Paleis Het Loo, het Zuiderzeemuseum en het Rijksmuseum moeten delen van het kostbare Meissen servies teruggeven aan de erfgenamen van de Duits-Joodse Herbert Gutmann.
De Restitutiecommissie, een door de Nederlandse overheid ingestelde adviescommissie voor teruggave van cultuurgoederen die tijdens het naziregime bij de eigenaar zijn ontnomen, geeft het advies om de stukken terug te geven. Volgens de commissie weegt het belang van de erfgenamen namelijk zwaarder dan het belang van de staat.
Oorspronkelijk was het 435-delige servies eigendom van stadhouder Willem V.
Gutmann, een succesvolle Duitse zakenman, kocht een aantal stukken uit de kostbare collectie op. Tijdens het naziregime zag hij zich genoodzaakt om zijn kunstcollectie, samen met de serviesstukken, te veilen. Hij vluchtte in 1936 naar Groot-Brittannië, waar hij tijdens de oorlog verarmd stierf.
Veertien van de serviesstukken uit Gutmanns collectie werden na de oorlog door Nederlandse musea verworven. Twee sauskommen en vijf borden zijn in het bezit van Paleis Het Loo, zes borden behoren tot de collectie van het Zuiderzeemuseum en ook het Rijksmuseum heeft een Meissen bord.
De zaak rondom het servies sleept al jaren voort. In 2015 verzochten de erfgenamen van Herbert Gutmann het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen om de stukken terug te geven, nadat kunstdetecive Arthur Brand de herkomst van het servies had uitgezocht. Als minister Ingrid van Engelshoven instemt met het advies van de Restitutiecommissie, wat doorgaans het geval is, worden alle stukken teruggeven aan de erfgenamen van de Joodse bankier.
Volgens een woordvoerder van Paleis het Loo is er een kans dat de stukken wel in het paleis blijven. “De erfgenamen hebben nog niet besloten wat ze gaan doen. Soms vinden families het prettig dat stukken in beheer blijven bij een museum, zodat ze veilig zijn. Dat is aan de erven,’’ zegt Laura Brown tegen De Stentor.