der Hasmoneeën Judea en omstreken, tot een fatale broederoorlog de deur opende voor de Romeinse overheersing.

Van 167 tot 37 voor de gebruikelijke jaartelling regeerden de Hasmoneeën over Judea. Het land was daarvoor bezet door het hellenistische Seleucidische Rijk, een van de drie imperia die ontstaan waren na het uiteenvallen van het rijk van Alexander de Grote. Die had Judea veroverd op de Perzen, die het Babylonische Rijk weer hadden veroverd. Babylonië was verantwoordelijk voor de verwoesting van de Eerste Tempel en het wegvoeren van vele Joden in 586 vdgj. Per decreet, uitgevaardigd door de latere Perzische koning Cyrus II (‘de Grote’), mochten Joden weer terugkeren naar Judea, dat vanaf dat moment gedurende tweehonderd jaar de provincie Jahoed Medinata genoemd werd.
In 167 vdgj eiste de Seleucidische koning Antiochus IV Epiphanus dat de Joden in Judea zouden offeren aan de Griekse god Zeus. De in Modi’in wonende telg van de belangrijke Joodse Jojarieb-priesterfamilie Matitjahoe weigerde openlijk dit bevel van twee Seleucidische afgezanten. Toen een ander wel wilde offeren, doodde Matitjahoe hem en de beambten, verschanste zich buiten de stad en riep alle Tora-getrouwe Joden op hem te volgen. Hun vijanden waren de Seleucidische overheersers en de gehelleniseerde Joodse elite, die de Griekse gewoonten en gebruiken volgde. De Makkabese opstand was geboren.
Twee jaar later overleed Matitjahoe. Onder leiding van zijn zoon en militair genie Jehoeda en diens broers Jochanan, Eleazar, Simon en Jonathan werd de opstand voortgezet. Jehoeda werd naarmate hij meer veldslagen won ‘Hamakkabi’ genoemd, ‘de Hamer’. Hij en zijn volgelingen werden en worden de Makkabeeën genoemd. Hun Hasjmonaim-dynastie werd vernoemd naar Chasjmon, de overgrootvader van Matitjahoe.

Chanoeka
In 164 veroverde het guerrillaleger van Jehoeda Hamakabbi Jeruzalem. De Tempel werd gereinigd en opnieuw ingewijd, want de Grieken hadden onder meer een varken op het altaar geofferd en alles vernield. De grote menora was omvergegooid. Een priester vond ergens een kruikje olie, genoeg om de menora één dag te laten branden. Pas acht dagen later zou er meer gewijde olie voorradig zijn. Maar gedurende acht opeenvolgende dagen bleek het kruikje ‘vanzelf’ weer gevuld te zijn. Met Chanoeka, dat herinwijding betekent, vieren we dit wonder.
De Grieken bleven proberen het land te heroveren. Vier jaar later sneuvelde Jehoeda op het slagveld van Elasa. Broer Eleazar was al eerder omgekomen, verpletterd door een Seleucidische strijdolifant. Daarmee was het tijdperk van de Makkabese opstand voorbij, maar de strijd van de Hasjmonaim ging door. Zij waren inmiddels niet alleen uit op het bestendigen van het onafhankelijke Judea, maar ook om Joden in omliggende gebieden als Galilea en de oostelijke Jordaanoever te beschermen tegen de Seleuciden en andere vijanden. Broers Simon, Jochanan en Jonathan overleefden de slag van Elasa en hergroepeerden zich op de oostelijke Jordaanoever. Jochanan werd in een conflict met de Nabateeërs door hen gedood. Nadat zijn broers met hun leger hiervoor wraak hadden genomen, zetten ze de strijd tegen de Seleuciden voort onder leiding van Jonathan.

Hogepriester
Jonathan was de eerste van de Makkabeeënbroers die ook hogepriester van Judea werd – in 153 kreeg hij dit ambt toegewezen door de Seleucidische troonpretendent Alexander Balas, als dank voor Jonathans strijd tegen de Seleucidische koning Demetrius I. Verwarrend? Nee, want rebellie tegen de heersende Seleucidische koning betekende verzwakking van diens positie en dus automatisch winst voor troonrivaal Balas. Om zich tegen diens machtsgreep te verdedigen trok Demetrius I het leeuwendeel van zijn troepen terug uit Judea. Ook dat was gunstig voor de Joodse opstandelingen. Eerst waren die weliswaar op de hand van Demetrius, maar toen Balas het ambt van hogepriester aan Jonathan beloofde, veranderde de loyaliteit al snel. Balas nam de heerschappij over het Seleucidische Rijk in 150 over van Demetrius I en hield woord: Jonathan werd hogepriester en gouverneur van Judea, dat formeel wel onderdeel bleef van het Seleucidische rijk. Jonathans benoeming viel niet bij alle Joden in goede aarde, want hij kwam weliswaar uit een priestergeslacht maar stamde niet af van het hoge- priestergeslacht van Aäron. In 147 veroverde de zoon van Demetrius I, Demetrius II, de Seleucidische troon weer op Balas, maar Jonathan mocht zijn posities behouden. Hij breidde het Joodse land uit tot over de Jordaan. Toen de Makkabeeën afgezanten stuurden naar Sparta en de steeds machtiger wordende Romeinse republiek, vond de Seleucidische generaal Tryphon het echter te gortig worden. Tryphon, die Balas’ zoon naar voren schoof als troonpretendent, beloofde Jonathan eerst om hem gouverneur te maken van de kust van Egypte tot Tyrus, maar liet hem daarna gevangennemen en doden. In 143 nam Simon, de laatste overlevende zoon van Matitjahoe, het stokje van zijn broer over.

Onafhankelijk
Simon voerde een veldtocht tegen de moordenaar van zijn broer. Demetrius II, die Tryphon uiteindelijk overwon, beloonde de Makkabeeër met ontslag van belastingverplichtingen voor Judea en erkende de onafhankelijkheid van de Joodse staat. In 141, toen de laatste Seleceudische troepen Jeruzalem hadden verlaten, werd Simon uitgeroepen tot hogepriester en leider van de Joden en dit alles op erfelijke basis. De Romeinse senaat erkende in 139 de Joodse staat, tijdens een bezoek van Simon en zijn delegatie aan Rome, natuurlijk mede omdat dit een verzwakking van het Seleucidische Rijk betekende.

‘Nee,’ antwoordde Simon, ‘we hebben alleen de nalatenschap van onze voorouders teruggenomen, gebieden die ten onrechte door onze vijanden zijn bezet’

Enkele jaren later wilde de nieuwe Seleucidische koning Antiochus VII toch nog stukken van het Joodse land hebben, inclusief Joppa [Jaffa] – de toegang tot de zee – en de citadel van Jeruzalem. “Nee,” antwoordde Simon, “we hebben alleen de nalatenschap van onze voorouders teruggenomen, gebieden die ten onrechte door onze vijanden zijn bezet” (1 Makkabeeën 15:33). Antiochus’ troepen werden bij Modi’in verslagen door Simons zonen Jehoeda en Jochanan Hyrcanus. In 135 werd Simon met twee van zijn drie zoons bij een banket vermoord door zijn schoonzoon Ptolemeus, die een staatsgreep wilde plegen. Jochanan Hyrcanus ontkwam en verijdelde de staatsgreep door zich diezelfde avond nog in Jeruzalem uit te laten roepen tot hogepriester. Dat laatste leidde, zoals elke keer dat een Hasmoneeër zich tot dit ambt liet roepen, tot wrevel onder wetsgetrouwe Joden en het ontstaan van monarchie-kritische sektes als de Farizeeën en de Essenen.

stamboom

Overwinning en oppositie
Jochanan Hyrcanus zou dertig jaar hogepriester van Judea blijven. Geen koning maar leider, samen met ‘de Raad van de Joden’ zoals op munten uit zijn tijd staat te lezen. Zijn regeerperiode begon niet bijzonder goed. In 133 belegerde Antiochus VII Jeruzalem en eiste onderwerping van de Joden aan zijn gezag. Jochanan kon verdere rampspoed alleen voorkomen door opnieuw belasting te gaan betalen aan de Seleuciden. Daarmee was Judea weer een vazalstaat geworden. In 129 moest Jochanan zelfs samen met Antiochus een veldslag leveren tegen de Parthen. Toen Antiochus daar het leven liet, volgde weer een periode van interne strubbelingen aan het Seleucidische hof. Dit gaf Jochanan speelruimte om de onafhankelijkheid te herstellen en om vanaf 113 het gebied van de Joodse staat aan weerszijden van de Jordaan fors uit te breiden. Hij onderwierp diverse Syrische steden, zelfs tot Aleppo in het noorden. Hij kreeg wel te maken met groeiende oppositie vanuit het eigen volk, waaronder de Farizeeën en Essenen. Niet in de laatste plaats vanwege het meermaals plunderen van de schatkamer van koning David, eerst om belasting te betalen aan de Seleuciden en vervolgens om zijn huurlegers te financieren. Ook de overwonnen Edomieten en de Samaritanen, wier tempel op de berg Geriziem door Hyrcanus werd verwoest, waren niet erg van hem gecharmeerd. In 104 stierf Jochanan als eerste Hasmonese heerser een natuurlijke dood. Zijn oudste zoon Jehoeda Aristobulus volgde hem op.

Dwangbesnijdenis
Jochanan had gewenst dat zijn vrouw (wier naam niet bij historici bekend is) hem als koningin zou opvolgen en dat Jehoeda Aristobulus hogepriester zou worden, maar Aristobulus liet zijn moeder en drie van zijn broers gevangenzetten en kroonde zichzelf tot koning. Zijn moeder zou in gevangenschap verhongeren. Aristobulus voegde onder meer Galilea en de Golan toe aan het koninkrijk. Hij liet volgens een aantal historici dwangbesnijdenissen uitvoeren bij overwonnen volkeren als de Edomieten en nederzettingen stichten in veroverd gebied, bewoond door Joden uit het overbevolkte Judea. Zijn koningschap duurde maar kort. Aristobulus’ lijfwachten doodden zijn oudste broer Matitjahoe Antigonus. Ze vermoedden dat hij wraak wilde nemen op Aristobulus voor de dood van hun moeder. Aristobulus was juist zeer op Antigonus gesteld en had hem als enige broer niet gevangen laten zetten. Hierna kreeg de koning een zware depressie en bezweek in 103. Zijn weduwe Sjlomtsion Alexandra liet vervolgens de drie andere broers vrij en trouwde – zoals de Joodse wet voorschreef – met de oudste van hen, Alexander Jannai, die zij tot koning en hogepriester benoemde.

Volksopstand
Jannai sloeg een inval vanuit Cyprus door de Egyptische koning Ptolemeus Lathyrus af en veroverde, onder meer op de Nabateeërs, enorme stukken land. Ook Gaza werd aan het Joodse rijk toegevoegd en de Dode Zee werd een Joods binnenmeer. De omvang van het rijk kon zich bijna meten met het rijk van koning Salomo. Omdat Jannai het hellenisme omarmde, zich niet aan Joodse gebruiken en feestdagen hield, maar zich evengoed hogepriester noemde, won het verzet onder de wetsgetrouwe Farizeeën en Essenen aan populariteit. Op een dag zag het volk hoe Jannai als hogepriester water over zijn voeten sprenkelde in plaats van op het altaar, zoals was vereist. De boze menigte bekogelde hem met citroenen, waarop de koning volgens de Joods-Romeinse historicus Flavius Josephus alle zesduizend toeschouwers ter dood liet brengen. Onder leiding van de Farizeeën ontstond een volksopstand, waarbij naar schatting 50.000 Joden het leven lieten. Het volk riep zelfs de hulp in van de Seleucidische vorst Demetrius III om Jannai af te zetten.

De boze menigte bekogelde hem met citroenen, waarop de koning alle zesduizend toeschouwers ter dood liet brengen

Nadat Demetrius III Jannai bij Sjechem had verslagen, wilde hij meteen heersen over het Joodse land en de tempel binnengaan. Toen veranderden de Joden hun houding en steunden ze Jannai. Die liet, toen de dreiging geweken was, op één dag achthonderd opstandelingen kruisigen voor de ogen van hun vrouwen en kinderen. Rond deze tijd moet de aan de Essenen verwante woestijngroep in Qumran zijn ontstaan, waarvan de leden het in hun ogen goddeloze Jeruzalem waren ontvlucht. De ‘goddeloze priester’ die in hun Dode Zee-rollen wordt genoemd zou op Jannai slaan. In 76 overleed hij aan de gevolgen van excessief drankgebruik, tijdens een militaire campagne die hij ondanks zijn zwakke gestel was begonnen. Zijn vrouw Sjlomtsion (Salomé) Alexandra besteeg de troon.

Afbeeldingen Machaerus from NL / Wikimedia Commons

Groei van het Hasmonese rijk. Afbeeldingen Machaerus from NL / Wikimedia Commons

gebieden2Koningin
Sjlomtsion was de tweede vrouw – na Athalia in de 9e eeuw vdgj – die ooit het Joodse land regeerde. De omvang van het rijk nam niet verder toe, maar zij versterkte het leger en de steden van Judea. Zij kon als vrouw geen hogepriester worden, dat werd haar zoon Hyrcanus II, die zij verkoos boven zijn broer Aristobulus II. Zij verzoende zich met de Farizeeën. Na haar dood in het jaar 67 vdgj werd haar zoon Hyrcanus II koning, maar slechts voor drie maanden. Zijn broer Aristobulus II pleegde een staatsgreep en Hyrcanus II vluchtte naar de Nabatese koning in Petra. Hij verzamelde daar genoeg troepen voor een beleg van Jeruzalem in 65. Dit beleg liep op niets uit omdat de Romeinse gouverneur van Syrië geen sterk HasmoneesNabatees machtsblok in zijn achtertuin wenste en daarom Aristobulus steunde. Dreiging met een Romeinse invasie van Nabatea was genoeg om de Nabetese troepen huiswaarts te doen keren. Datzelfde jaar versloeg de Romeinse generaal Pompeus het Seleucidische Rijk definitief. Hij vroeg beide broers zich te verzoenen, maar Aristobulus trok weer ten strijde tegen Hyrcanus.

Broederstrijd
Toen vond Pompeus het genoeg. Hij nam in 63 Jeruzalem in, liet Aristobulus II wegvoeren naar Rome en stelde Hyrcanus II aan als hogepriester in Jeruzalem en leider van de vazalstaat die Judea weer was geworden. Hyrcanus II mocht zich van de Romeinen geen koning noemen en regeerde over een gebied dat bestond uit Judea en Idumea, nauwelijks groter dan de oude Perzische provincie Jahoed Medinata. De gouverneur van Idumea en Hyrcanus’ adviseur was de tot het jodendom bekeerde Edomiet Antipater ‘de Idumeeër’, die de Romeinen onvoorwaardelijk steunde en Julius Caesar in 48 hielp een beslissende overwinning te behalen in Egypte. Als dank werd Antipater datzelfde jaar benoemd tot procurator van Judea.

Om te voorkomen dat Hyrcanus II ooit nog hogepriester zou worden, liet Antigonus II diens oren afsnijden

Hyrcanuys II mocht zich ‘ethnarch’ noemen, een vazalkoningstitel, maar zijn positie tegenover Antipater en diens zoon Herodes verzwakte steeds meer. Er vond nog een staatsgreep plaats in 56 door de inmiddels door Julius Caesar uit Rome vrijgelaten zoon van Aristobulus II, Antigonus II. Die mislukte. In 40 nam Antigonus II met Parthische troepen alsnog Jeruzalem in en riep het herstel van het Hasmonese koninkrijk uit. Om te voorkomen dat Hyrcanus II ooit nog hogepriester zou worden, liet Antigonus II diens oren afsnijden, want een hogepriester mocht geen lichamelijke gebreken hebben.

Rome
In 37 was het definitief gedaan met de Hasmonese heerschappij. Herodes maakte een einde aan het kortstondige koninkrijk van Antigonus II en aan de koning zelf. Als dank gaf de Romeinse senaat hem het koningschap over het Joodse land – het begin van de Herodiaanse koninklijke dynastie. Herodes liet de laatste mannelijke Hasmonese troonpretendent, Hyrcanus II, ombrengen. Zijn huwelijk met de Hasmonese prinses Mariamne (nicht van de door hem geëxecuteerde Antigonus II) kon de oude glorie van de Makkabeeëropstand niet terugbrengen. Die eer lag bij latere leiders van Joodse opstanden.

Proeta-muntje van Johannes Hyrcanus I (10 x vergroot), inscriptie: ‘Jochanan en de Raad van de Joden’. Foto: Vcoins.com

Proeta-muntje van Johannes Hyrcanus I (10 x vergroot), inscriptie: ‘Jochanan en de Raad van de Joden’. Uit de collectie van schrijver dezes. Foto: Vcoins.com

 

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Tags dit artikel heeft geen tags
Opmerkingen (0)
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *