Eind jaren zestig van de vorige eeuw geloofde ook ik in een maakbare samenleving waarin geen plaats meer zou zijn voor racisme en uitsluiting. Mijn moeder lachte me nog net niet uit, maar wenste me veel plezier met mijn droom. Ik ontwaakte mede dankzij mijn vrouw Marijke, toen de studentenvereniging ASVA een motie aannam waarin de oprichting van de staat Israël een historische onjuistheid werd genoemd. Ik werd definitief wakker op het moment dat rond 1985 een hakenkruis op de voordeur van mijn moeder werd gekrast.
Kort daarna reisden we voor het eerst naar onze omvangrijke familie in Israël en dat voelde, heel eerlijk, als coming home. Toch leek Amerika in die tijd de veiligste plek, ook voor Joden. Dat beeld werd versterkt door de broer van mijn moeder, Sieg van der Kar, die in 1953 met zijn gezin naar Los Angeles was geëmigreerd. Zijn vrouw Dolly Polak was in de oorlog twee keer verraden en had beide keren kunnen ontsnappen uit de Hollandsche Schouwburg, voorportaal van de dood. Ze overleefde, net als haar twee broers Miel en Dick, die naar Engeland waren ontkomen. Eind 1946 trouwden Sieg en Dolly. Zij kregen dochter Sophia en begonnen de stoffenzaak Elégance in de Constantijn Huygensstraat.
Looks like Frits
Tante Dolly heeft haar ouders Louis en Judith Polak nooit meer gezien. De aan de Koreacrisis gekoppelde vrees voor een nieuwe wereldoorlog en – in hun ogen onvermijdelijk – antisemitisme in Europa dreven haar met man en dochter Fay naar Los Angeles, waar ze op Pico Boulevard het zeer succesvolle stoffenimperium F&S Fabrics startten. Ze werden vermogend, waanden zich veilig. Tegelijkertijd dacht tante Dolly bijna elke nacht aan haar vermoorde ouders, met als gevolg dat zij nooit meer goed heeft kunnen slapen. Tijdens een korte vakantie in Nederland zei ze ineens, te midden van een aantal oude vriendinnen: “Als die rotoorlog er niet was geweest, hadden we elke week zo kunnen zitten.”
Toen ze tachtig werd en al weduwe was, verraste ik haar door plotseling voor haar deur in Los Angeles te staan. Ze deed open en zei tegen haar dochter, mijn nichtje: “Fay, daar staat iemand die looks like Frits.” De volgende dag reden we in haar grote Cadillac naar de Joodse broodjeszaak Factors Famous Deli. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, zei ze onderweg in haar geheel eigen Dunglish, het mengelmoesje van Nederlands en Engels: “Kijk Frits, that building is mine, that is mine, en ik geloof, that building is mine ook.” Kortom, mijn oom en tante hadden het goed gedaan. Dolly straalde toen ze onze oudste kleinzoon Sam veertien jaar geleden in LA haar armen had. Ze zei “Hoe is dat possible” toen dochter Barbara haar telefonisch vertelde dat ze zwanger was. Voor zover mogelijk was mijn tante na de dood van mijn oom gelukkig in Los Angeles, met haar dochter in de buurt. Wij waren altijd welkom.
Trumpisme
En toen werd het 2021. Zoals ik blij ben dat mijn moeder niet meer heeft meegemaakt dat een Joods restaurant in Amsterdam is aangevallen, dat aanslagen Joodse instellingen in Europa treffen en kleinkinderen onder begeleiding naar school moeten, zo ben ik blij dat mijn tante Dolly Donald Trump bespaard is gebleven.
Natuurlijk zie ook ik dat onder Trump Israël diplomatieke betrekkingen heeft aangeknoopt met Arabische landen als Marokko. Maar tegelijk wordt het trumpisme omarmd door aanhangers van blanke oppermacht, van wie een groot deel echte antisemieten zijn, zoals deskundige Bernard Hammelburg me verzekerde. Maar, voegde hij eraan toe, racisme en dus antisemitisme hebben altijd bestaan in Amerika. Op zijn hoogst werd het onder Trump allemaal wat manifester geuit. Nadat vorig jaar zwarte voormannen en -vrouwen van de Black Lives Matter-beweging zich publiekelijk zwaar antisemitisch hadden uitgelaten, volgden nu de blanke vrouwen en mannen. Dan ga ik nog maar even voorbij aan de bestorming van het Capitool door aanhangers van Trump die de verkiezingsuitslag – in navolging van de grote, door iedereen geliefde leider zelf – niet erkennen.
Ik had nooit kunnen denken dat ik mijn nichtje in LA zeventig jaar na haar emigratie zou aanbieden dat ze altijd bij ons in Neder land kan komen wonen als ze zich unheimisch voelt in Amerika – om een gepast germanisme te gebruiken.