De Arabische bevolking van Israël zucht onder een ongekend gewelddadige criminaliteitsgolf.
Deze week werd de 43-jarige advocaat en vader van drie kinderen Ghanim Jabareen doodgeschoten toen hij de moskee in zijn woonplaats Umm al-Fahm verliet. Hij is het achtennegentigste Arabisch-Israëlische slachtoffer van moord of doodslag in 2021. Vorig jaar waren dat er in totaal 97 en dat was al een record.
Het gaat bij de geweldsdelicten vooral om familievetes en afrekeningen binnen de georganiseerde misdaad, waarbij steeds vaker onschuldige slachtoffers vallen. Ook zou het vuurwapenbezit onder de Arabische gemeenschap in de Joodse staat sterk zijn toegenomen. 81 van de 98 moorden dit jaar waren het gevolg van vuurwapengebruik.
De nationale politiecommandant Kobi Shabtai wil draconische maatregelen inzetten, zoals ‘administratieve detentie’: hechtenis zonder proces, nu vooral gebruikt tegen Palestijnse terroristen en soms tegen extreemrechtse Joodse kolonisten. Ook zou de hulp van binnenlandse veiligheidsdienst Shin Bet ingeroepen moeten worden, maar volgens minister Yoav Segalovitz zijn deze maatregelen vooralsnog niet aan de orde.
De regering-Bennett legt de schuld van de geweldsgolf bij de voorgangers in Benjamin Netanyahu’s coalitie, die het probleem decennialang verwaarloosd zouden hebben. Bennett wil fors investeren in werk en infrastructuur voor de Israëlische Arabieren, van wie ruim de helft onder de armoedegrens leeft. Hoewel zij slechts een vijfde van de Israëlische bevolking uitmaken, zijn twee keer zoveel Arabieren als Joden het slachtoffer van moord of doodslag.