Dit zijn de dagen van introspectie, de dagen waarop wij terugkijken en ons afvragen: wie heb ik benadeeld, oneerlijk behandeld? Wie ben ik een excuus verschuldigd?
Ik neem dat serieus, vind het een van de mooiste tradities en was er ook altijd van overtuigd dat ieder lid van onze kehilla dit gebruik actief in praktijk bracht. Dat bleek niet waar. Toen ik een voormalig werkgever tijdens deze tien dagen om vergiffenis vroeg voor kwaad dat ik over hem had gedacht, kwam er een mailtje terug met de vraag waar ik in vredesnaam over sprak. “Jom Kipoer?” antwoordde ik nog. Er kwam geen antwoord terug.
Dat is verder niet zo relevant, want waar het werkelijk om gaat is het soul searching, je afvragen: waar ging ík de mist in?
Dat is zeker ook van toepassing op onze redactie. Op professioneel gebied moet je je het hele jaar door afvragen: waar zijn we mee bezig? Laten we ons niet voor een politiek karretje spannen? Hebben we alle partijen in de ontelbare conflicten recht gedaan? Waar ligt het onderscheid tussen journalistiek en roddel? Is een persoonlijk commentaar het geven van een mening of het presenteren van een afrekening? Bieden we ‘de tegenpartij’ op bijvoorbeeld de reactiepagina voldoende ruimte voor weerwoord?
Je eigen gedrag tegen het licht houden, ook als redactie, is essentieel om goed te blijven functioneren. Wat volgens mij níet de bedoeling is, is het volgende. Iemand die tijdens een moeilijke periode in mijn leven met plezier nog even zout in de wond strooide en op oneerlijke gronden nog extra druk op de ketel zette door te dreigen met een rechtszaak, kwam tijdens een Rosj Hasjanadienst grijnzend op mij af, stak zijn hand uit, en zei: “Nou, het is Rosj Hasjana, hè?” verwachtend dat ik die hand zou accepteren. Noem het mijn zwakte, maar ik kon het niet. Deze dagen gaan om meer dan goedkope gestes voor de bühne en loze gebaren zonder introspectie. Het is niet zomaar een handje dat ervoor kan zorgen dat de andere partij denkt: zand erover.
Iedereen die vindt dat het NIW hem of haar onheus heeft behandeld, vraag ik om vergeving. Vindt u dat wij fout zaten en voelt u zich niet gehoord? Dan hoor ik dat graag, maken we schoon schip en als u daarna de hand wil schudden, graag.
G’mar chatima tova en nog vele jaren.