“Ik benadruk keer op keer dat de meeste slachtoffers van ISIS islamieten zijn. En toen een topper uit onze overheid tegen mij zei, toen we over antisemitisme spraken, dat in Nederland het huidige antisemitisme voor 98 procent afkomstig is van de in ons land woonachtige moslims, heb ik hem aangegeven dat toen 80 procent van mijn familie werd vermoord er in Nederland geen enkele moslim te bekennen was,” schreef ik in mijn dagboek van 7 februari. Ik wil hieraan toevoegen dat ik daags na 7 oktober een telefoontje kreeg van onze minister van Algemene Zaken, Van Gennip, die belangstellend vroeg hoe het met mij ging en mij vertelde dat ‘zowel de Marokkaanse als de Turkse gemeenschap in Nederland de gebeurtenissen van 7 oktober niet acceptabel vinden’.
Waarschijnlijk ben ik iets te naïef, want voor zover mij bekend is er geen enkele moskee of islamitische gemeenschap geweest die publiekelijk afstand durfde te nemen van de moordpartij van 7 oktober. Ja, een aantal bevriende imams lieten een oprecht en veroordelend geluid horen in een persoonlijk gesprek (ik zal hun namen hier niet vermelden, om te voorkomen dat zij in de islamitische problemen belanden), maar het islamitische zwijgen toen en de anti-Israëldemonstraties bij de opening van het Holocaustmuseum en de anti-Herzogoproep van tweehonderd moskeeën geven mij geen goed gevoel en baren mij zorgen voor de toekomst van Joods Nederland. Waar waren die tweehonderd moskeeën direct na 7 oktober? En ik durf me zelfs af te vragen: is er nog toekomst voor de Joodse gemeenschap in mijn vaderland?
En Nederland is mijn vaderland! Via mijn vaders lijn ben ik de viertiende generatie na opperrabbijn Moses Uri Halevi, de oprichter van de Portugees-Israëlitische Gemeente in Amsterdam. Zijn gemeente heeft Amsterdam tot Amsterdam gemaakt, de stad op de kaart gezet en dus een gigantische bijdrage geleverd aan het huidige Mokum. Des te pijnlijker is het de anti-Israëldemonstraties en het enorm opkomende antisemitisme te moeten zien vlak bij de plaats waarvandaan in de Tweede Wereldoorlog 46 duizend Amsterdamse Joden werden afgevoerd met de trams van het GVB om via Westerbork, met de treinen van onze eigen Nederlandse Spoorwegen, uiteindelijk via de schoorstenen van de crematoria in de vernietigingskampen in het duistere gat van de vergetelheid te belanden.
Ik durf me zelfs af te vragen: is er nog toekomst voor de Joodse gemeenschap in mijn vaderland?
Hoe was de officiële opening van het Holocaustmuseum? Koning Willem-Alexander, de president van Israël, de president van Oostenrijk en de voorzitter van de Duitse Bundesrat spraken indrukwekkende, goed afgewogen woorden. De muziek, de toespraak van mijn vriendje Emile Schrijver, directeur van het Joods Cultureel Kwartier, de overige sprekers, de stemmen van overlevenden, de kinderen en de ceremoniemeesteres Petra Katzenstein. Als ik goed wil verwoorden welke indruk deze onvergetelijke, historische dag op mij heeft gemaakt, dan las ik een paar regels in zonder woorden: .…..………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Ieder woord dat ik zou schrijven, zou er een te veel zijn, omdat de opening, de plechtigheid, het samenzijn alle woorden overstijgen. Het was een diep emotioneel gebeuren. Woorden beschrijven, maar woorden beperken ook en dus: geen woord kan ik eraan wijden.
En toch ging er ook iets niet goed, verkeerd. Gedurende de gehele happening werden de antisemitische protesten gehoord. De sprekers werden weliswaar niet overstemd, de muziek bleef hoorbaaar, maar hun gebrul was als vals klinkende achtergrondmuziek, die weliswaar niet afleidde van het perfecte programma, maar wel demonstreerde hoe nodig het Holocaustmuseum is. Mijns inziens was er niet voldoende rekening gehouden met de emotionele schade die werd aangedaan aan aanwezige overlevenden. En hoewel ik godzijdank pas na de oorlog ben geboren, voelde ook ik me gebruuskeerd door de schreeuwende menigte. Ik koester de vrijheid van meningsuiting, maar de beestachtige manier waarop ik werd nagescholden, en met mij dus allen die buiten de Snoge kwamen, vind ik onacceptabel. Ik begrijp niet waarom dit werd getolereerd. Ook de locatie vanwaar er werd gescandeerd, was pijnlijk: het Waterlooplein, de bron van het Joodse leven in de Jodenbuurt van toen!
Tijdens de plechtigheid had ik gelukkig mijn telefoon op ‘niet storen’ ingesteld, want een aantal telefoontjes waren binnengekomen van woedende Joodse mensen die, zo vernam ik later, het onacceptabel vonden dat er geprotesteerd mocht worden en de gasten bij het verlaten van de Snoge mochten worden nagejouwd. Bij de geweldige lunch in het Joods Museum en vooral ook bij het bezichtigen van het Holocaustmuseum heb ik heel wat pastorale zorg mogen verlenen. Velen voelden zich hevig gekwetst en in de steek gelaten … Maar toch overheerste bij eenieder het gevoel van dankbaarheid en vreugde dat dit geweldige monument officieel geopend werd.
Ik koester de vrijheid van meningsuiting, maar de beestachtige manier waarop ik werd nagescholden vind ik onacceptabel.
Met het antisemitische gebrul van vanmiddag nog gonzend in mijn oren heb ik de documentaire over de Joodse Raad bekeken. Het zal wel meevallen, werd er toen gedacht. En dus werd de Joodse Raad opgericht. Hoe kijken wij aan anno 2024 tegen het groeiend antisemitisme? Zal het wel meevallen?
Maar ik moet nu stoppen om mijn koffertje te gaan pakken en dan snel naar bed. Morgen om zes uur komt de taxi en zit ik om tien voor acht in het vliegtuig op weg naar Oporto voor een driedaagse conferentie over kasjroet. Ik hoop en verwacht daar een en ander alsnog te lernen. Kopstukken uit de rabbinale wereld, experts op het gebied van kasjroet, zullen de toespraken houden. Ik moet ook spreken, maar waarover en waar is me nog niet helemaal bekend. Waarschijnlijk bij de onthulling van het monument dat daar wordt onthuld ter nagedachtenis aan de slachtoffers van 7 oktober.
En ondertussen zweef ik tussen mijn bed en de documentaire over de Joodse Raad, ontmoet de kleinzonen van Asscher en Cohen, de voorzitters, en vraag me af of ik paniekzaaier ben of realist. De kleinzoon van Cohen vecht met mij mee tegen het opkomend antisemitisme. Ik voel mezelf niet onveiliger dan anders, maar het antisemitisme komt wel steeds dichterbij … am Jisraeel chai!
Eén reactie
Dank voor deze woorden. Zelf heb ik ook geen woorden om de schaamte die ik voel en daarbij de bezorgdheid over de antisemitische ontwikkelingen goed uit te drukken. In mijn omgeving zijn er al mensen die niet over durven spreken en dus maar zwijgen! We meenden geleerd te hebben dat je zeker van misdaden nooit moet wegkijken, dus nee toch niet. We spraken slechts vrijblijvend vanuit ons hoofd het ‘nooit meer’ uit, en nu het antisemitisme uit onze gronden tevoorschijn komt, wenden we -laf- en al te gemakkelijk ons hoofd af. Hoe meer mensen zwijgen, hoe groter het aantal mensen dat ook gaat zwijgen. Vandaar mijn bezorgdheid. Vanuit mijn hart voel ik medeleven met het joodse volk, dat opnieuw (letterlijk) te horen krijg dat zij hier niet welkom zijn, er niet bij horen. Nou: u hoort er 100% bij en als het zou kunnen meer dan dat!