Het was een klein nieuwsbericht dat ik afgelopen week oppikte uit enkele Israëlische media en de internationale nieuwsagentschappen waar ik als journalist toegang tot heb. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Lieberman heeft in het kabinet voorgesteld het kantoor van de door Qatar gefinancierde Arabische nieuwszender Al Jazeera in Jeruzalem te sluiten en de accreditatie van de betreffende journalisten in te trekken.
Lieberman is boos op de zender omdat die zich naar zijn oordeel schuldig maakt aan ophitsing. Daar komt, aldus de minister, nog bij dat Qatar de belangrijkste financiële donor van Hamas is. Lieberman vroeg zich af of in New York een Al Qaida tv-station wel getolereerd zou worden. Het lijkt een tamelijk onbeduidend bericht te midden van de raketten die dagelijks boven Israël worden neergehaald en de afschuwelijke beelden van dode kinderen in Gaza, die van ons tv-scherm afspatten. Maar het bericht is belangwekkender dan het op het eerste gezicht lijkt. Ik kijk regelmatig (en zeker in tijden van spanningen) naar de Engelstalige uitzendingen van de Qataraanse zender en ben puur professioneel van mening dat er op de berichtgeving weinig aan te merken valt. Akkoord, het wereldnieuws wordt gepresenteerd vanuit een Arabische optiek, zozeer als bijvoorbeeld de nieuwszender CNN dat vanuit de westerse optiek doet. Los van de optiek kan niet anders dan worden vastgesteld dat beide zenders zich houden aan de journalistieke mores en basisregels. Onbevestigde berichten worden onder voorbehoud gebracht en zo nodig later gecorrigeerd. Daar waar mogelijk wordt wederhoor toegepast en voorts is er een strikte scheiding tussen feiten en meningen.
Ook onafhankelijke Al Jazeera-journalisten koken met water en professioneel zou de chef nieuwsdienst van deze zender zonder probleem bij de BBC of NBC aan de slag kunnen. Zozeer als vroeger een verslaggever van de PvdA-partijkrant Het Vrije Volk professioneel zou hebben kunnen overstappen naar de Volkskrant en vice versa, zozeer geldt d at ook voor de Engelstalige journalisten van Al Jazeera. Dat zijn overigens doorgaans westerse Angelsaksische journalisten die door de zender zijn weggekocht bij Engelstalige nieuwszenders. Met nadruk verklaar ik hier dat ik natuurlijk geen zicht heb op de Arabische uitzendingen die vanuit Qatar het licht zien. Ik ga er echter op voorhand van uit dat de zender inzake het Israëlisch- Palestijns conflict ongenuanceerd anti-Israëlisch zal zijn. Maar van collega’s die het Arabisch machtig zijn hoor ik immer dat zelfs in de Arabische uitzendingen het beginsel van hoor en wederhoor en scheiding van feiten en meningen strikt wordt nageleefd ook al zullen er ongetwijfeld uitglijders plaatsvinden. Waar het mij in dit specifieke geval om gaat is dat het verbannen van de zender uit Israël een principiële kwestie raakt. De toon van de zender bevalt Lieberman niet. Maar waarom schopt hij dan de totale staf van de New York Times niet eveneens het land uit en wat te denken van Haaretz, die hij elke ochtend na het ontbijt met diepe walging in de afvalbak zal smijten?
De belangrijkste krant ter wereld, de New York Times, is ongemeen kritisch ten aanzien van Israël en vormt dagelijks een bittere ergernis voor de spindoctors van Bibi en Lieberman die, terecht, zeer hechten aan de Amerikaanse publieke opinie. De politieke columnist en Midden-Oosten-deskundige van de krant, Thomas Friedman, zou men het liefst de toegang tot de Joodse staat willen ontzeggen; hij geldt als de meest gehate Amerikaanse journalist in Israël. Wijselijk wordt hem door de regering echter geen strobreed in de weg gelegd als hij Israël bezoekt, zoals men evenzeer de als luis in de pels geziene journalist van Haaretz G ideon L evy t erecht h et zwijgen n iet w il opleggen, ondanks het feit dat de meerderheid van de publieke opinie dat wel zou toejuichen. Ook voor het sluiten van het kantoor van Al Jazeera zal Lieberman zeker de handen in het busstation in Tel Aviv en op de Sjoek Hacarmel op elkaar krijgen. Lieberman is te midden van een afschuwelijke oorlog bezig met zijn immer durende verkiezingscampagne. Hij wil coûte que coûte scoren, omdat hij weet dat deze regering op de laatste benen loopt en zijn onbesuisde uitspraken thans meer echo in Israël krijgen dan ten tijde van een echte verkiezingscampagne. Zo presteerde hij het eveneens om aan het eind van de eerste oorlogsweek op een door hem belegde persconferentie premier Netanyahu frontaal aan te vallen. Bibi was in zijn ogen een softie die kennelijk ook al besmet was geraakt door het destructieve en defaitistische linkse virus. Israël diende, zo zei hij, Gaza opnieuw te bezetten, daar waar Bibi namens de regering net had verklaard daar geenszins op uit te zijn.
In dit verwerpelijke partijpolitieke scenario moet ook zijn wens of voornemen worden geplaatst om Al Jazeera te verbannen. Ik heb niets met die zender, maar wie begint te tornen aan de persvrijheid zal niet stoppen bij Al Jazeera. En bovenal is het een stupide reactie, waar de beeldvorming over Israël in de wereld (niet alleen in de Arabische) geenszins beter van wordt. Elke verstandige bewindsman met liberale opvattingen en inzicht in de werkwijze en invloed van de media zou de aanwezigheid van een Arabische nieuwszender in Jeruzalem hebben gekoesterd in plaats van te hebben misbruikt om te scoren bij de vox populi. Als ik de hoofdredacteur van Haaretz was zou ik me bij het stellen van de vraag ‘who is next?’ ernstige zorgen maken!