
Foto: Dirk P. H. Spits
Om antisemitisme onder jongeren te bestrijden wordt opgeroepen tot beter onderwijs over de Holocaust en Jodenhaat. Maar kun je daarmee vastgeroeste denkbeelden daadwerkelijk beïnvloeden? „Het helpt niet om er één keer Schindler’s List tegenaan te gooien.”
Steeds vaker verschijnen ze in de media, berichten over middelbare school-docenten die onderwerpen als Jodenhaat of de Holocaust niet aan durven te snijden, uit angst voor vijandige reacties uit de klas. Er is zelfs een term voor bedacht: de handelingsverlegen leerkracht. Norbert Hinterleitner, hoofd educatie van de Anne Frank Stichting, erkent het probleem: „Docenten vertellen ons dat ze moeite met het onderwerp hebben. Zodra het woord antisemitisme valt roepen leerlingen ‘wat heb ik daarmee te maken?’ Het staat ver van hun bed.” Ook reageren leerlingen soms met discriminerende stereotypen. Hinterleitner: „Joden beheersen de wereldeconomie, dat weet toch iedereen, zeggen ze dan.”
Uit onderzoek dat onderzoeksbureau Panteia in juli 2013 in opdracht van de Anne Frank Stichting uitvoerde, bleek dat een op de drie docenten weleens te maken krijgt met antisemitische uitlatingen. Het merendeel daarvan is voetbalgerelateerd en komt van autochtone jongens rond de vijftien jaar. Wanneer het gaat om antisemitische opmerkingen over de Midden-Oostenpolitiek, zijn leerlingen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond oververtegenwoordigd.
Niet te vertrouwen
Professor Ruud Koopmans, socioloog te Berlijn en gespecialiseerd in integratievraagstukken, toonde aan dat antisemitisme onder Europese moslims wijdverbreid is. Zijn onderzoek werd in de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag door PVV-leider Geert Wilders aangehaald, zij het – zo geeft Koopmans aan – in verdraaide vorm. Koopmans’ onderzoek besloeg zes Europese landen, waaronder Nederland. Wat vooral opviel: met de stelling ‘Joden zijn niet te vertrouwen’ was zo’n 7 procent van de Nederlandse niet-moslims het eens. Bij moslims lag dat percentage beduidend hoger: 40 procent. Koopmans: „De percentages Turkse en Marokkaanse Nederlanders met antisemitische ideeën komen overeen met die in de landen van herkomst. Het zit in de cultuur ingebakken. Zo’n uitlating van ambtenaar Yasmina Haifa, dat IS een zionistisch complot zou zijn, staat niet op zich.”
De gewraakte opmerking op Twitter was onderdeel van een antisemitische hausse. Tijdens de oorlog rond de Gazastrook in juli en augustus steeg het aantal incidenten explosief. Reden voor het Centraal Joods Overleg (CJO) om bij de regering aan te dringen op beter onderwijs. De vraag die zich opdringt is, als anti-Joodse ideeën inderdaad zo diep in de islamitische cultuur verankerd liggen, of een paar lesuren daar iets aan kunnen veranderen. „Jazeker,” zegt Ruud Koopmans. „Kijk naar onze onderzoeksresultaten uit Duitsland. Daar zegt 28 procent van de moslims dat Joden niet te vertrouwen zijn. Nog steeds verontrustend hoog, maar veruit het laagste percentage van de landen die we hebben onderzocht. Dat heeft alles te maken met de prominente plaats die de Holocaust heeft binnen het onderwijs. Ik woon al zestien jaar in Duitsland en ik heb nog nooit in de krant gelezen dat het hier voor leraren moeilijk is de Holocaust te bespreken. Dat zou ondenkbaar zijn. Helaas zijn in Nederland leraren daar blijkbaar niet hard genoeg in.”
Overschat
Trudy Coenen, docent op het Montessori College Oost in Amsterdam en auteur van Spijbelen doe je maar thuis, herkent zich niet in dat beeld. „Wat voor les is dat, waarin de leerling de stof bepaalt? Zelf heb ik nooit moeite gehad deze onderwerpen te bespreken. Als zoiets gebeurt, zegt het meer over de leraar dan over de leerlingen. Die roepen maar wat, ze weten vaak niet waar ze het over hebben.” Coenen, landelijk verkozen tot Leraar van het Jaar 2010, maakt in haar lessen geen onderscheid tussen Jodenhaat en andere vormen van discriminatie. Holocaustonderwijs probeert ze dan ook altijd te koppelen aan de situatie van de leerlingen zelf. „We hebben zestig nationaliteiten op onze school. Er is geen enkel kind dat gediscrimineerd wil worden. De Tweede Wereldoorlog is het ultieme voorbeeld van discriminatie, maar ook dat begon met het uitsluiten van een bepaalde groep.”
Ook Hinterleitner van de Anne Frank Stichting pleit ervoor aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerlingen, maar dan wel met antisemitismebestrijding als specifiek doel. „We willen bovenal antisemitisme aanpakken, maar leerlingen vinden de discriminatie die ze zelf ondervinden veel belangrijker. Daar moet je op inspelen.” De Anne Frank Stichting doet dat met speciale lespakketten, maar lanceerde in juni ook het computerspel Fair Play. Hinterleitner: „De speler moet het zien te maken in de voetbalwereld, maar krijgt daarin steeds te maken met discriminatie. Dat kan zijn tegen moslims, homo’s of Joden. Het gaat ons vooral om het laatste. Jongeren spelenderwijs over het onderwerp laten nadenken, met een verrassende invalshoek, werkt beter dan verplicht onderwijs over de Holocaust.”
Daarbij denkt Hinterleitner dat de impact van Holocaustonderwijs op middelbare scholen, ‘hoe nodig ook’, vaak wordt overschat. „We horen vaak van docenten dat ze iets vervelends meemaken in de klas, en er dan een keer Schindler’s List tegenaan gooien, gechargeerd gezegd. Dat leerlingen daardoor niet anders over Joden gaan denken is inmiddels wel duidelijk. Zoiets moet hand in hand gaan met programma’s over antisemitisme en andere vormen van discriminatie hier en nu.”
Geen taboes
Eén zo’n programma is Leer Je Buren Kennen, een project van de Amsterdamse Liberaal Joodse Gemeenschap waarbij ROC-leerlingen in gesprek gaan met Liberaal-Joodse jongeren. In het onderzoeksrapport van kinderpsycholoog Maarten van der Heijden en theologe Lisanne de Wit, dat vorige maand aan vice-premier Asscher werd gepresenteerd, wordt geconcludeerd dat vooroordelen over Joden iets daalden na het bezoek aan de synagoge. In plaats van 31 procent noemde nu 26 procent van de jongeren een vooroordeel als ‘gierig’ of ‘grote neus’ als associatie bij het jodendom. En 35 procent van de leerlingen die voor het bezoek zeggen niet bij een Jood te willen eten, zou na het bezoek de uitnodiging wel aannemen. Projectleider Chantal Suissa: „Een belangrijker effect is dat bij binnenkomst verreweg de meeste deelnemers Joden met de Holocaust associëren, en na het programma met religie. Onze aanpak werkt omdat we met jongeren onder elkaar zijn, we doen het met humor, en zonder taboes. De grootste winst zit bij islamitische deelnemers. Dat is mooi, want dat is een groep waar we ons soms zorgen om maken.”
Maar een ontmoeting van anderhalf uur, is dat niet net als die paar lessen over de Holocaust, een druppel op de gloeiende plaat? Jongeren zijn immers vaak hun hele leven anti-Joodse denkbeelden ingeprent. Suissa: „Voor een blijvend effect heb je inderdaad een intensiever traject nodig. Maar vergis je niet, vaak is dit de eerste keer dat ze bewust met een Jood van vlees en bloed in aanraking komen. Dat blijft ze wel bij. Laatst zei een islamitische jongen uit Amsterdam-West: ‘Misschien zijn Joden niet zo erg, maar zionisten wel. Dat zijn ultraorthodoxe Joden die moslims haten.’ Toen ik hem vroeg wat hij ervan zou vinden als ik vertelde dat ik ook een zionist ben, stond hij met zijn mond vol tanden. Ik legde hem uit dat ik zionisten zie als gewone mensen, die vinden dat Israël bestaansrecht heeft. Later bij de koffie zei hij: ‘Ik had nooit gedacht dat ik met een zionist zou praten, en haar nog aardig zou vinden ook!’ Dan heb je echt wat bereikt.”
Hoewel deelnemers aan Leer Je Buren Kennen niet vrijwillig meedoen, is er wel de kritiek dat dit soort projecten soms te vrijblijvend zijn. Socioloog Ruud Koopmans: „Dialooggroepen en kennismakingsprojecten kunnen zeker werken, maar het probleem is dat deelname vaak vrijwillig is en dat het dus gebeurt tussen mensen die sowieso al minder vooroordelen hebben. Om het echt te laten werken moet het verplicht worden.”
Norbert Hinterleitner van de Anne Frank Stichting: „Persoonlijk geloof ik niet in verplichte programma’s, zeker niet voor die groep met vijandige denkbeelden. Die kun je beter bereiken op een manier die hen aanspreekt, of ze lokken naar een programma waarvan ze niet precies weten wat het is en ze dan verrassen.”
Averechts
Een belangrijke kanttekening bij het onderzoek naar het effect van Leer Je Buren Kennen, is dat de resultaten van voor de laatste Gaza-oorlog dateren. Suissa: „Hoewel Gaza nu een belangrijk thema is, merken we niet meer animositeit.” Ook het Panteia-rapport over antisemitisme in de klas en Ruud Koopmans’ onderzoek naar Europese moslims zijn meer dan een jaar geleden verricht. Koopmans: „Het percentage Nederlandse moslims dat Joden ‘niet te vertrouwen’ noemt zal nu waarschijnlijk hoger liggen dan de gemeten 40 procent.” Koopmans vindt het, net als oud-Leraar van het Jaar Trudy Coenen, van cruciaal belang om ook de situatie in het Midden- Oosten te bespreken en de bijbehorende emoties in beeld te laten komen. „Maar de Holocaust en de situatie in het Midden-Oosten zijn twee verschillende onderwerpen. Wat er in Israël gebeurt mag nooit als legitimering worden gezien voor Jodenhaat.”