
Jacques Coronel tijdens de afsluiting van Open Joodse Huizen in de Portugese Synagoge, mei 2012
Afgelopen maand nam Jacques Senior Coronel afscheid als voorzitter van het College van Parnassim van de Portugees- Israëlietische Gemeente (PIG). Zijn opvolger Bram Palache staat voor grote uitdagingen. Een gesprek met beide heren over verleden, heden en toekomst.
Coronel en Palache. Het zijn twee namen die onlosmakelijk zijn verbonden met de Portugees- Israëlietische Gemeente in Amsterdam. Generaties lang hebben deze families bijgedragen aan de cultuur en de tradities van deze eminente gemeenschap. Zo’n geschiedenis brengt verantwoordelijkheden met zich mee, of zoals men zegt: adel verplicht. Voor zowel Jacques Senior Coronel (1948) als voor Bram Palache (1952) is dat vanzelfsprekend. De PIG is hun tweede huis. „Deze gemeenschap loopt als een rode draad door mijn leven,” vertelt Palache gezeten aan een studeertafel in de beeldschone bibliotheek Ets Chaim. „Als kind wandelde ik elke sjabbat aan de hand van mijn vader naar de Snoge. Vanuit Amsterdam- Oost was het 45 minuten lopen. Op de terugweg gingen we altijd door Artis, dan mocht ik één attractie bekijken.” Na 25 jaar deel uit te hebben gemaakt van het College van Parnassim, waarvan tien jaar als voorzitter, draagt Coronel de hamer over aan zijn vriend Palache. De afgelopen jaren is er veel gebeurd bij de PIG. De Snoge, de bibliotheek, de schatten en het onderhoud van de begraafplaats werden ondergebracht in een speciale stichting – Cultureel Erfgoed Portugees-Israëlietische Gemeente (CEPIG). Op instignatie van het Rijk werd een nauwe samenwerking met het naastgelegen Joods Historisch Museum aangegaan. Het JHM werd verantwoordelijk voor het museale gedeelte en de PIG voor de eredienst. „Zonder steun van de overheid hadden we het niet gered,” zegt oud-assurantieman Coronel. „Ik zie dat als het grote werk dat onder Jacques’ voorzitterschap tot stand is gekomen. We kunnen nu echt investeren in onze levende gemeenschap,” vult Palache aan. In het dagelijkse leven is hij werkzaam in de farmaceutische wereld als influenzaspecialist.
Als je de Snoge, Ets Haim en al die kunstschatten hier ziet, dan lijkt het wel of de PIG een heel rijke gemeente is.
Coronel: „Dat is ook zo. Sinds de oprichting in 1639 is er nooit iets verkocht. Onze bezittingen hebben in totaal een waarde van een kleine 200 miljoen euro. Maar het grote probleem is liquiditeit. Dat was al zo voor de oorlog. Het verkopen van ‘schatten’ had geen soelaas geboden. Het geld zou zijn opgegaan aan onderhoud en exploitatie. De gemeenschap was en is te klein om al die kosten voor de Snoge, de begraafplaats en de bibliotheek te dragen. Als ik alleen al kijk naar de restauraties die er de afgelopen vijftig jaar zijn geweest dan praten we over miljoenen euro’s. Daar viel niet meer tegen op te boksen.”
Hoe zijn jullie op het idee van de stichting gekomen?
Coronel: „De overheid geeft geen subsidie aan kerkgenootschappen, maar wel aan culturele instellingen. Daarom hebben we alle bezittingen ondergebracht in de Stichting CEPIG. De overheid wilde ons helpen, op voorwaarde dat we zouden samenwerken met het JHM. Het was nog een heel gevecht om alles voor elkaar te krijgen. De gemeenteleden waren bang dat hun PIG zou veranderen in een museum. En het JHM was bang dat wij in dezelfde subsidievijvers zouden vissen. Beide werden uiteindelijk overtuigd. Het unieke karakter van de Snoge is bewaard gebleven en het totale bezoekersaantal van JHM en Snoge-complex is bijna verdubbeld tot ruim 200.000 bezoekers per jaar.”
Palache: „Voor mij markeert de CEPIG en de samenwerking met het JHM het einde van de naoorlogse periode. Alles is goed ondergebracht en bewaard voor de toekomst. Nu kunnen we ons richten op de dingen die jaren zijn blijven liggen.”
Waar doel je dan op?
Palache: „Op het onderwijs, algemeen Joodse les, maar ik doel vooral op het specifieke Portugees-Joodse onderwijs. We moeten zorgen dat onze unieke tradities, gebruiken en diensten bewaard blijven. Het begint bij onderwijs. Daarvoor moeten we een curriculum ontwikkelen en leerdoelstellingen bepalen. Het is zaak naar volgende generaties toe te werken. We moeten ervoor zorgen dat de basis sterker wordt. Daar hebben we vrijwilligers voor nodig, maar vooral samenwerkingsverbanden. Daarbij moet je denken aan organisaties zoals het JHM, maar ook de UvA en de NIHS. Hoe we het onderwijsplan precies gaan invullen weet ik nog niet, maar van belang is dat we een infrastructuur creëren.”
De aanstelling van Pinchas Toledano als haham (opperrabbijn) in 2012 lijkt me een belangrijke stap in die infrastructuur.
Coronel: „Ja absoluut. Toen wij als bestuur begonnen was er geen rabbijn en geen secretaris. We hadden er de financiële middelen niet voor. De zoektocht naar een nieuwe haham was erg lastig. We zijn een orthodoxe gemeenschap, maar onze leden zijn moderne mensen die niet allemaal even religieus zijn. Als rabbijn moet je dat aanvoelen. Toledano is een zwaargewicht op het gebied van de halacha, maar hij is ook een echt mensenmens met een positieve en open Joodse blik.”
Palache: „We hebben ook naar onze buren, de NIHS, gekeken. Daar zagen wij een discrepantie tussen de richting van de rabbijnen en de gemeenschap. En dat wilden wij niet. Om Haham Toledano te ondersteunen zijn we nu op zoek naar een jonge snoge-rabbijn die een extra bijdrage kan leveren aan de sociale cohesie van de gemeenschap. Hij zal dan onder de vleugels van Toledano moeten groeien.”
Lees de rest van het interview in NIW 28