Als naoorlogs straatschoffie wist ik dat De Telegraaf fout was in de oorlog. De eerste scheur in dat beeld ontstond toen Henk van Dorp en ik in 1979 twee kleurenbijlages voor Vrij Nederland maakten over voetbal en wielrennen in de oorlog. Na bestudering van de verslaggeving van sportwedstrijden en -bijeenkomsten in de oorlog in nagenoeg alle dagbladen was onze conclusie dat De Telegraaf niet fouter was dan kranten als Het Volk, Algemeen Handelsblad, Nieuwe Rotterdamsche Courant.
De laatste jaren is in diverse publicaties aangetoond dat De Telegraaf zich tot de machtsgreep van de fanatieke SS’er Hakkie Holdert in oktober 1944 nauwelijks negatief onderscheidde van andere dagbladen. Toch twitterde de 80-jarige journalist Bert Vuijsje onlangs weer: “En vergeet vooral niet het commentaar in De T bij de invoering van de Jodenster in ’41: ‘Zonder de Jood zou de vernietigingsoorlog waarin voor Europa alles op het spel staat niet ontbrand zijn … Nederlanders die niet kunnen besluiten hun vriendenomgang met Joden te staken of provocerend de bezettingsmacht tarten, lopen gevaar, zelf ook als Jood behandeld te worden … Men doet goed, dit thans, nu het nog niet te laat is, in alle nuchterheid te overwegen.’ Opdat wij, anders dan De Telegraaf zelf, niet vergeten.”
Waarschuwing
Gevolg door: “P.S. Sorry, 1941 moet 1942 zijn. Maar dat doet niets af aan deze schandvlek, die door De T tot de dag van vandaag systematisch wordt ontweken of gebagatelliseerd. De krant heeft zich nooit serieus rekenschap gegeven van zijn oorlogsverleden. Vandaar dat we er niet over ophouden.” Ik vrees dat Vuijsje geen benul heeft van de achtergrond van het inderdaad vreselijke commentaar. Hoofdredacteur Jaap Goedemans was in mei 1942 ontboden bij nazipropagandaminister Joseph Goebbels in Berlijn over de koers van De Telegraaf. Omdat Goedemans bleef weigeren meer pro-Duits te schrijven, werd zijn krant door de Presseabteilung van de bezetter gedwongen een door buitenstaander Hendrik Marinus geleverde tekst af te drukken.
Marinus was een voormalige redacteur van het socialistische dagblad Het Volk die zich in de eerste oorlogsjaren manifesteerde als fanatiek SS’er. Het triomfantelijk door Vuijsje geciteerde commentaar was de straf voor De Telegraaf en leidde tot vertrek van diverse redacteuren. De NRC trof in 1942 een vergelijkbaar lot. Nadat 72 verzetsstrijders waren gefusilleerd, moest de krant op 4 mei 1942 op bevel van de Duitse Pressechef Walter Dittmar schrijven: “Naar verhouding was een opmerkelijk aantal, tien procent, Joden hierbij betrokken. Hun doodstraff en waren een grimmige waarschuwing aan eenieder die nog verzet blijft bieden.”
De Telegraaf was de enige landelijke krant die op de dag van de capitulatie niet verscheen, omdat de hoofdredactie de inval als het einde van de vrije pers zag, waarna de genoemde Presseabteilung het ontslag van alle Joodse redacteuren eiste. ‘Niet-foute’ kranten als het Algemeen Handelsblad en Het Volk hadden net als persbureau ANP al snel na de machtsovername eigener beweging afscheid genomen van hun Joodse collegae. Bij het begin van de deportaties van Joden in 1942 hielp De Telegraaf diverse Joodse ex-redacteuren aan mogelijke onderduikadressen.
Aquarium
Veelzeggend is de kop ‘De rehabilitatie van De Telegraaf’ boven de recensie door Martin van Amerongen in VN van Niet voor publicatie, de legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting, de dissertatie van René Vos. In Dubbel zondebok, een boek over Joden in de media, concludeerde Pieter Hagen vorig jaar in navolging van diverse wetenschappers dat De Telegraaf niet ‘fouter’ was dan andere media. Hij schrijft dat het dagblad voor de oorlog zoveel Joodse journalisten in dienst had dat het redactiekantoor door de NSB het ‘Jodenaquarium’ werd genoemd.
Ten overvloede lijdt Vuijsje aan selectieve verontwaardiging. Meteen al op 15 mei 1940 eist Pressechef Willi Janke het ontslag van de Joodse eigenaar Salomon Frederik van Oss en redacteur Marcus van Blankenstein van de Haagse Post. Pieter Hagen: “De volgende dag ontbiedt Janke hoofdredacteur Bauduin. Deze verzekert hem dat hij zich persoonlijk nooit heeft kunnen vinden in Van Blankensteins commentaren. Hij kon het, zou hij later gezegd hebben, toch ook niet helpen dat het destijds bij de Haagse Post ‘een Jodentroep’ was?”
Dat ‘Jodentroep’ sluit naadloos aan bij wat Frans Oudejans in 1994 schreef over de oorlogsgeschiedenis van de HP na het gedwongen ontslag van Van Oss: “Maar het weekblad ging door, op een schandalige manier.” Wie was van 1996 tot de ondergang in 2000 de laatste hoofdredacteur van het weekblad dat na de capitulatie in 1940 op ‘schandalige manier doorging’? Bert Vuijsje. Omdat hij zich nooit serieus rekenschap heeft gegeven van het oorlogsverleden van zijn eigen tijdschrift, herinneren wij hem eraan. Opdat wij, anders dan Vuijsje zelf, niet vergeten.