Toen ik in NIW 34 de column ‘Thierry, je begon zo goed met FVD’ van Bart Schut zag langskomen was mijn eerste reactie om weg te swipen. Zoveel desinteresse in de feiten, zulke doorzichtige kwaadwillendheid. Toch besloot ik te reageren. Want de hardnekkige en vaak bewuste verdraaiingen die steeds maar terugkomen, dreigen zo langzamerhand een eigen leven te gaan leiden – en daarvoor is de missie te belangrijk. De structuur van het stukje van Schut is klassiek. Zo ging het bijvoorbeeld ook bij de beruchte antisemitische propaganda waar hij zelf zo’n tegenstander van zegt te zijn. Eerst bouw je circumstantial evidence op. De ene na de andere hele of halve onwaarheid debiteer je – maar in zo’n hoog tempo dat de lezer nalaat de aantijgingen te checken en vooral achterblijft met een gevoel van ‘waar rook is, is vuur’. Daarna geef je met een gefabriceerd slotverwijt een soort nekslag – hopende dat de lezer voldoende negatief gevoel heeft ontwikkeld om die fabricatie voor lief te nemen en mee te gaan in de demonisering.
We kunnen deze techniek elke dag terugvinden bij de NOS of de NRC wanneer daar bijvoorbeeld wordt bericht over Trump, over Brexit – of inderdaad: over Israël. Het is de wijze waarop de linkse mainstream te werk gaat, en lezers van dit blad zullen er maar al te vertrouwd mee zijn.
Een voorbeeld. Ik zou mijn proefschrift hebben ‘aangeboden’ aan Jean-Marie Le Pen. Op zichzelf klopt het dat ik het boek ooit eens aan hem heb overhandigd – dat was na een interview dat ik (samen met Geerten Waling) afnam met Le Pen – de bedoeling was het te publiceren in Elsevier maar de Parijse correspondent hield dat tegen omdat hijzelf zo’n interview wilde maken en ons betichtte van broodroof. Nu, dat overhandigen van je boek als bedankje voor een interview kun je natuurlijk ‘aanbieden’ noemen. Ik had destijds de gewoonte zo’n beetje iedereen die ik sprak een boek te geven. Maar dat is iets totaal anders dan het ‘aanbieden van je boek’ in overdrachtelijke zin – wat immers betekent dat je op een speciaal event iemand in het zonnetje zet, de ontvanger roemt als inspirator, enzovoorts. Van dat laatste is uiteraard nooit sprake geweest – hoewel dat precies is wat deze sluwe taalvondst suggereert – die ooit werd bedacht door een zekere Marijn Kruk en vervolgens dankbaar werd overgenomen door allerlei ‘journalisten’. Nu dus ook door Schut.
En zo gaat het door. Schut spreekt bijvoorbeeld van bewondering die ik zou hebben voor alt-right voormannen als Jared Taylor en Jordan Peterson. Over welke ‘bewondering’ gaat het hier? Niemand weet het. En wat hebben de op Japan georiënteerde Yale-alumnus Taylor en de door Solzjenitsyn geïnspireerde Peterson met elkaar gemeen? Zou Schut het zelf weten, zou hij zich ooit in deze mensen hebben verdiept? Of zou hij alleen wat obligate aantijgingen uit De Correspondent of Vrij Nederland hebben overgepend – zonder ook maar het minste journalistieke onderzoek? In elk geval heb ik voor beide heren geen bewondering en geloof ik dat zij, voor zover ik hun werk ken, vrijwel niets gemeenschappelijk hebben. Maar dat maakt voor Schut allemaal niet uit. In de column is de sfeer geschetst, het gevoel opgewekt.
En dan komt de poging tot nekslag. Ik zou mij ‘scharen’ achter ‘de’ standpunten van de Canadese filosoof en internet-ondernemer Stefan Molyneux. Aha. ‘De’ standpunten. Wat dan volgt is geen exegese van die ‘standpunten’ (want die kent Schut helemaal niet: hij heeft geen idee waar Molyneux mee bezig is, welke boeken hij publiceerde, etc.) maar slechts gezwaai met een of ander citaat, volledig out-of-context en zonder bronvermelding – een citaat dat ik zelf in elk geval nooit eerder heb gezien en dat me bevreemdend voorkomt.
Maar los daarvan: ik heb me nooit achter Molyneux geschaard. Ik heb van me laten horen omdat hij van social media werd afgegooid. Zoals ik ook van me liet horen toen Trump werd gecensureerd op Twitter. En ik de leider van een concurrerende partij, Geert Wilders, verdedigde toen hij in een politiek proces werd aangeklaagd vanwege zijn mening.
Is Bart Schut bekend met het gezegde “ik ben het oneens met uw standpunten, maar zal uw recht verdedigen die standpunten te uiten”? Vrijheid van meningsuiting is absoluut – of non-existent. Je kunt niet zeggen: voor dat standpunt is er wél vrijheid, voor dat andere niet. Je moet het principe verdedigen; of accepteren dat de machthebbers van het moment een gedachtepolitie ontwikkelen. En dat laatste is niet alleen wat nu gebeurt: het wordt door nuttige idioten als Schut kracht bijgezet, vergemakkelijkt: vergoelijkt. Buitengewoon triest.
Foto: Thierry Baudet