Een paar dagen geleden vroeg de redactie van een podcast mij of ik iets wilde komen vertellen over de nieuwe regering in Israël. De redacteurs waren me via het NIW op het spoor gekomen, benaderden me via Instagram en vroegen of we even konden bellen. Meteen sloeg de paniek toe: wat moet ik straks zeggen? Als ik geïnterviewd word, kan ik soms precies het omgekeerde zeggen van wat ik vind. Ik raak verstrikt ergens tussen de vrees het niet goed te doen en de neiging te zeggen wat de interviewer volgens mij wil horen.
Daarbij: als media mij benaderen om alleen ergens als Joods poppetje plaats te nemen, zeg ik vrijwel altijd nee. Soms word ik benaderd om samen met een conservatieve christelijke vrouw en een moslima geïnterviewd te worden over een onderwerp als feminisme. Dan voel ik mij zelden geroepen de vertegenwoordiger van een hele groep te zijn. Ik heb mij, zeker vergeleken bij mensen met een conservatieve achtergrond, niet hoeven loswrikken van mijn oorsprong om te kunnen zijn wie ik nu ben.
Platgeslagen
“Bellen is prima, wat is jullie insteek precies?” typte ik misleidend optimistisch aan de redactie terug. “We zoeken iemand met een Joodse achtergrond die iets wil komen vertellen over de Israëlische regering,” legde de redactrice twee minuten later telefonisch uit. Toch een beetje dat Joodse poppetje dus. “Ik ben maar een willekeurig individu hoor,” ontglipte om onbegrijpelijke redenen mijn mond. “Ik ben zeker geen expert, alleen maar Joods.” Ben ik een expert op het gebied van vrouw-zijn omdat ik er een ben? Ben ik een expert op het gebied van Rotterdam omdat ik er woon?
Ze zochten geen expert, zeiden ze, want de presentator is een conflictjournalist die veel over het Midden-Oosten weet. Ze zochten juist een Joods iemand die persoonlijk iets bij het thema voelde.
Aan gevoelens geen gebrek bij dit onderwerp, integendeel. Het lijkt zowat onmogelijk iets over Israël te zeggen zonder door de ene groep een vuile zionist genoemd te worden en door de andere een naïeve linkse schande. Het debat is zo platgeslagen dat er alleen nog maar verkeerde antwoorden bestaan. Er zijn mensen in de EU om dit onderwerp vermoord, het is geen ongevaarlijke kwestie. Leidt niet juist die verwarring tussen ‘Joods’ en ‘Israëlisch’ deels tot de gevaren voor herkenbare Joden op straat?
Vrouwenargument
Nadat ik alle moed uit mijn schoenen weer naar boven had getrokken, zei ik ‘nee’ tegen de redactie en voegde eraan toe dat het mij toch beter leek een expert te vragen. Wel vond ik dat weer een typisch vrouwenargument, want zeg nou eerlijk: welke man zou ooit van zichzelf vinden dat hij geen expert is op het gebied van wat dan ook? Toch twijfelde ik een klein beetje. Als de meer gematigde mensen zwijgen, blijft het debat voor eeuwig zo zwart-wit. Heb ik mogelijk de morele plicht een genuanceerd verhaal te vertellen? Om mensen te laten weten dat dit verhaal ook bestaat?
Regelmatig heb ik met vrienden gesprekken over dit onderwerp, waarin zij eerlijk vertellen dat ze het thema soms niet eens meer met goede vrienden kunnen bespreken. Na het telefoontje met de redactie vroeg ik een paar Joodse vrienden om hun mening. Zij gaven allemaal aan die kwesties niet langer in het openbaar te willen bespreken. Een van hen zei: “Het is gewoon niet mijn strijd.” Nee, mein Kampf is het ook niet. Die van mij speelt zich af op andere vlakken.
Misschien heb ik wel de plicht om die twijfel openbaar te maken. Daarom schrijf ik nu deze column.