
Mozes, gespeeld door Charlton Heston, bij het splijten van de Rietzee in de film The Ten Commandments
De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Toch?
De Amerikaanse schrijfster Anne Parrish snuffelt in de jaren 20 van de vorige eeuw met haar man in een Parijse boekhandel. Daar ziet ze het boek Jack Frost and other stories liggen, een boek uit haar jeugd. ‘Kijk,’ zegt ze tegen haar man. En als ze het boek openslaat staat er op het schutblad: Anne Parrish, 209 N. Weber street, Colorado Springs, Colorado.
Een wonder? Of toeval? Volgens de Londense hoogleraar statistiek David Hand is het toeval. Hij schreef een boek over onwaarschijnlijke gebeurtenissen The Improbability Principle, in het Nederlands verschenen als Het onwaarschijnlijkheidsprincipe. Vanuit zijn vakgebied, de statistiek, betoogt hij dat de mogelijkheid dat ‘toevallige’, gekke of wonderbaarlijke dingen gebeuren over het algemeen behoorlijk onderschat wordt. Over het geval van Parrish: ‘Heel gek. Maar er is geen natuurwet die zoiets verbiedt. […] En Parrish pakte dat boek natuurlijk ook op omdat ze het zo goed kende.’
Zo biedt Hand verklaringen voor de gekste gebeurtenissen. De man die zeven keer door de bliksem werd getroffen en het overleefde. De vrouw die drie keer de lotto won. Het verhaal van Anthony Hopkins die naar London gaat om te praten over een rol in een nieuwe film. Het boek The Girl from Petrovka, waarop de film gebaseerd zal worden is in heel Londen niet meer te krijgen. Op weg naar de afspraak ligt er in de underground een boek naast hem: The Girl from Petrovka. Hand legt in een interview in de Volkskrant, waar deze voorbeelden uit komen, uit dat álles gebeurt, onwaarschijnlijke dingen evengoed als de gewone dingen.
Zou er ook een alledaagse verklaring zijn voor het Chanoekawonder? Was er in de Tempel sprake van bijzondere klimatologische omstandigheden waardoor er minder olie verbruikt werd tijdens het branden? En zou het jammer zijn als zo’n verklaring er was, of blijft het net zo wonderbaarlijk?
Hume
De 18e-eeuwse Schotse filosoof David Hume schreef in zijn boek An Enquiry Concerning Human Understanding een hoofdstuk over wonderen. Daarin beweert hij dat wonderen eigenlijk geen wonderen zijn. Een wonder is een gebeurtenis die tegen de wetten van de natuur ingaat. Die wetten van de natuur zijn vastgesteld op basis van herhaaldelijke, onveranderlijke ervaringen. Iets wat vaker dan één keer ‘in the course of nature’ gebeurt, hoe zeldzaam ook, wordt niet als een wonder beschouwd. Daarvoor moet het juist de natuurwetten overtreden. Een wonder moet altijd tegenover een ‘gewone’ gebeurtenis staan, anders zou het niet wonderbaarlijk zijn. Voor die gewone gebeurtenissen is veel bewijs. Maar aangezien het bewijs voor een wonder altijd behoorlijk beperkt is (omdat het nooit voorkomt) weegt het bewijs tégen een wonder altijd zwaarder dan vóór. Geen wonder dus. Bent u daar nog? Humes gedachtegang zorgde er eind 18e eeuw voor dat veel mensen van hun (christelijke) geloof vielen.
Nescafé
De Tora staat bol van wonderen. Vanaf de schepping via de zondvloed, de spraakverwarring, de verwoesting van Sodom en Gomorra, de vrouw van Lot die in een zoutpilaar verandert, langs de tien plagen, het uiteenwijken van de Rietzee helemaal tot aan Jonas in de buik van de walvis en verder. Het zijn er tientallen. In de Tora worden er verschillende woorden voor gebruikt: ot, nes (wat de moderne Israëli’s ertoe bracht om alle oploskoffie ‘nescafé’ te noemen: ‘wonderkoffie’), niflaot, mofet.
Volgens Nachmanides (de Ramban, 1194- 1270) is de natuurlijke orde der dingen slechts één manier waarop God zich met de wereld bemoeit. In die zin is er geen onderscheid tussen die natuurlijke orde en wonderen. Wonderen zijn gewoon een andere manier waarop God zich in de schepping mengt. Het verschil tussen wonderen en de natuurlijke orde bestaat derhalve alleen in de geest van mensen. Maimonides (de Rambam, 1138-1204) ziet wel een verschil. Je hebt de natuur en je hebt wonderen. Een van interpretaties van Maimonides’ ideeën is dat hij van mening was dat God wonderen ingebouwd had in de natuur, op zo’n manier dat ze op het juiste moment en op de juiste plaats zouden plaatsvinden. De wereld werkt weliswaar volgens de wetten van de natuur, maar vanaf het begin waren hierop een aantal uitzonderingen ingepland. Mensen hoeven niet te geloven dat de natuurwetten overtreden kunnen worden, maar dat kan toch, op bepaalde momenten.
Samenloop
En nu? Hoe wordt in het hedendaagse orthodoxe jodendom over wonderen gedacht? We vragen het aan Leo Mock, docent-onderzoeker Judaica aan de Universiteit Tilburg. Volgens Mock zijn er vandaag de dag ruwweg twee stromingen: „De ‘rationalistische’ school streeft naar het minimaliseren van wonderen en probeert zo veel mogelijk te verklaren vanuit de natuur, die door God geschapen is. Dat de wereld volgens die vaste wetten werkt, wijst juist op de perfectie van God. Hij heeft dat zo goed gedaan dat hij daar zelf niet veel meer aan hoeft te doen. Wonderen liggen besloten in de natuurlijke orde der dingen. Zo weten we dat het splijten van de Rietzee verklaarbaar is volgens natuurlijk wetten; er wordt in de Tora gesproken van een oostenwind. Het wonder is een mogelijkheid in de natuur. Het wonderbaarlijke zit hem in de samenloop van omstandigheden. Dat het nú gebeurt, bij deze personen, op dit moment. Niet in het feit dat het iets is wat ‘niet kan’. Niet het feit dat het water rechtop ging staan is het wonder, maar het scenario van de hele situatie en de boodschap waarnaar het verwijst.” In de moderne orthodoxie is dit de meest voorkomende gedachte.
Mock: „In de tweede benadering grijpt God juist voortdurend in in de wereld. Ook in de natuur. Natuurwetten zijn niet het gevolg van de schepping, in gang gezet door God, nee, op elk moment is er een ingrijpen van God om de natuurwetten te laten bestaan. Die natuurwetten zijn ook wonderen, het enige verschil tussen de wetten en de wonderen is de zeldzaamheid. In die gedachte is de schepping iets wat op ieder moment gebeurt, en als God dat niet zou doen, zou laten gebeuren, dan zou de schepping onmiddellijk terugvallen in het niets. Het gewone, het alledaagse, is net zo bijzonder, maar dat zijn wonderen waaraan we ondertussen gewend zijn. Deze tweede gedachte is vooral in de ultraorthodoxie dominant.”
Brief
Rabbijn Vorst hield onlangs een lezing bij Limmoed. ‘Zou u een godswonder willen zien?’ was zijn eerste vraag. De aanwezigen knikten enthousiast. ‘Dan moet u nu naar mij kijken. Of kijkt u straks in de spiegel.’ „De verschillende organen die we bijvoorbeeld in ons hoofd hebben, hebben allemaal hun eigen bijbehorende vloeistoffen. Speeksel, oorsmeer, tranen, neusvocht. Dat wordt aangestuurd door – per orgaan – ongeveer tweeduizend verschillende kliertjes. Godbewaar dat deze vloeistoffen op de verkeerde plek terechtkomen. Oorsmeer in je mond. Nee, het komt altijd allemaal helemaal goed. Dat noem ik een godswonder.”
Wonderen komen nog steeds voor, aldus de rabbijn. „Er zijn zoveel wonderbaarlijke geschiedenissen bekend. Van genezingen waarvan artsen zeiden dat het niet kon. Vaak dankzij een bracha of het advies van een tsadiek, een rebbe. Dat zijn niet alleen mooie verhalen van driehonderd jaar geleden, maar die gebeuren nu ook. Ter illustratie: een rebbe is vaak zo’n charismatische figuur dat je bij een ontmoeting niet uit je woorden kunt komen. Men geeft daarom vaak een brief aan de rebbe met de namen van de mensen voor wie men Gods bracha vraagt. Maar je neemt ook een blanco papier mee, zodat je direct notities kan maken van wat de rebbe zegt. Iemand die ik persoonlijk ken ontdekte, toen hij na het bezoek aan de rebbe buitenkwam, dat hij de twee omgedraaid had: hij had het blanco papier aan de rebbe gegeven, en de brief nog zelf in zijn handen. Maar de rebbe had wel degelijk antwoord gegeven op wat er in de brief stond. Hoe kan dat? Hasjeem heeft de mens kracht gegeven. Verschillende krachten. Dat wij nu met elkaar praten is ook een wonder. Er zijn ook mensen die van God een extra kracht krijgen. Die mensen zijn voor ons een wonder.”
Oostenwind
In het Rosj Hasjana-nummer van het NIW schreef rabbijn Vorst ook over wonderen. Hij noemde toen het groot aantal raketten dat afgelopen zomer vanuit Gaza op Israël werd afgevuurd, en die toch nauwelijks slachtoffers maakten. En specifieker het verhaal van de raket die koers zette richting de Azrieli- torens in Tel Aviv en die niet door de Iron Dome onderschept werd, maar opeens door een vlaag oostenwind van koers veranderde en in de zee terechtkwam. Een wonder! riep de bevelhebber van de Iron Dome uit.
Maar hoe zit het dan met de slachtoffers aan de andere kant? Vorst: „Wij weten niet waarom er de ene keer wel een wonder geschiedt en de meeste keren niet. Plus in dit geval: Hamas-leiders gaven zelf opdracht te blijven, ondanks de herhaalde waarschuwingen van het Israëlische leger.” De rabbijn probeert het met een ander voorbeeld: „Stel ik kom met een gezelschap bij de Amstel en ik zwaai met mijn wandelstok over het water en de Amstel komt droog te liggen. Binnen de kortst mogelijke tijd komen er onderzoekers, van universiteiten, van waterlaboratoria, van de gronddienst. En die komen uiteindelijk tot de conclusie: we hebben het antwoord niet gevonden. Maar het woord wonder komt in hun wetenschappelijke vocabulaire niet voor.” Er is veel wat we niet begrijpen, wil de rabbijn maar zeggen. „Een wonder is een vorm van communicatie van God met de mens, maar de mens moet dat wel oppikken. Anders heeft het wonder geen zin.”
Enkeling
Volgens LJG-rabbijn Marianne van Praag is wat we een wonder noemen ook een heel persoonlijk kwestie. „Wat bij mij een wonder heet, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Levinas zegt: ‘God is in de ogen van de ander’. Als je iemand daadwerkelijk ziet is dat ook een wonder.” Mensen kunnen ook wonderen verrichten, aldus de rabbijn. „Kijk maar naar wat een enkeling kan bewerkstelligen. Nelson Mandela, Gandhi, Martin Luther King. Ieder individu heeft talenten meegekregen, en je bent verplicht dat talent te gebruiken. Daar kun je wonderen mee verrichten.”
Van Praag noemt als voorbeeld dat ze bij enkele gemeenteleden die te horen hadden gekregen dat ze terminaal ziek waren en nog maar zeer beperkt tijd te leven hadden, zag hoe deze mensen ‘de essentie uit het leven wisten te halen’. Die kracht, dat ondanks het verdriet, vooral de mooie dingen uit hun leven naar voren kwamen en ze het kostbaarste wat ze hadden waardeerden. „Dat is het geheim van de mensheid, de nesjama, de menselijke ziel die is geschapen naar het evenbeeld van God.”
Leven
David Hume had nog nooit een vliegtuig gezien, dus in zijn redenering zouden mensen niet kunnen vliegen, maar dat kunnen we toch. Het splijten van de Rietzee kunnen we, net als andere wonderen uit Tora, verklaren. Dat Parrish haar eigen boek in een ander land terugvond is gewoon een van de oneindige mogelijkheden die zich in het universum voordoen. Allemaal verklaarbaar. Maar maakt dat deze wonderen minder wonderbaarlijk? Het lijkt me een kwestie van kiezen. Zoals rabbijn Vorst zei: ‘je moet een wonder verstaan, ernaar luisteren’. Vorst, Van Praag en Leo Mock zijn het eens dat het leven zelf het grootste wonder is. Voor anderen is het leven op aarde een optelsom van DNA, logischerwijs ontstaan via de evolutie. Moeten ze zelf weten.