Abonneer op het NIW

Het opinietijdschrift en cultureel magazine in één, voor iedereen geïnteresseerd in de Joodse wereld. Abonneer nu »

Dossiers

Portret: Een ontoereikende, maar goede Jood

Bernard-Henri Lévy, kortweg BHL, was in Nederland om zijn nieuwe toneelstuk te promoten. Het NIW sprak met de Franse superster-filosoof over geloof, traditie, Israël en zijn strijd tegen het groeiende antisemitisme. “De morele atoombom is nog niet geëxplodeerd.”

Bart Schut 16 september 2020, 10:00
Portret: Een ontoereikende, maar goede Jood

Het is Bernard-Henri Lévy’s eerste interview van de dag en hij lijkt er niet veel zin in te hebben. Er zullen er nog vele volgen in de lobby van een chic hotel aan de Amsterdamse Herengracht. In het begin van het gesprek kijkt hij voortdurend op zijn telefoon, het belletje dat inkomende berichten aangeeft rinkelt aan één stuk door. Maar gaandeweg lijkt de filosoof, in Nederland om zijn one man-toneelstuk Looking for Europe aan de man te brengen, zich meer op zijn gemak te voelen en breekt het heilige vuur door dat van ‘BHL’ een wereldberoemde filosoof-activist met de status van rockster heeft gemaakt. 

Lévy speelt Looking for Europe op 13 maart in Koninklijk Theater Carré. In het stuk trekt hij ten strijde tegen anti-EU-sentimenten, tegen de Franse Gele Hesjes en rechtse populisten als de Hongaarse premier Viktor Orbán of de Italiaanse Lega-leider en minister van Binnenlandse Zaken Matteo Salvini. Maar ons gesprek, hoe kan het ook anders, betrekt zich meer op Lévy’s jodendom. In 2017 bracht de filosoof zijn boek L’esprit du judaïsme uit (naar het Engels vertaald als The Genius of Judaism, een Nederlandse vertaling is er helaas niet). Het gaat vooral over zijn eigen verhouding tot het jodendom, zoals elk boek van zijn hand ongeacht het thema uiteindelijk over hemzelf gaat en elk gesprek met BHL een gesprek over BHL is.

Dit is niet per se een nadeel, want hoewel er veel gezegd en geschreven is over Lévy’s enorme ego en vermeende arrogantie is de man interessant genoeg om een boekenkast, of tenminste een stevige plank, over te vullen. Filosoof, film- en theatermaker, columnist, oorlogsverslaggever en activist – in die laatste rol slaagde hij erin de Franse president te bewegen tot de militaire ingreep in Libië tegen het regime van kolonel Gadaffi. Lévy is de afgelopen decennia overal te vinden geweest waar hij een zaak zag die hij als activist en filosoof de moeite waard vond te steunen: Bangladesh, Bosnië, Afghanistan, Oekraïne, Libië, Syrië. Hoe wordt een filosoof, toch meestal de stoffigste onder de wetenschappers, een man van actie in het heetst van de strijd?

“Hoe? Het leven is kort,” zegt de zeventigjarige Lévy met een karakteristiek wegwerpgebaar vanuit zijn mouwen zonder manchetknopen. Het hagelwitte overhemd, twee knoopjes open, het maatpak en het zorgvuldig gekamde iets te lange haar – zij zijn karakteristiek voor het merk BHL. Ook in zijn antwoorden lijkt Lévy steeds rekening te houden met dat minutieus gecultiveerde imago: “Als iets moeilijk is, is het nuttig. Is het gemakkelijk, is het niet de moeite waard. Zolang ik in goede gezondheid ben, blijf ik dit doen. Als ik het gevoel heb dat het moeilijk is een getuigenis te krijgen van een bepaalde situatie, er aandacht voor te vragen, als mijn bekendheid en mijn vrijheid mij kunnen helpen iets sneller voor elkaar te krijgen dan anderen, doe ik het en zal ik het blijven doen zolang ik er de kracht voor heb.” 

In gesprek met NIW-redacteur Bart Schut

Broederschap
Lévy presenteert zich als een man van de daad, in de traditie van zijn held André Malraux, de schrijver, politicus en activist die aan de Republikeinse zijde vocht tijdens de Spaanse Burgeroorlog (hij knikt instemmend bij de suggestie dat hij ook een bewonderaar van Ernest Hemingway moet zijn). Het lijkt een Franse traditie; was het niet JeanPaul Sartre die stelde dat een man de som van zijn daden is? “J’aime cette théorie,” zegt Lévy, hoewel hij vindt dat Sartre haar te ver doordreef, bijna tot de verwaarlozing van het innerlijke aan toe. Doen zonder denken vindt BHL oninteressant. In 1967 reisde de toen negentienjarige Bernard-Henri naar Israël waar hij het zionisme vond en de Zesdaagse Oorlog net miste. Zijn band met de Joodse staat een haat-liefdeverhouding noemen gaat te ver, maar Lévy is door de decennia heen zeer kritisch geweest over de Israëlische politiek. Toch maakt hij zich weinig zorgen over de verrechtsing van de Joodse kiezer en staat.

“Nee. Israël is sterker dan dat, Israël is groter dan dat,” legt Lévy uit. “Mijn Israël is een land dat zich verdedigt, maar dat ook de hand reikt, dat voor broederschap staat, open staat voor de rest van de wereld, trots is de beste ngo’s op aarde te hebben en de meest gewaagde humanitaire acties onderneemt. Dat is het Israël waarvan ik houd. Het Israël dat de gewonden uit de Syrische burgeroorlog verzorgt. Het Israël dat trots is wanneer zijn militairen tijdens de Eerste Gazaoorlog – ik heb dat zelf gezien toen ik met een IDF-eenheid in Gaza was – het leven van een gewond Palestijns kind redden. De idee van Israël, het zionisme is onverwoestbaar. Het heeft een ongelooflijke kracht, een glans die groter is dan welke politiek dan ook. De zwakte van Israël is altijd de politiek geweest, maar politici komen en gaan – de idee blijft bestaan.”

‘Dagelijks de Talmoed lezen heeft mij de weg vooruit gewezen op elk beslissend moment in mijn leven’

Van kritiek op de Joodse staat is het tegenwoordig slechts een kleine stap naar antisemitisme, weet ook BHL. In L’esprit du judaïsme schrijft hij hoe ‘vermoeiend’ het is Israël altijd maar te moeten verdedigen ‘met en tegen dezelfde argumenten’. Lévy gaat niet zover dat hij antizionisme volledig gelijkstelt aan Jodenhaat, maar veel scheelt het niet. Omdat je met klassiek antisemitisme de massa’s in Europa niet meer op de been krijgt is ‘antizionisme een noodzakelijk stuk gereedschap voor wie nieuwe antisemieten wil rekruteren’, schrijft hij: “De waarheid is dat je nu alleen nog antisemiet kunt zijn door antizionist te zijn.”

Muterend virus
BHL gebruikt dezelfde terminologie als de Britse oud-opperrabbijn Jonathan Sacks wanneer hij antisemitisme als een ‘muterend virus’ beschrijft. Van haat wegens de Joodse religie, via haat tegen het Joodse ‘ras’ naar haat om de Joodse staat. Verschillende redenen – of zijn het uitvluchten? – maar door de eeuwen heen hetzelfde object. Toch lijkt met name in Frankrijk ook klassieke Jodenhaat nog springlevend, zoals te zien is aan de ‘Gele Hesjes’ die hun eigen versie van de Hitlergroet, de quenelle brengen, spandoeken tegen de Rothschilds meedragen en ‘Macron, hoer van de Joden’ scanderen. Rechts en links antisemitisme raken elkaar in de Franse hoofdstad, waarbij BHL consequent weigert de in zijn ogen eufemistische term ‘populisten’ te gebruiken en liever over ‘fascisten’ spreekt.

“Dat is een oude geschiedenis,” vertelt Lévy. “Al tijdens de Dreyfusaffaire zag je dat extreemrechts en extreemlinks elkaar raakten – de discipelen van Charles Mauras en Georges Sorel (respectievelijk leiders van rechtse en linkse antisemitische bewegingen, red.). Men noemt hen de rood-bruinen. Deze traditie is nog niet beëindigd.” De suggestie dat de frontlijn van het nieuwe antisemitisme juist door ‘zijn’ Frankrijk lijkt te lopen, irriteert BHL. “De BDS-beweging is ook sterk in de VS en in dat land hebben zo ongeveer alle Holocaustontkenners hun kantoren.” Om eraan toe te voegen: “Voor zover ik weet vond het bloedbad van Pittsburgh plaats in de VS. Er is geen frontlijn, of de frontlijn is overal.” Een vergelijking met de jaren dertig verwerpt hij: “We staan niet aan de vooravond van een nieuwe Kristallnacht. Er is geen reden onze koffers te pakken en Frankrijk te verlaten.”

‘Er is geen reden onze koffers te pakken en Frankrijk te verlaten’

In L’esprit du judaïsme vergelijkt Bernard-Henri Lévy het antisemitisme van onze tijd met een ‘morele atoombom’. “Deze is nog niet geëxplodeerd,” zegt hij nu. “Wij kunnen haar nog ontmantelen.” Maar tegelijkertijd moet men af van de gedachte dat Jodenhaat ooit zal verdwijnen. “We moeten ophouden met dat engelachtige discours dat het mogelijk is het antisemitisme uit te roeien. Dat is onmogelijk.” Wat dan wel te doen? “Dat is vandaag de dag de enige kwestie voor mij, voor mijn kinderen, voor mijn land, voor mijn Europese vaderland. Hoe kunnen we sterk genoeg worden om ons ertegen te verzetten? Hoe bouwen wij dijken tegen het antisemitisme? Dat is wat ik uitleg in Looking for Europe. Ik geef de bouwtekening voor die dijken. Ik zeg dat we nooit van het antisemitisme af komen. Maar we kunnen wel sterker zijn dan de antisemieten.”

Achilles, Odysseus… en Nestor
Zoals het een filosoof betaamt grijpt Lévy hierbij terug op de Griekse literatuur en mythologie. “De Joden moeten Achilles en Odysseus zijn.” Sterk én slim dus, maar als de Joden zoals in Israël te sterk worden, wordt dat ook weer tegen hen gebruikt, dan zijn zij opeens agressors, onderdrukkers en imperialisten. “Dan moeten zij weer Odysseus worden, slimmer zijn in hun diplomatieke manoeuvres, bij het bouwen van hun bondgenootschappen. Bijvoorbeeld, een Odysseus vermijdt een te hechte en soms roekeloze alliantie met Donald Trump, met de Hongaarse premier Orbán of met Poolse Holocaustontkenners. Dat is niet alleen Odyssiaanse slimheid, het is Nestoriaanse wijsheid. Wij moeten Achilles, Odysseus én Nestor zijn.” 

‘We moeten af van dat engelachtige discours dat het mogelijk is het antisemitisme uit te roeien. Dat is onmogelijk’

En de islam, de complicerende factor in zowel het Palestijns-Israëlische conflict als bij de groei van het Europese antisemitisme? Juist in Frankrijk pleegden moslimterroristen hun aanslagen op Joodse doelen. Mohammed Merah in Toulouse, Amedy Coulibaly in de Hypercacher in Parijs en het was de Fransman Mehdi Nemmouche die met zijn kalasjnikov het vuur opende in het Joods Museum van Brussel. “Dat gaat niet meer over rechts of links,” zegt Lévy, “zelfs al heeft extreemlinks de gewoonte het islamisme te verontschuldigen onder het voorwendsel dat het de uitdrukking zou zijn van ellende en vernedering van moslims. Die gedachte is absoluut schandalig, onaanvaardbaar en moet bestreden worden.” Maar de filosoof weigert resoluut een verband te zien tussen immigratie vanuit islamitische landen en de toename van antisemitisme in Europa. 

“Vijfennegentig procent, of in ieder geval de enorme meerderheid van de moslims zijn geen islamisten. Het is de extreemrechtse propaganda die ons anders wil doen geloven en ik verzet mij hier fel tegen.” Lévy kijkt liever naar de gematigde islam van de Bosnische president Alija Izetbegovic tijdens de burgeroorlog in dat land, naar het voorbeeld van de Afghaanse warlord en vrijheidsstrijder tegen de Sovjets én de Taliban Ahmed Shah Masoud, of naar de Marokkaanse koning Mohammed V, die zich met hand en tand verzette tegen Jodenvervolging in zijn land. Daarbij valt op dat alle drie voorbeelden niet meer in leven zijn – Masoud werd zelfs vermoord door islamisten. 

Derde Wereldoorlog
Van een clash of civilizations tussen het Westen en de islamitische wereld wil Lévy niet horen. “Ik voel liefde en vriendschap voor onze abrahamitische broeders. De islam is een mooie religie. Landen met een moslimmeerderheid hebben vaak een geweldige beschaving, daar ben ik gevoelig voor,” oreert hij dromerig. Dan, meer praktisch: “Daarnaast geloof ik dat een strijd met de islamitische religie en beschaving een Derde Wereldoorlog betekent. Dat moeten we koste wat kost vermijden. De enige manier dit te voorkomen is dat wij – niet-moslims, democraten, uiteindelijk ook de Joden, de christenen, niet-gelovigen – de hand reiken aan hen die binnen de islam pleiten voor het liberalisme, voor de vrijheid en voor de vrede. Dat is mijn strijd, van Bangladesh tot Koerdistan. De hand reiken aan hen binnen de islam die het duistere pad van de confrontatie afwijzen.”

“Er zijn twee mogelijkheden voor terroristen. Of zij hebben een grote vijver nodig om zich als een vis in het water in te bewegen, of zij hanteren het bolsjewistische model van kleine groepen, van doodseskaders, waarbij massale steun vanuit de bevolking niet noodzakelijk is. Wat wenselijk is, is dat de overgrote meerderheid van de moslims in het Westen opstaat en zegt: ‘niet in onze naam’. Dat zie je nu beginnen. In Groot-Brittannië, beetje bij beetje ook in Frankrijk.” Vorig jaar ondertekenden dertig imams een oproep in de krant Le Parisien Dimanche tegen antisemitisme en terreur. Lévy: “Het is waarschijnlijk voor mij gemakkelijker hen daartoe op te roepen dan voor hen dat te doen en zich in gevaar te begeven. Maar ik geloof dat de beweging is begonnen en zij het beste antwoord op het islamisme is.”

‘Ik voel liefde en vriendschap voor onze abrahamitische broeders. De islam is een mooie religie’

Chaos en wetteloosheid
Misschien is er nog een andere, minder principiële en meer persoonlijke reden waarom BHL een link tussen immigratie en antisemitisme zo resoluut van de hand wijst. Hij was het immers die in 2011 president Nicolas Sarkozy ervan overtuigde militair in te grijpen ten gunste van de Libische rebellen die probeerden het regime van kolonel Moeammar Gadaffi ten val te brengen. Van de chaos en wetteloosheid die uitbrak in het land na hun overwinning werd en wordt gebruik gemaakt door honderdduizenden immigranten, vooral afkomstig uit islamitische landen, om geholpen door mensensmokkelaars per boot naar Europa te reizen. Critici van Lévy, zeker in het rechts-populistische kamp, houden hem medeverantwoordelijk voor de vluchtelingencrisis van de afgelopen jaren. Heeft hij ooit spijt gehad van zijn interventie in Libië? 

“Nee,” antwoordt BHL ogenschijnlijk zelfverzekerd. “Ik heb alleen spijt dat de grote machten na de oorlog hun werk niet deden. Zij hadden aan nation building moeten doen. Maar wat mijn eigen rol betreft ben ik trots op alles wat ik in Libië heb gedaan. Als ik twijfelde, zou ik de situatie in Libië nadat het Westen had ingegrepen, vergelijken met die in Syrië nadat het Westen niet had ingegrepen. Ik denk dat het voordeel duidelijk bij de situatie in Libië ligt. Als ik niet had gedaan wat ik deed, zouden we nu twee Syriës hebben.” 

En toch, nadat Lévy ook in L’esprit du judaïsme schrijft nooit twijfel of spijt te hebben gehad, neemt hij onder de kop ‘En nu de hele waarheid’ de lezer in vertrouwen voor een unieke kijk in zijn eigen twijfels waar hij over het post-Gadaffi Libië spreekt als een ‘land dat wij elke dag een beetje verder de afgrond in kunnen zien vallen’. Een op een waagt hij het niet zijn twijfels uit te spreken, hij bewaart hen voor de lezer, alsof papier en inkt een afstand creëren waarachter hij zich zelfverzekerd genoeg acht zich kwetsbaar op te stellen. Meer reflectie: “IJdelheid. Trots. (…) ik wil voorgoed het pad van de arrogante man verlaten.” Woorden die BHL durft te schrijven maar in dit interview niet waagt uit te spreken.

BHL in zijn toneelstuk Looking for Europe. Foto: Yann Revol

Elk beslissend moment
In deze zeldzame momenten van twijfel grijpt Lévy steeds vaker terug op zijn Joodse identiteit. “Zonder de ontdekking van de Tora en de Talmoed had ik niet kunnen blijven schrijven,” is te lezen in L’esprit du judaïsme. Nu voegt hij eraan toe: “Dagelijks de Talmoed lezen heeft mij de weg vooruit gewezen op elk essentieel, elk beslissend moment in mijn leven.” Desondanks omschrijft BHL zichzelf als agnost. Hij schrijft: “Geen Jood, van de meest geleerde tot de meest onwetende, van de grootste (die ook de kleinste is) tot de kleinste (die ook de grootste is), is verplicht in God te geloven.” 

Tijdens het interview enthousiasmeert dit onderwerp Lévy, zijn antwoorden worden langer, minder afgemeten, minder ingestudeerd lijkt het. “Het eerste gebod is de wereld te ontheiligen; niet er meer goden aan toe te voegen, maar haar van hen te ontdoen. Van een Jood wordt meer studie verwacht dan een geloof in God. Ik geloof niet dat de vraag naar God centraal staat in de Talmoed en voor mij ís het Jodendom de Talmoed. Zelfs wij Joden beschouwen religie te vaak in de christelijke zin van het woord. Voor een Jood heeft religie een andere betekenis en dat is de wereld begrijpelijk te maken. En haar te repareren.”

Tikoen olam? “Zeker.” Lévy grijpt terug op de vraag of zijn Libische avontuur succesvol is geweest, of het Westen door in te grijpen met die enorme immigrantenstroom als gevolg niet juist populisten als Salvini en Orbán hun munitie heeft aangereikt. “De vraag was: nemen we het risico hen brandstof te geven of nemen we het risico de wetten van het humanisme en van de gastvrijheid die aan de wortel van Europa staan te verraden?” stelt BHL. “Ik geef liever tijdelijk wat argumenten aan Salvini, van wie ik weet dat hij een clown is die vroeg of laat uit de boezem van de politiek verdwijnt, dan dat ik de waarden vermink waarop Europa is gebouwd. Ik wil tikoen olam niet opgeven enkel vanwege de schoften die er misbruik van maken.”

‘Ik wil tikoen olam niet opgeven enkel vanwege de schoften die er misbruik van maken’

Sjabbat als zwarte mis
Lévy gebruikt de vergelijking met God die Ismaël in de woestijn redt door hem water te geven. “Wat de consequenties van de redding zijn, daar hebben we het later wel over, eerst moet het kind van de dood gered worden.” Opvallend is dat BHL hier de Tora aanhaalt, hij die nauwelijks in God lijkt te geloven. Het is een voorbeeld van hoe hij meer geïnteresseerd is in de les, dan in de vraag of God dit wonder ook daadwerkelijk heeft verricht. “In de kwestie van studie en ethiek – voor mij de essentie van het jodendom – denk ik dat ik een goede Jood ben.” 

En de Joodse tradities? BHL schrijft dat hij nauwelijks Hebreeuws spreekt, niet koosjer eet en zich niet aan de sjabbat houdt. “Dat is een andere kwestie,” legt hij uit. “De vraag naar het belang van God in het jodendom beantwoord ik met zekerheid, met trots zelfs. De tradities liggen moeilijker. Het is waar dat ik een zeer vrije relatie heb met de riten en tradities van het judaïsme heb. Als het daarom gaat ben ik waarschijnlijk een ontoereikende Jood.” Het is de praktijk waarmee hij als jongen in het naoorlogse Frankrijk opgroeide. Lévy beschrijft hoe zijn ouders beschaamd fluisterden over hoe zijn grootvader sjabbat hield, ‘alsof het om een zwarte mis ging’. 

“Mijn vader was een van die Joden die na de tweede Wereldoorlog vond dat de bladzijde moest worden omgeslagen. Hij was trots op zijn Joodszijn, maar dat was een judaïsme leeg van substantie. Die trots van mijn vader heb ik behouden, maar ik heb geprobeerd iets van de wijsheid van mijn grootvader terug te vinden.” Is het jodendom na de oorlog te ver doorgeschoten, heeft het zich te ver van de essentie verwijderd? En is die slinger nu weer terug aan het zwaaien in de richting van de kern? “Daar ben ik een van de voorbeelden van,” om te besluiten: “En veel Joden hier in Amsterdam zijn dat met mij.”

Bernard-Henri Lévy wordt op 5 november 1948 als Bernard Levy geboren in Beni Saf in Frans-Algerije. Een paar maanden na zijn geboorte trekt de familie naar Parijs, waar vader André miljoenen verdient in de houthandel. Vanaf 1968 studeert Bernard-Henri filosofie aan de prestigieuze École Normale Supérieure. Hij begint zijn journalistieke carrière als oorlogscorrespondent bij het door Albert Camus opgerichte verzetsblad Combat, waarvoor hij in 1971 de onafhankelijkheidsoorlog in Bangladesh verslaat.

Na zijn terugkeer naar Frankrijk wordt Lévy de leider van de Nouveaux Philosophes, een groep jonge denkers die zich afzet tegen het communistische en socialistische gedachtengoed dat na de revolutie van 1968 gemeengoed is geworden binnen de intellectuele elite van Parijs. In 1977 schrijft hij zijn aanklacht tegen het marxisme, La barbarie à visage humain (De barbaarsheid met een menselijk gezicht). Hij doceert in Straatsburg en aan zijn alma mater. In 1981 publiceert hij het invloedrijke en bekritiseerde L’idéologie française.

In 1992 reist BHL naar het belegerde Sarajevo en pleit tevergeefs bij president François Mitterrand om militair ingrijpen in de burgeroorlog in Bosnië-Hercegovina. In 1994 komt zijn bejubelde documentaire Bosna! en in 1997 zijn geflopte speelfilm Jour et nuit uit. In 2000 opent hij samen met Alain Finkelkraut en Benny Lévy in Jeruzalem een filosofisch instituut, als hommage aan de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas.

BHL in 1977

De Franse regering stuurt BHL in 2002 naar Afghanistan met als missie de culturele wederopbouw van het van de Taliban bevrijde land. Lévy juicht de Amerikaanse inval toe, ook tegen de aanval op Irak, die hij ‘moreel gerechtvaardigd’ noemt, verzet hij zich niet. Een jaar later schrijft hij Wie vermoordde Daniel Pearl over het lot van de in Pakistan ontvoerde journalist. Het boek komt hem op felle kritiek van onder andere Pearls weduwe te staan.

In 2009 schrijft Lévy een rechtvaardiging van Operation Cast Lead, de Eerste Gazaoorlog. Twee jaar later plaatst nieuwsblad Foreign Policy hem als tweeëntwintigste op een lijst van de honderd invloedrijkste personen op aarde. In datzelfde jaar kiest BHL de kant van de Libische opstandelingen die dictator Moemammar Gadaffi ten val willen brengen er slaagt erin president Nicolas Sarkozy ervan te overtuigen militair in te grijpen. De interventie is een militair succes, Gadaffi wordt op 20 oktober 2011 door rebellen gevangen genomen en gedood.

Lévy is sinds 1993 getrouwd met actrice Arielle Dombasle, zijn derde vrouw. Hij heeft twee kinderen uit zijn eerdere huwelijken. BHL’s persoonlijke fortuin wordt geschat op 150 miljoen euro. 

Foto’s: Claudia Kamergorodski

Dit artikel verscheen eerder in NIW 18, 5779.

Abonneer op het NIW

Abonneer nu!
Opmerkingen (1)
tiki 19 september 2020, 10:15
Een typisch linkse intellectueel, permanent zwalkend tussen zijn Joodse identiteit, geloof & wensdromen.
Plaats opmerking

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *