De deze week overleden parlementair journalist Julius Vischjager (1937-2020) werd in diverse media herdacht als hofnar. Maar mijn goede vriend was vooral een groot causeur en journalistiek alleskunner. Als hoofdredacteur, verslaggever, fotograaf en uitgever van eenmansblad ‘The Daily Invisible’ bracht hij zijn handgeschreven teksten (‘Ik tik niks uit, ik ben al getikt’) zelf op stadsterrassen aan de man. De bijbehorende overtuigingskracht en woordenbrij leverde hem de bijnaam ‘Julius Wegjager’ op. Het deerde hem niet: naast verwardheid was vriendelijkheid zijn handelsmerk.
De media memoreerden vooral zijn vastrecht op de laatste persvraag aan de premier. Maar Julius was niet zo van de vragen. Zijn radioprogramma ‘Hoebedoelu?’ bestond voornamelijk uit monologen tegen een verbijsterde studiogast. Voor dit blad geïnterviewd, keek hij terug op een leven van gebroken scherven, niettemin opgewekt van de ene naar de andere anekdote hoppend, ‘namedropping’ allesbehalve schuwend. Toch zat er lijn in zijn levensloop: buitenbeentje, niet-erkend kind van bioscoopexploitant Julius Vleeskruijer bij cassière Caroline Vischjager. Beiden in het verzet, beiden vermoord in de oorlog. Als peuter werd Julius gered uit de rij bij de Hollandsche Schouwburg. Later bivakkeerde, en niet alleen vanwege de piano, hij vaak in café Eik en Linde, even verderop. ‘Daar gaat alles op terug.’ Toch kwam hij niet gekneusd over: ‘Ik vind het een bevrijding geen familie te hebben.’
Afgestudeerd aan het conservatorium kreeg hij één dochter, die hij nooit meer zag. Over zijn Joodse achtergrond was hij terughoudend. Dat brak hem op in Berlijn, waar hij ingreep toen een op het holocaust-monument van steen tot steen springende kleuter werd gecorrigeerd ‘door een lokale Feldwebel.’ Voor straf moest Julius in het museum daaronder twee uur lang gedwongen de sjoa tot zich nemen. De ervaringsdeskundige gaf ditmaal geen kik.
Vischjager werd deze week verdronken aangetroffen in de Amsterdamse Ringvaart, driehonderd meter van zijn huis. Daarmee laat hij zijn laatste journalistieke opdracht na. Gestruikeld? Keuze? Moge zijn ziel gebundeld worden in het licht van het eeuwige leven. Al is rachmones, mededogen, met het Opperwezen wel op zijn plaats nu Julius daarboven ongetwijfeld nog lang de laatste vraag claimt.