Antisemitisme op internet. Het lijkt erger te worden, maar is dat ook zo? En wat doe je eraan?
Antisemitisme is al een paar jaar koploper als het om internetdiscriminatie gaat,” zegt Ronald Eissens van het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI). En dan gaat het alleen maar om de meldingen die door de organisatie geregistreerd worden. Dat zijn er tussen de 1200 en 1500 per jaar. Tussen de 200 en 450 betreffen antisemitische uitlatingen. Dat lijkt het topje van de ijsberg te zijn: de organisatie monitort ook zelf wat er op internet gebeurt „Dan gaat het om duizenden per maand.” Eissens ziet de laatste jaren een verschuiving van de herkomst van de uitingen. „Het komt niet langer uit extreem-rechtse hoek, maar ook vanuit extreem-links, gewoon links en van islamitische blogs. Vorig jaar tijdens de Gaza-oorlog zag je een ware explosie van antisemitische uitingen op links-geaffilieerde sites en social media. Het begint mainstream te worden. Het is niet langer onacceptabel om een antisemitische opmerking te maken.” Het MDI richt zich, voor alle duidelijkheid, op álle discriminatie op internet. „Er waren jaren dat moslimhaat het meeste voorkwam.”
Verwijderen
Als er een melding komt stuurt het MDI een verzoek tot verwijdering. Als een uiting niet verwijderd wordt via de normale procedure wordt er contact opgenomen met de sociale media zelf. Het MDI is onderdeel van de Stichting Magenta, die voornamelijk internationaal opereert. Deze stichting beheert onder meer het secretariaat van het International Network Against Cyberhate (INACH). De verhouding met de sociale media is, mede door die internationale contacten, de laatste jaren behoorlijk verbeterd. „Omdat we deel uitmaken van het International Network hebben we elkaar veel gezien op conferenties en zijn er afspraken gemaakt. Er gaat weleens wat fout als je iets meldt bij de sociale media, maar nu hebben we de contacten om te zorgen dat het alsnog goed gaat.” Het MDI heeft naar eigen zeggen een behoorlijk hoog slagingspercentage. In 90 procent van de gevallen lukt het om een antisemitische uiting te laten verwijderen. „Bij de overgebleven 10 procent maken we een afweging: als we het ernstig genoeg vinden doen we aangifte.” Dat gebeurt zo’n vijf à zes keer per jaar. Hoe vaak het werkelijk tot een veroordeling komt, dat wordt niet bijgehouden. Ook het CIDI, dat jaarlijks de antisemitismemonitor publiceert, heeft daar geen harde cijfers over. De werkverdeling is al jaren hetzelfde: CIDI doet alle meldingen behalve als het over het internet gaat. Dat moet bij het MDI gemeld worden.
Aangifte
De organisaties werken in sommige gevallen wel samen als het om aangifte gaat. Bijvoorbeeld in het geval van een website waar keiharde Holocaustontkenningen op stonden. De site werd aangepakt door het OM, maar veranderde eenvoudig de naam. In 2006 werd aangifte gedaan tegen de AEL (Arabisch Europese Liga) wegens het verspreiden van antisemitische cartoons. In 2010 kwam het pas tot een veroordeling. Aangifte doen is ‘niet van de korte adem’, zo formuleert Guy Muller van het CIDI het. Veelvoorkomend probleem dat beide organisaties aankaarten is dat aangifte doen lastig is als een website gebruikmaakt van een buitenlandse server. Daar is weinig tegen te beginnen. Muller: „Het OM zegt: als een site op Nederland gericht is dan zien wij het als Nederlands en dan kunnen we er iets aan doen. Maar als het OM dan gegevens wil opvragen moet het toch bij bijvoorbeeld de Amerikanen aankloppen.” En dat kan duren.
Discussie
Eissens vindt dat er niet alleen gekeken moet worden of een antisemitische uitlating verwijderd kan worden, maar dat we vooral óók in discussie moeten gaan. Counterspeech heet dat. „Uitleggen, uitleggen, uitleggen,” aldus Eissens. „Als het bijvoorbeeld om Holocaustontkenning gaat: bronnen opsturen, links naar musea, in contact brengen met overlevenden. Mythes debunken.” In Israël worden sinds een paar jaar veertig studenten per jaar opgeleid om aan counterspeech te doen, de Israeli Students Combating Antisemitism. Eissens hielp mee de eerste groep op te leiden. Ook stichting Magenta heeft, met hulp van Maror, net een twee jaar durend counterspeechproject afgerond. Twee mensen hebben twee jaar lang internethaatzaaiers bestookt met tegeninformatie. „De set-up is redelijk simpel. Je hebt een persoon nodig en een pc. Maar het is heel vervelende materie en je moet mensen niet overbelasten.” Vandaar dat de taken verdeeld werden over twee mensen. Het MDI doet zijn werk sinds 2012 overigens zonder subsidie van de overheid. De achttien jaar daarvoor kreeg de stichting Magenta van de ministeries van Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidie voor het werk van het MDI. „Jammer,” vindt Eissens, „maar nu we niet meer door het rijk gefinancierd worden hebben we wel meer onafhankelijkheid.” Verder moet de stichting het doen met een aantal ‘brave ondersteuners’ en ‘doet iedereen er wat bij’.
Combinatietherapie
Het CIDI geeft de voorkeur aan verwijderen, tegenspreken wordt afgeraden. Zo veel mogelijk zorgen dat het weggehaald wordt, dat is ook het advies dat op de website van het CIDI gegeven wordt. Guy Muller: „Het is gewoon strafbaar, dus het moet van internet af. Met counterspeech geef je er alleen maar meer aandacht aan. Moet dan iemand die de Holocaust heeft meegemaakt vertellen dat het geen leugen is?” In Amerika werkt dat anders, denkt hij. „Daar is veel meer sprake van een civil society. Dat moet ook, want het eerste amendement, dat onder meer de vrijheid van meningsuiting waarborgt, wordt daar heel serieus genomen.” Eissens vindt overigens wel dat counterspeech onderdeel moet zijn van een ‘combinatietherapie’: verzoeken om verwijdering, counterspeech en educatie. „Ik wil niet beweren dat counterspeech de enige manier is. Maar er zijn grenzen aan verwijdering en juridische actie. Waar die grenzen liggen, begint de counterspeech. Bovendien is er een groot nadeel aan verwijderen: het is water naar de zee dragen. Als iets verwijderd wordt staat het na vijf minuten ergens anders weer online.”
Effect
Is counterspeech wel effectief? Het lijkt behoorlijk lastig om de doeltreffendheid ervan te meten. Eissens: „Tja, de meetmomenten… Ik kan zelf voorbeelden geven van de effectiviteit. Over iemand die twitterde dat alle Joden aan het gas moesten. ‘Vind je dat echt,’ vroeg ik, ‘dat alle Joden vergast moeten worden? Jij roept dus op tot moord?’ Na vijf minuten haalde hij het weg. Maar meestal gaat het niet zo,” geeft hij toe. De Israëlische studenten boeken volgens hem veel succes. „Heel indrukwekkend. Zij krijgen duizenden uitingen verwijderd of brengen mensen op andere ideeën. Het is belangrijker dat je een grote hoeveelheid informatie hebt die juist het tegendeel beweert van alle haat. In dat opzicht hebben de Amerikanen het goed gezien: je kunt maar beter zo veel mogelijk goede informatie leveren, dan wordt die wel gevonden.” Dat counterspeech ook in eigen land best effectief kan zijn bleek vorige week. Op een bericht over de Joods-Canadese Steve Maman, die met hulp van vrienden 120 yezidi-meisjes vrijkocht van IS, werd door Arnoud van Doorn (die in de Haagse gemeenteraad zit voor de Partij voor de Eenheid) gereageerd met ‘om met winst weer door te verkopen?’. De Nederlandse Twittercommunity viel over hem heen. Toch een beetje een civil society?