Kortgeleden landde een groep van 107 Falashmura’s, onder wie 64 kinderen, in Tel Aviv. Nog geen drie dagen daarvoor bevonden ze zich in een stad in het noorden van Ethiopië: Gondar. Een groep Nederlanders reisde met ze mee. Dit is hun verhaal.
Begin deze maand landde op een doordeweekse nacht een vliegtuig uit Ethiopië op Ben Goerion Airport. De eerste Ethiopische passagier die uitstapte was een oude vrouw van dik in de zeventig. Ze daalde de trap af, knielde en kuste de grond. De mannen, vrouwen en kinderen die achter haar aan kwamen, volgden haar voorbeeld. Bij de oude terminal van Lod Airport werden ze begroet door een groot bord op de gevel: welkom thuis. Een groep Nederlanders met onder anderen vertegenwoordigers van de Collectieve Israel Actie uit Nederland, België en Luxemburg, Christenen voor Israël en een tv-producent waren getuigen van dit bijzondere schouwspel. Voor twee personen in het bijzonder was dit een onvergetelijk moment. Joelek Goldfinger en Albert Milhado waren namens de CIA de organisatoren van deze bijzondere reis: „Het begon vier jaar geleden,” aldus Albert: „Ik ben toen met mijn gezin in Ethiopië geweest en toen ik het daar vorig jaar met Joelek aan zijn keukentafel over had, besloten we zo’n reis nog een keer over te doen, maar dan als internationale CIA-mission. Het was opnieuw een ontroerende ervaring.”
Gondar
Voor het internationale gezelschap begon de reis in Tel Aviv, vandaar werd gevlogen naar de hoofdstad van Ethiopië, Addis Abeba en ging het door naar Gondar, een stad midden in het gebied waar de meeste Falashmura’s wonen. „Wat we daar zagen, zal ik nooit meer vergeten. In Gondar bevindt zich een Jewish Agency Community Center. Daar hadden honderden Falashmura’s zich verzameld. In de ochtend was er een sjoeldienst, daarna gingen de mannen aan het werk, de vrouwen kregen Joodse les. Er was een mikwe en de kinderen kregen hun eerste lesjes Ivriet. De enorme discipline waarmee alles gebeurde maakte diepe indruk,” vertelt Albert. 107 bewoners van het centrum waren inmiddels vertrokken voor een tweedaagse busreis naar Addis waar ze op dinsdag aankwamen. Op dinsdagavond verzamelde iedereen zich op een plek in de hoofdstad: 107 mensen die op het punt stonden een nieuw leven te beginnen.
Déjà vu
Mannen, vrouwen en kinderen stonden daar om naar het vliegveld te worden vervoerd. Er stonden bussen klaar voor de passagiers, andere wagens werden gevuld met bagage, per gezin één koffer, en een indjerra-pan. Indjerra is het nationale voedsel van Ethiopië. Het is een soort pannenkoek gemaakt van teff, een lokaal, zeer fijn graan dat rijk is aan voedingstoffen. De import van teff naar Israël is de laatste jaren enorm toegenomen, want ook in Israël blijven Ethiopische Joden trouw aan hun geliefde nationale pannenkoek. Je kunt het vergelijken met de Jemenitische bevolkingsgroep in Israël, met hun pittige, verfijnde keuken die tegenwoordig te proeven is in allerlei Jemenitische restaurantjes. Voor deze 107 personen waren het de laatste uurtjes op Ethiopische bodem. Joelek Goldfinger had bij het aanschouwen van de mensenmenigte een déjà vu: „Ik zag een gezin met twee kleine kindertjes. Een meisje hield de hand van haar moeder vast. Ik voelde een enorme verbondenheid: ik was dat kind. Zo heb ik ook gestaan, als driejarige, toen ik vanuit Oezbekistan met mijn ouders naar betere oorden trok. Voor mij was het een moment waarop ik emotioneel even brak.”
Familie
Deze mensen, van wie een aantal een paar weken daarvoor nog nooit een auto hadden gezien, werden nu met een grote zilveren vogel naar Israël gevlogen. Er werd een rondje gemaakt boven Jeruzalem, het onderwerp van hun eeuwenoude gebeden, de stad waarvan ze geloofden dat er twee rivieren doorheen stroomden: een gevuld met melk, de andere met honing. De zilveren vogel was voor deze mensen als een tijdmachine, die in een paar uur duizenden jaren overbrugde, want veel Falashmura’s leefden in Ethiopië nog in het stenen tijdperk. Na de landing in Tel Aviv ging een groot deel van de groep naar het Absorption Center in Mevasseret Zion, vlak bij Jeruzalem. Joelek: „Ook daar namen we een kijkje. Er stonden allerlei auto’s bij de woninkjes: familie van de immigranten die al eerder naar Israël waren gekomen. De avond voor ons vertrek had ik een meisje van een jaar of zeven wat smarties gegeven. Dat meisje kwam ik nu weer tegen. Ze giechelde met haar nichtje van 17 ergens over. Ik vroeg wat er aan de hand was. Het handje van het meisje van zeven ging open: ze had de smarties nog altijd in haar hand: wist niet dat ze om op te eten waren.”
De toekomst
Het komende jaar zullen deze nieuwe Israëli’s zichzelf moeten aanpassen aan een totaal andere maatschappij dan waar ze vandaan komen. Albert: „Maar wat als een paal boven water staat is dat we állemaal Joden zijn. De eenheid die ik deze reis heb gevoeld, dáár gaat het om. Ik zou zo graag sommige Joodse bestuurders eens mee willen nemen op zo’n reis, met de boodschap: stop met kinnesinne, dít is waar het om draait.” De groep sprak ook onderling af deze mensen ten minste een jaar lang financieel te steunen en de groep ook daarna te blijven monitoren. Dit is sowieso een project dat wordt bekostigd door onder meer Nederlandse CIA-inkomsten. Toch zullen deze Falashmura’s, net als de Jemenieten destijds, aanpassingsproblemen krijgen en geconfronteerd worden met discriminatie. Aan de andere kant is er het voorbeeld van de Jemenitische bevolking die inmiddels volledig in de Israëlische samenleving is geïntegreerd. Joelek: „Ook deze Ethiopische Joden zullen erachter komen dat Jeruzalem geen rivieren van melk en honing kent. En de aanpassing zal zeker een generatie duren. Maar er zijn al rolmodellen waar deze nieuwe immigranten een voorbeeld aan kunnen nemen, zoals Shlomo Molla, die in 1984 naar Soedan liep en van daaruit naar Israël kwam. Inmiddels is hij lid van de Knesset. Of de 29-jarige Pnina Tamano Shata, meester in de rechten en nu politiek verslaggeefster bij de Israëlische televisie. De Ethiopische Joden zullen in Israël ongetwijfeld ook uiteindelijk hun weg vinden.”
Komende zomer zendt de EO een documentaire uit over de Falashmura’s. Ook op de Belgische zender Canvas zal deze documentaire worden uitgezonden.