Doe het niet, gelovigen aller landen, doe het niet. Als je een atheïst begraaft, claim hem dan niet alsnog als klant van je eigen business.
Vanwaar deze hartekreet? Daar stonden we dan bij het graf van een dierbare. In alle verhalen die er net daarvoor over hem waren verteld, klonk een duidelijk refrein: atheïst. Al van jongs af aan. Maar, de familie had gevraagd om kaddiesj te zeggen. Nou goed dan. Dat duurt twee minuten. Maar het duurde geen twee minuten, want er werd uitgelegd hoe kaddiesj historisch in elkaar stak, er kwam een uitgebreide vertaling, er werd gelernd en Jizkor gezegd, kortom, God bestond toch, de overledene had toch een ziel en je zag hem, bij wijze van
spreken, al bij de hemelpoort staan. De stoom kwam uit mijn oren, net als in 1981, toen mijn gestorven vader hetzelfde lot onderging. Ook hij was zijn hele leven atheïst geweest, maar degene die de hespeed (herdenkingsrede) uitsprak tijdens de lewaje maakte van mijn vader toch nog een religieus man. Want, hij had net voor zijn dood zeven soekot (loofhutten) gebouwd. En, hij was altijd bezig met vragen als ‘wat is de ziel?’ Dat was zo. De ziel. Volgens mijn vader was het het niet bestaande product van de zwendelende religieuze multinationals die ‘godsdiensten’ heten. Maar hij kwam als hij als minje-man naar sjoel werd geroepen. “Het is allemaal onzin, maar ik moet ze
die onzin toch mogelijk maken.”
Die loyaliteit werd dus afgestraft na zijn dood met de toe-eigening van hem door de gelovigen. Als Joden sterven, worden zij meteen bedekt met een laken, zodat zij beschermd zijn tegen voyeuristische blikken. Zo’n soort regel van respect zou er ook moeten zijn voor woorden. Je kunt toch niet zomaar het theologische debat over het al dan niet bestaan van God doorzetten aan een graf, terwijl de dode atheïst niets meer kan terugzeggen?! ‘Jij zegt dat mijn ziel nu naar de olam haba is… Ik heb geen ziel, er is geen leven na de dood.’ Hij kan niet eens in lachen uitbarsten. De dode is net zo weerloos tegen het spirituele imperialisme van woorden en toeschrijvingen als tegen voyeuristische blikken. Dus, gelovigen, beheers je. En ongelovigen aller landen, als u mij betrapt op religieuze territoriumdrift, tik me dan op de vingers. Ik zal mijn hoofd in deemoed buigen.